De Nederlandse retailbanken krijgen zware concurrentie van techbedrijven, zo zwaar dat hun voortbestaan in het geding is. Wat betekent dat voor klanten, voor het verdienmodel van de banken en voor de overheid als marktmeester?
In het kort
– De technologische revolutie in de financiële sector kan leiden tot het verdwijnen van retailbanken in de huidige vorm.
– Banken moeten innoveren en hun verdienmodel veranderen om de concurrentie van techbedrijven aan te kunnen.
– Bij deze revolutie past een overheid die zorgt voor een gelijk speelveld en die de wetgeving snel moderniseert.
Dat er in de afgelopen decennia maar weinig sectoren in de economie zo drastisch veranderd zijn als de financiële sector, hebben weinig mensen helder voor ogen. En die veranderingen staan de komende jaren niet stil, maar gaan alleen maar sneller. Binnen enkele jaren is de too-big-to-fail-bank wellicht ingeruild voor een bankdienst op je telefoon. Een financiële sector zonder bankfilialen, pinpassen, contant geld of betaalrekeningen – wie had dat een paar decennia geleden kunnen bedenken? Je betaalt met je telefoon, belegt je spaargeld met high-frequency en algoritmisch, en zet elke valuta om in cryptovaluta op je rekening bij Google, Facebook of een andere techgigant.
Vier scenario’s
Hoe kan die toekomst vorm krijgen? In een publicatie uit 2016, De toekomst van de Nederlandse financiële sector, noemt het Centraal Planbureau (CPB) twee allesbepalende beleidskeuzes (Bijlsma en Veldhuizen, 2016): hoe we met onze financiële persoonlijke data omgaan (worden die vrij verhandelbaar, of blijven ze vooral bij de bank zelf?), en hoe nationaal of internationaal de regelgeving wordt. Op basis hiervan schetst het planbureau vier toekomstscenario’s (figuur 1).
Houden we voornamelijk de nationale financiële regelgeving en beperkt het delen van financiële data zich tot een minimum, dan gaan we afstevenen op nationale bankconglomeraten, waarbij de fintechinnovaties en -bedrijven vooral door de banken zelf geabsorbeerd zullen worden. Blijft de regelgeving nationaal maar delen we onze data, dan hebben kleinere fintechbedrijven de kans om functies van de traditionele banken over te nemen. We zullen dan sterkere concurrentie tussen banken en ondernemers zien. Wordt de regelgeving internationaler en houden we de data bij de banken, dan zullen we grote internationale bankconglomeraten zien. Ook hier zullen fintechbedrijven vooral geabsorbeerd worden door bestaande banken.
Het laatste en meest relevante scenario is echter dat de regelgeving steeds internationaler wordt én dat we onze data steeds meer gaan delen. Financiële wetgeving wordt nu al hoofdzakelijk op Europees of internationaal niveau vastgelegd. Gek is dat niet, want banken zelf kennen ook geen grenzen. We zijn daarnaast ook steeds meer bereid om onze persoonlijke data te delen met bedrijven die ons voordeel kunnen opleveren – en met de inwerkingtreding van PSD2 (Payment Services Directive II) is het delen van financiële informatie straks ieders goed recht.
Grote fintechbedrijven en techgiganten kunnen daardoor een markt betreden die traditioneel aan banken was voorbehouden. Dat leidt wellicht tot een proces van creatieve destructie in het huidige financiële stelsel – Schumpeter meets Zuckerberg. Daarbij zullen we steeds meer zien dat bedrijven zoals Google, Facebook of hun opvolgers de functies van banken gaan overnemen.
Dit is geen toekomstmuziek, maar gebeurt nu. GooglePay en ApplePay begeven zich op de betaalmarkt. Met één bankvergunning kan Applepay de hele Europese Unie bedienen en dat doet ze dan ook. ApplePay biedt betaaldiensten aan in Italië en Spanje via haar samenwerking met het Nederlandse bunq.
Het is geen toeval dat juist deze techbedrijven interesse hebben in het betalingsverkeer. Ze weten van alles van hun gebruikers – vooral in welke producten ze geïnteresseerd zijn, al was het maar omdat de gebruikers die avondenlang googelen en liken. Ze weten alleen nog niet of de gebruikers die producten uiteindelijk kopen en, zo ja, hoe. Het businessmodel achter een ‘gratis’ bankdienst is daarmee hetzelfde als dat achter andere gratis diensten: de gebruiker betaalt met zijn of haar persoonlijke informatie.
Voor de klant
Deze ontwikkeling in de markt heeft gevolgen voor de klant, de bank en de wetgever. Allereerst de klant. De Nederlandse klant is al veel gewend. Er zijn weinig landen waar het betaalverkeer zo uitgebreid en efficiënt is als in Nederland. Vorig jaar had 98 procent van de Nederlanders een pinpas en werd nog maar een kwart van de boodschappen contant betaald (Bron: Nederlandse Betaalvereniging). Nederland is een van de weinige landen in Europa waar digitale betalingen gewoner zijn dan cashbetalingen. Tegen die achtergrond is Nederland een ideale basis voor de volgende stap: de gratis bank op je smartphone. Geen papier, geen bankfiliaal, geen geldautomaat en zelfs geen pinpas – gewoon een app, ongetwijfeld met zo veel handige snufjes dat Nederlanders er massaal instappen. Zij zullen dan waarschijnlijk profiteren van betere, snellere en innovatievere service.
Voor de bank
Voor de huidige banken gloort er een minder zonnige toekomst. Veel banken kampen met aanzienlijke kosten en grote legacy-problemen uit de ‘oude markt’: een uitgebreid kantorennet, een bijna dekkend net van geldautomaten, ICT-systemen uit vervlogen tijden, en vooral veel en duur personeel. Daartegenover zien we nieuwe toetreders die komen met vernieuwende producten, beschikken over een superieure, disruptieve technologie en die werken volgens een geheel ander verdienmodel. Banken zullen de hete adem van deze toetreders voelen, én op deze toetreders moeten inspelen door snel te innoveren. Banken die zich hebben toegelegd op ‘kale’ bankdiensten voor een groot publiek, zien de grootste uitdaging tegemoet. Kale bankdiensten lenen zich namelijk het meest voor digitalisering. Banken die een niche in de markt bedienen, zoals private banking of groen bankieren, gaan dat pas later voelen of in mindere mate.
Of traditionele banken in die vernieuwde markt een rol blijven houden, is afhankelijk van hun eigen kracht om te innoveren en te veranderen. De concurrentie zal leiden tot een betere dienstverlening, meer technische mogelijkheden en een betere prijs. Dit is een schoolvoorbeeld van creatieve destructie: wie zich niet aan kan passen, is gedoemd te verdwijnen. De toekomst van bestaande retailbanken is daarmee tamelijk binair: óf ze verdwijnen en bigtech neemt hun plaats naadloos in, óf ze ontdoen zich razendsnel van hun erfenis en transformeren zich tot vernieuwde banken met een geheel ander verdienmodel.
Wij hebben een groot vertrouwen in de Nederlandse banken. Die hebben immers al eerder laten zien voorop te lopen in het accepteren en integreren van financiële innovaties. Buitenlanders kijken met afgunst naar hoe Nederlanders elkaar na een avondje uit gewoon een rekening per ‘tikkie’ sturen. Dat is ondenkbaar in veel andere (Europese) landen.
Voor de overheid
Maar de noodzakelijke transformatie van de bestaande banken kan alleen lukken als de overheid daar ook de ruimte voor geeft. In het meest waarschijnlijke CPB-scenario staat of valt de toekomst van het Nederlandse bankwezen met het vermogen om de concurrentie met de techbedrijven aan te gaan.
De wetgever speelt hier een belangrijke en marktvormende rol. Als wij hechten aan een financiële sector die is geworteld in Nederland, eerlijke concurrentie tussen bigtech en de banken op prijs stellen – of, cynischer, als we niet achteraf willen constateren dat we Big Bank hebben ingeruild voor Big Tech – dan moeten we ook het speelveld creëren dat daarvoor nodig is: wetgeving moet moderner, er moet een gelijk speelveld zijn en achterhoedegevechten moeten vermeden worden.
Moderniseer de wetgeving
De ‘nieuwe markt’ stelt ons voor uitdagingen die we niet rustig kunnen afwachten, op straffe van destabilisering van de economie. Zo waren de misstanden rond de bitcoin weliswaar gering van omvang, maar was het alarmerend dat De Nederlandsche Bank en de Autoriteit Financiële Markten als toezichthouders met lege handen stonden. En wat te denken van de Zuid-Afrikaanse app MyTreasury? Deze app vergelijkt 600 rentetarieven en boekt meteen je spaargeld over naar de bank met het hoogste tarief. Goed voor de klanten die hierdoor meer rente ontvangen, maar het kan ook leiden tot onverwachte miljardenstromen met gevolgen voor de stabiliteit. Het beste voorbeeld van proactieve wetgeving is overigens PSD2, maar de implementatie daarvan is in veel lidstaten zorgwekkend vertraagd.
Dit vraagt om een terugkeer naar principle-based wetgeving, die we de laatste jaren hebben ingeruild voor een meer rule-based benadering. De wetgever moet regels maken die overeind blijven bij de technische ontwikkelingen: de wetgeving moet zo generiek zijn dat nieuwe producten er meteen onder vallen.
Gelijk speelveld
Banken zijn sinds de kredietcrisis overladen met wet- en regelgeving. Een deel daarvan was logisch en noodzakelijk, een ander deel is vooral symbolisch en belastend. Techbedrijven zijn slim genoeg om die regels en het bijbehorende compliance-circus buiten de deur te houden, bijvoorbeeld door een partnerschap met een relatief kleine bank aan te gaan. Ze dragen evenwel net zo goed bij aan het systeemrisico van de financiële sector.
De oplossing is tweeërlei. Ten eerste: durf weer eens wat regels te schrappen. Niet alle wetgeving is effectief gebleken en niet alle wetgeving is nodig in een nieuw tijdperk. Red tape is een rem op innovatie, zeker voor de bestaande banken, maar andersom geldt ook: een teveel aan regelgeving maakt nieuwe toetreders ‘too small to comply’ en fungeert daarmee als toetredingsbarrière. Ten tweede: zorg dat de regels die overblijven voor alle spelers gelden. Wetgeving specifiek voor financiële instellingen schrijven, is ouderwets.
Voer geen achterhoedegevechten
Vasthouden aan het oude verzwakt vooral de positie van de huidige marktpartijen. In een maatschappij waarin mensen gewend zijn geraakt aan de afruil tussen diensten en data, legt het huidige verdienmodel van banken het af tegen dat van op data gebaseerde techbedrijven. Banken zullen iets willen en moeten doen met de waardevolle informatie die zij tot hun beschikking hebben. De politiek moet daarbij het goede debat voeren: over het waarborgen van privacy en veiligheid, niet over het handhaven van de status quo. Hetzelfde geldt voor de gemakkelijke pleidooien voor een bankfiliaal in elk dorp of een geldautomaat om de vijf kilometer. De les is daar dezelfde als bij het gesteggel rond de groene telefooncel en de oranje brievenbus: niet de verouderde infrastructuur beschermen, maar zorgen dat diensten die die infrastructuur mogelijk maakt een nieuwe jas krijgen.
Literatuur
Bijlsma, M. en S. van Veldhuizen (2016) De toekomst van de Nederlandse financiële sector: FinTech en regulering. CPB Policy Brief, 2016/16.
Auteurs
Categorieën