Ga direct naar de content

Ruimte voor bemiddelen

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: april 14 1999

Ruimte voor bemiddelen
Aute ur(s ):
Keuzenkamp, H.A.
Ve rs che ne n in:
ESB, 84e jaargang, nr. 4201, pagina D36, 29 april 1999 (datum)
Rubrie k :
Dossier Zoeken is vinden
Tre fw oord(e n):

Als de vraag en het aanbod van tomaten niet helemaal op elkaar aansluiten, besluit de veilingmeester nogal eens om wat tomaten ‘door
te draaien’. Ze belanden op de mestvaalt, dat is minder erg dan prijsbederf. Bij arbeid doen we hetzelfde, maar daar zijn de
consequenties veel vervelender. Werkzoekenden die niet aan de bak komen omdat hun karakteristieken niet aantrekkelijk genoeg
zijn worden werkloos. In plaats van de prijs (het loon) net zover te laten zakken tot een werkgever zijn vinger opsteekt, worden ze
doorgedraaid naar het stelsel van de sociale zekerheid. Net als op de tomatenmarkt bederven te lage prijzen de markt. Maar als
duurzame werkloosheid het gevolg is, dan ontstaat een sociaal probleem.
In zijn bijdrage aan dit dossier laat Theeuwes zien dat baanzoekers goede reden kunnen hebben om sommige aanbiedingen van werk aan
hun neus voorbij te laten gaan. Het is rationeel niet ieder evenwicht van vraag en aanbod op voorhand te accepteren: een volgend
evenwicht kan veel gunstiger zijn. Maar veel zoekers verkeren in een benarder positie: er is helemaal geen evenwicht dat ze aan hun neus
voorbij kunnen laten gaan. Aan hen wordt gewoonweg geen baan aangeboden, hooguit een etiket (‘fase vier’, bijvoorbeeld, dat is jargon
voor probleemgeval). Sommigen vinden dat wel best, maar voor velen is het een onaanvaardbare situatie waarvan de oplossing echter
buiten hun bereik ligt. Daarmee wordt het een maatschappelijk vraagstuk. Waarmee niet gezegd is dat ‘de politiek’ zomaar de oplossing
kan bieden en de overheid vraag aan aanbod kan koppelen waar de markt dat niet kan.
Koppelen is niet zo moeilijk bij helder zicht, ofwel in een transparante markt. Zelfs een centrale planner komt dan nog een heel eind. Maar
als informatieproblemen groter worden, faalt de planner deerlijk. Juist op de arbeidsmarkt zijn zulke informatieproblemen groot. De vraag
naar arbeid laat zich, met alle respect voor de scepsis van Glebbeek, met enige moeite nog wel in een nationale vacaturebank dwingen.
Het aanbod van arbeid is echter ondoorzichtiger en de karakteristieken van een baanzoeker zijn geen objectieve natuurconstanten:
factoren als motivatie en uitstraling kunnen bij de ene kans op een ‘match’ heel anders uitpakken dan bij een andere poging daartoe. Toch
is een nationale ‘arbeidsaanbodbank’, waar bemiddelaars vrij toegang toe hebben, een interessante gedachte. Zeker in een periode van
toenemende krapte op de arbeidsmarkt is het nuttig indien arbeidsaanbod voor bemiddelaars toegankelijker wordt. Zelfs arbeid die op het
oog van de loketbediende van het Centrum voor Werk en Inkomen niet erg bemiddelbaar lijkt, kan voor de intercedenten van een
uitzendbureau aantrekkelijk blijken. De vraag is of het Centrum voor Werk en Inkomen hier als een lokale planner een
informatiemonopolie moet houden en als een marktmaker tussen cliënt (werkzoekende) en bemiddelaar (de nieuwe geprivatiseerde
arbeidsvoorziening, Randstad, Start) moet optreden. Naar mijn smaak zouden de bemiddelaars nog wel wat meer ruimte mogen krijgen.
Het bemiddelen als zodanig is geen publieke taak en dat is een belangrijk inzicht van de kabinetsplannen voor een nieuwe Structuur
Uitvoering Werk en Inkomen. Met de privatisering van dit onderdeel van arbeidsvoorziening en het toestaan van concurrentie in de
bemiddelingsmarkt wordt meer ruimte voor creatieve koppelingen geboden. De publieke taak ligt in het scheppen van mogelijkheden om
mensen bemiddelbaar te maken. Die mogelijkheden en prikkels worden vergroot en dat is mooi. Een extra winstpunt van de plannen is dat
de afstemming tussen de reïntegratie en inkomensvoorziening in de sociale zekerheid versterkt wordt. Wel is er een risico dat de
regisseur achter het loket van het Centrum voor Werk en Inkomen vooral aan de touwtjes wil trekken, in plaats van de creativiteit van zijn
spelers (de zoekers en bemiddelaars op de arbeidsmarkt) te stimuleren. Dit risico lijkt mij beheersbaar: zo groot is de machtsbasis van de
nieuwe Centra nu ook weer niet. Een extra hulpmiddel zou een kwaliteitstoets zijn, af te nemen door de private marktpartijen op de
bemiddelingsmarkt die hun oordeel rapporteren aan het overkoepelende Landelijk Instituut voor Werk en Inkomen. Zo krijgt zelfs dat
instituut iets nuttigs te doen: bij een negatief oordeel mag het de bestuursleden van het betreffende Centrum aanmelden bij de nationale
arbeidsaanbodbank.

ESB-Dossier: Zoeken is vinden
Inleiding
A. Troost, Arbeidsvoorziening en het vliegwiel van verandering
Trends
P. de Beer, De arbeidsmarkt van de toekomst

Theorie
J.J.M. Theeuwes, Gezocht: luizebaan
J.W.M. Mevissen, Van arbeidsvoorziening tot arbeidsmarktintermediairs
Bemiddelingsmarkt
J. de Koning, Markt en overheid
J.H.F. Junggeburt, De kracht van private partijen
SUWI
W.J. Dercksen en H. van den Hende, Werk en inkomen met hulp van de onzichtbare hand
A.C. Glebbeek, De onzichtbare sloot
R. van der Veen, Het trilemma van sociaal beleid
A. van Bochove, Publieke deel nieuwe structuur wordt geen blijvertje
Bemiddeling
P. van Diepen, De ‘harde’ kern’: niet willers, niet kunners en kopschuwen
E. Sol, Bemiddelen van de kern is een harde noot om te kraken
Epiloog
H.A. Keuzenkamp, Ruimte voor bemiddeling

Copyright © 1999 – 2003 Economisch Statistische Berichten (www.economie.nl)

Auteur