Ga direct naar de content

Statistiek

Geplaatst als type:
Gepubliceerd om: maart 23 2006

statistiek
Hoge groei van FDI in oostelijke EU-lidstaten
Buitenlandse directe investeringen (FDI) tussen EU-lidstaten vormen een indicatie van economische integratie. Met name voor de in 2004 en 2007 toegetreden EU-lidstaten (EU12) is FDI-instroom een mogelijkheid om economisch
te moderniseren. Dit kan leiden tot een hogere productiviteitsgroei, creatie van
werkgelegenheid, specialisatie en meer concurrentie. FDI kan worden aangewend
voor fusies en overnames (brownfield investeringen) of om nieuwe activiteiten te
ontplooien (greenfield investeringen).
Uit onderzoek van de Europese Commissie (Enlargement, two years after: an
economic evaluation) blijkt dat het aandeel van de EU12 in de totale FDI-instroom
in de EU nog laag is (ongeveer vier procent in 2004). Echter voor de EU12 is
deze instroom substantieel. Veruit de meeste investeringen komen terecht in de
drie grootste economieën, Polen, Hongarije en Tsjechië, waar met name de autoindustrie veel kapitaal aantrekt. De EU15 zijn, met 77,5%, de grootste buitenlandse investeerders in de EU12. Nederland is de grootste investeerder, daarna
Duitsland en Frankrijk. Desondanks zijn in 2004 maar vier procent van de totale
buitenlandse directe investeringen van de EU15 gedaan in de EU12 tegen 53%
binnen de EU15 en 12% in de VS. Het grootste deel van de buitenlandse directe
investeringen wordt gedaan in de dienstensector, gevolgd door industrie.
De grafiek laat de procentuele toename in FDI zien tussen 1997 en 2004
(exclusief Bulgarije, Cyprus, Hongarije en Roemenië), waarbij de grote verschillen in toename opvallen. Slowakije, Estland en Tsjechië laten duidelijk een
grotere toename zien dan de EU15, maar Letland en Slovenië blijven duidelijk
achter. Hiervoor kunnen verschillende oorzaken zijn, bijvoorbeeld de omvang en

HELEEN HOFMANS (MINISTERIE VAN FINANCIËN)

ligging van het land, het ondernemingsklimaat, het
opleidingsniveau en de mate van technologische
ontwikkeling. Het niveau van FDI in de EU12 is dus
weliswaar laag, maar de groei is in veel van deze
lidstaten hoog. De instroom van FDI geeft deze
lidstaten de mogelijkheid om het lage bbp per capita
substantieel te verhogen. Wellicht is er dus een
verband met de grote toename in totale factorproductiviteit en de hoge economische groei die de EU12
de afgelopen jaren heeft gekend.
Groei in voorraad FDI per lidstaat 1997–2004
600
Index (1997=100)

Internationaal

500
400
300
200
100
0
EU15

CZ

EE

LT

CZ = Tjechië
EE = Estland
LT = Litouwen

LV
MT
Lidstaat

LV = Letland
MT= Malta
PL = Polen

PL

SI

SK

SL = Slovenië
SK = Slowakije

Bron: Berekeningen Europese Commissie

Monetaire Zaken
De DNB-conjunctuurindicator, welke is weergegeven in de rubriek ESB Kompas,
geeft aan dat Nederland zich bevindt in een fase van hoogconjunctuur. Dit blijkt
in de thermometerafbeelding uit de positieve waarde van 0,35 voor de realisatie
van de huidige toestand van de conjunctuur. Deze waarde is sinds begin 2001
niet zo hoog geweest, getuige de historische weergave van de referentiereeks in
de grafiek. De uitslag van de thermometer is nog positiever voor de komende
zes maanden. Dit betekent dat de economie de komende tijd harder groeit dan
potentieel. Uit de conjunctuurindicator vloeit een technische groeiraming voort
voor de jaar-op-jaar volumegroei van het bbp van gemiddeld 3,2% voor 2007.
De referentiereeks is gebaseerd op de consumptie door huishoudens, de industriële productie en het aantal ingehuurde uitzendarbeidskrachten. De cyclische
bewegingen van de laatste twee variabelen zijn eveneens weergegeven in de
grafiek. Ten opzichte van de vorige conjunctuurcyclus is het herstel van de industrie meer vertraagd. Pas in het vierde kwartaal van 2006 trok de groei van de
industrie sterk aan, tot 3,9% ten opzichte van het jaar daarvoor. Dit herstel ging
gepaard met een substantiële groei van de binnenlands geproduceerde uitvoer.
Het percentage producenten in de industrie dat belemmeringen ondervindt door
een tekort aan personeel neemt sinds de tweede helft van 2006 toe. De sterk
verbeterde arbeidsmarktsituatie wordt weerspiegeld in de volumegroei van de
uitzendsector. De uitzendbureaus zijn verantwoordelijk geweest voor ruim een
kwart van de bovengemiddelde groei van 11,2% van de financiële en zakelijke
dienstverlening in de huidige conjunctuurcyclus. Het krachtige en tijdige herstel
van de uitzendbranche is in de grafiek zichtbaar in de cyclische beweging van de
uitzendmarkt, welke is gebaseerd op cijfers van de branchevereniging.

176

ESB

23 maart 2007

DNB-Conjunctuurindicator, industriële productiecyclus
en uitzendcyclus
gestandaardiseerde afwijking tov de trend

Industriële productie nader bezien

ARD DEN REIJER (DNB)

2
1,5
1
0,5
0

0,35
83

85

87

89

91

93

95

97

99

01

03

05

07

-0,5
-1
-1,5
-2
-2,5
referentie, t/m december 2006
Cyclische beweging uitzenduren
Cyclische beweging industriele productie

Bedacht moet worden dat de toegevoegde waarde
van een uitzendkracht in de Nationale Rekeningen
neerslaat in de zakelijke dienstverlening, zelfs als de
uitzendkracht pure machinearbeid verricht in een fabriek. Voor de samengestelde referentiereeks is deze
boekhoudkundige verwerking minder relevant, omdat
het vertraagde herstel van de industriële productie
met het krachtige herstel van de uitzendbranche
wordt gemiddeld.

Financiële Markten

MARCEL TAK (FDA)

Koersval aandelen is rimpeling
Waren het de Chinese overheidsmaatregelen tegen
illegale aandelenhandel, met een negen procent
koersval van de Chinese beursindex als gevolg? Is
voormalig FED-voorzitter Greenspan, die een recessie waarschijnlijk, mogelijk, of niet uitgesloten
achtte, de hoofdschuldige? Enkele tegenvallende
economische cijfers zoals de Amerikaanse bbp-groei
van 2,2% (bijgesteld van 3,5%) en de daling van

Yen versus de euro en de dollar (stijging is depreciatie)
160

Â¥

Â¥
123
122

158
121
156

120
119

154
118
117

152
yen vs. euro (links)

116

yen vs. dollar (rechts)

150

115
114

148
Nov

Dec

Jan

Feb

Mar

de duurzame orders (min 7,8%) leken zijn sombere prognose te ondersteunen.
De wereldwijde koersval van aandelen, die op 27 februari inzette, kan zelfs een
naijleffect zijn van de waarschuwingen van verschillende centrale banken tegen
de wereldwijde speculatie in risicovolle instrumenten via de Japanse yen. De
eenvoudigste verklaring is mogelijk de beste: een golf van winstnemingen na een
gestage toename van de aandelenkoersen zette de beurzen een procent of zeven
lager. Die daling ontstond door de genoemde combinatie van factoren en had
geen specifieke oorzaak.
De turbulentie op de aandelenmarkt spreekt het meest aan, maar monetaire
beleidsmakers maken zich meer zorgen omtrent de speculatie rond de yen. De
Japanse munt is de afgelopen jaren gestaag in waarde gedaald, zowel ten opzichte van de euro als de dollar. Door de extreem lage Japanse rente wordt de
munt gebruikt als leenvaluta om vervolgens wereldwijd posities in te nemen.
De dalende yen en stijgende aandelen- en obligatiekoersen leverden zo grote
winsten op. Het is niet verwonderlijk dat deze hefboomposities beleggers alert
maken op een mogelijke omslag in het Japanse rentebeleid of trendomkeer
in de koersontwikkeling van de yen. Dat verklaart de scherpe marktreacties.
Een omslag in de monetaire en reële sfeer is echter (nog) niet aan de orde.
De renteverschillen met Japan zijn groot en de Japanse centrale bank volgt
een uiterst behoedzaam monetair beleid. De gematigde groeivertraging in de
wereld past heel goed binnen het goldilock-scenario. Er is geen aanleiding te
veronderstellen dat de neerwaartse trend op de beurzen aanhoudt. De huidige neergang lijkt eerder een rimpeling in de opwaartse beweging dan een
trendbreuk.

Arbeidsmarkt

KARIN HAGOORT (CBS)

Inkomenspositie van gehuwde of samenwonende
vrouwen van 25 tot 44 jaar, 2004

hadden vaker betaald werk: 84 procent. De bijdrage van vrouwen aan de totale
inkomsten uit arbeid van het huishouden blijft echter laag.

100%
80%
60%
40%
20%
0%
geen kinderen
van 0-11 jaar

jongste kind
van 0-3 jaar

jongste kind
van 4-11 jaar

Verdient 50 % of meer van jaarinkomsten uit arbeid huishouden
Verdient 25% tot 50% van jaarinkomsten uit arbeid huishouden
Verdient minder dan 25% van jaarinkomsten uit arbeid huishouden
Heeft geen inkomsten uit arbeid

Bron: CBS

Inkomsten van gehuwde en
samenwonende vrouwen
In 2004 waren er 1,9 miljoen gehuwde of samenwonende vrouwen tussen de 25 en 45 jaar, van wie
1,2 miljoen met thuiswonende kinderen jonger dan
twaalf jaar. Van de vrouwen met jonge kinderen had
71 procent betaald werk. Vrouwen zonder kinderen
en vrouwen met kinderen van twaalf jaar of ouder

Vrouw draagt weinig bij aan inkomsten van het huishouden
Minder dan een kwart van de vrouwen zonder kinderen jonger dan twaalf jaar
verdient de helft of meer van de huishoudinkomsten. Voor vrouwen met kinderen
van vier tot twaalf jaar oud is dit aandeel zelfs maar tien procent. Ook het aantal
vrouwen dat een kwart tot de helft van de totale huishoudinkomsten uit arbeid
verdient, is opvallend laag. Meer dan de helft van de vrouwen met jonge kinderen verdient minder dan een kwart van de huishoudinkomsten. Van de vrouwen
zonder jonge kinderen draagt bijna dertig procent minder dan een kwart bij.
Vrouwen met kinderen van vier tot twaalf jaar hebben niet vaker betaald werk
dan vrouwen met kinderen van nul tot vier jaar. Hun bijdrage aan de inkomsten
van het huishouden is zelfs lager dan van vrouwen met hele jonge kinderen.
Hoger opgeleide vrouwen verdienen meer
Vrouwen met een hbo of universitaire opleiding werken vaak meer uren per week
en hebben een hoger uurloon dan vrouwen met een lager opleidingsniveau. Het
effect hiervan wordt nog eens versterkt doordat hoger opgeleide vrouwen minder
vaak jonge kinderen hebben. Daarom is hun aandeel in de inkomsten uit arbeid
van het huishouden groter dan van lager opgeleide vrouwen.

ESB

23 maart 2007

177

Auteurs

Categorieën