Ga direct naar de content

Schuld en rente

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: februari 18 1987

Schuld en rente
De oplossing van het Internationale
schuldenvraagstuk Is nog niet in zicht.
De grote vraag is hoe het probleem
aangepakt moet worden: symmetrisch
met concessies en aanpassingen van
alle betrokkenen, of eenzijdig, schokkend en met harde landingen.
De symmetrische, elegante oplossing vergt – zoals de meeste succesvolle benaderingen van moeilijke en ingewikkelde vraagstukken – alleen
maargezond verstand en een pragmatische houding. Jammer dat de afgelopen jaren de Angelsaksische kampioenen van het pragmatisme deze goede
beginselen zo vergeten zijn.
De gezond-verstandoplossing is gebaseerd op drie vaststellingen:
– deschuldenlanden – envooraldie
in Latijns-Amerika – zijn tot op heden zeer verantwoordelijk opgetreden. Ondanks een zekere politieke
retoriek hebben zij ondertussen
hun rentelasten trouw betaald en
datterwijl de renteniveaus de afgelopen vijf jaar ongelooflijk hoog
waren;
– de schuldenlanden hebben dat resultaat bereikt door een stringente
beleidsaanpassing en -inspanning.
Zij hebben daarvoor een hoge sociale en economische prijs betaald.
Het inkomen per hoofd als maatstaf
nemend, stond in 1985 LatijnsAmerika gemiddeld op hetzelfde niveau als in 1977: 8 verloren jaren.
Bolivie, Peru en Jamaica tuimelden
20 jaar achteruit, Argentinie 18,
Brazilie en Mexico ‘slechts’ 6, enz.
Achter deze gemiddelden, die al
erg genoeg zijn, verschuilt zich het
feit dat voor bepaalde bevolkingsgroepen de teruggang in inkomen
tot 30 a 40% kan oplopen. Die boog
kan natuurlijk niet gespannen blijvenl
– het aanpassingsbeleid is tot op heden asymmetrisch geweest met de
grootste last op de schouders van
de schuldenlanden. Het wordt de
hoogste tijd over te stappen op een
symmetrisch beleid dat eveneens
aanpassingen vergt van de twee
andere verantwoordelijke partijen,
nl. de commerciele banken en de
OESO-landen. Dit geldt vooral die
landen die om zuive’r interne redenen de rentevoet tot ongehoorde
hoogte hebben opgevoerd, met name de Verenigde Staten.
In de jaren zeventig was de reele
rente laag en soms zelfs negatief, gezien de hoge inflatie. Maar de banken,
niet van gisteren, introduceerden het
z.g. zwevende of flexibele renteni-

L.J. Emmerij

veau, dat nu voor bijna de helft van de
internationale schulden van de ontwikkelingslanden geldt. Door een verandering in het financieel-economische
beleid in de VS school de rente omhoog van zo’n 12% in 1979 tot een kleine 18% in 1981 met navenante gevolgen voor de reele rente. De rest is bekend: de commerciele banken trokken
zich terug uit het verstrekken van leningen aan ontwikkelingslanden; de
stroom nieuw krediet droogde pijlsnel
op – zonder de tussenkomst van het
IMF zou ze tot nul zijn gedaald; er
kwam een ‘negatieve’ kapitaalstroom
op gang: de Latijnsamerikaanse landen betaalden tussen 1982 en 1984
$ 100 mrd. aan het Noorden, wat neerkomt op meer dan 4% van het regionale inkomen! Dit alles wil zeggen dat de
interne mobilisatie van middelen voor
een groot gedeelte wordt gebruikt om
de schuld af te betalen en niet voor investeringen in ontwikkelingsprojecten.
Het idee dat deze negatieve stroom
van Zuid naar Noord kon worden gecompenseerd door internationale investeringen is naief. Net zo naief is het
idee dat het ‘handelen’ in schulden en
het omzetten van schulden in vaste activa zoden aan de dijk zou kunnen zetten. Het gaat hierbij slechts om kleine
percentages van het gehele schuldenbedrag. Dit lijken mij beide ideeen die
de aandacht afleiden van het hoofdprobleem: de hoge rente. Er zou geen
internationale schuldencrisis zijn ontstaan als de reele rente op het historische niveau was gebleven. De reele
rente in de VS gedurende 1920-1979
kwam net boven de 1 % uit. Gedurende
de twintigjarige periode 1960-1979
was die 1,3%. Door de sterke daling
van de inflatie na 1981 steeg de reele

rente tot 10% per jaar tussen 1981 en
1984!
De nominale rente zou, historisch
gezien, nu beneden de 5% moeten liggen, terwijl hij in werkelijkheid rond de
10% zweeft! De hoofdschuldige aan
de schuldencrisis is de rente.
Het machtigste land ter wereld heeft
het zodoende voor elkaar gekregen
dat de rest van de wereld zijn begrotingstekort financier! – een tekort dat
een gevolg is van een combinatie van
belastingverlaging en verhoging van
de militaire uitgaven. Een verlaging
van het reele renteniveau tot zijn historische waarde houdt een akkoord in
tussen de VS, Europa en Japan om het
tekort van de VS te blijven financieren
tot het begin van de jaren negentig. Zodoende is de oplossing van het schuldenvraagstuk niet mogelijk zonder een
aanpassing van het internationale monetaire stelsel, b.v. in de richting van
het vermijden van unilaterale handelingen van welk land dan ook.
Het wordt tijd over te stappen op een
symmetrisch aanpassingsbeleid van
de schuldenlanden, de commerciele
banken en de OESO-landen te zamen.
Het schuldenprobleem moet worden
gezien als wat het is: een externe
schok veroorzaakt door het financieeleconomische beleid van de geindustrialiseerde landen. Dat beleid moet worden gecorrigeerd, want het kan ook om
interne redenen niet doorgaan. Het
zou zeer dom zijn van de schuldenlanden zich aan te passen aan omstandigheden die korte-termijn- en uitzonderlijke factoren weerspiegelen en niet
zijn gebaseerd op een lange-termijnevenwichtspad. Het zou nog dommer
zijn de schuldenlanden te verplichten
zo’n foul te maken, hen daarmee dwingend tot unilaterale actie.

Auteur