Ga direct naar de content

De onzichtbare sloot

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: april 14 1999

De onzichtbare sloot
Aute ur(s ):
Glebbeek, A.C. (auteur)
Vakgroep Sociologie/ICS, Rijksuniversiteit Groningen.
Ve rs che ne n in:
ESB, 84e jaargang, nr. 4201, pagina D25, 29 april 1999 (datum)
Rubrie k :
Dossier Zoeken is vinden
Tre fw oord(e n):

Dit artikel is een reactie op W.J. Dercksen en H. van den Hende, Werk en inkomen met hulp van de onzichtbare hand, ESBdossier, 29 april 199, blz. D20-D24.
Is een stap in de goede richting altijd een goede stap? Je zou natuurlijk denken van wel, maar de vanzelfsprekendheid verdwijnt in de
gevallen waarin zich tussen vertrekpunt en einddoel een verraderlijke waterpartij bevindt. De onfortuinlijke wandelaar zet dan
weliswaar een stap in de goede richting, maar belandt niettemin van de wal in de sloot.
Het is dit beeld dat bij me opkomt bij het lezen van de Suwi-nota: de koers is goed, maar de uitwerking hinkt zodanig op twee gedachten
dat het resultaat erger kan worden dan wat we nu hebben. Dercksen en Van den Hende betogen dat het kabinet met de introductie van
marktwerking op de goede weg is, maar (in het bijzonder bij de werkloosheidsuitkering) nog niet ver genoeg gaat. We zijn het in grote
lijnen met elkaar eens; het voornaamste verschil is dat zij onder de nu gezette bescheidener stap vaste grond vermoeden waar ik een
sloot vrees.
Twee hoofdredenen springen mijns inziens naar voren bij de noodzaak de uitvoeringsstructuur van arbeidsbemiddeling en sociale
zekerheid te herzien. De eerste en meest besproken reden schuilt in het politiek breed gedragen gevoel dat de uitvoerders van de sociale
zekerheid geprikkeld moeten worden om de sociale wetten meer in de geest van de wetgever uit te voeren. De tweede, minder
bediscussieerde reden heeft echter te maken met de arbeidsbemiddelingsmarkt.
Met de overgang van een monopoliesysteem naar een coëxistentiesysteem in de arbeidsbemiddeling is het openbare arbeidsbureau in
een onmogelijke positie beland. Uitvoering van sociale verzekering gaat niet zonder arbeidsbemiddeling: de enige stringente
controlemogelijkheid voor de verzekeraar bestaat uit het confronteren van de uitkeringstrekker met reële vacatures. Dit is van oudsher
ook de poortwachtersfunctie die de arbeidsbeurzen en latere arbeidsbureaus ten aanzien van de sociale zekerheid vervulden. Met de
komst van private arbeidsbemiddeling naast de publieke wordt dit systeem echter in beslissende mate ondermijnd. Iedere werkzoekende
kan van zijn werkwilligheid blijk geven door ook via een particuliere bemiddelaar te zoeken. Een werkzoekende die dit nalaat en alleen via
het arbeidsbureau zoekt, laat de verdenking op zich niet zonodig te hoeven. Aldus ontstaat een spontane marktordening op basis van
een voor de werkgever cruciaal criterium: de gemotiveerdheid van de werkzoekende. De commerciële uitzendbureaus hebben op de
draaggolf van deze spontane ordening de afgelopen jaren goed geboerd. De publieke arbeidsvoorziening is daarentegen in de hoek
beland waar zij de poortwachtersfunctie voor de sociale zekerheid niet meer naar behoren kan vervullen 1. Terug naar het
monopoliesysteem ligt in onze tijd niet meer voor de hand; dan is het beter te proberen een systeem van alleen maar commerciële
bemiddelaars te creëren, waarbij de publieke rol verschuift van uitvoerder naar opdrachtgever.
Beide redenen suggereren de wenselijkheid van overgang naar een stelsel waarin uitvoeringsinstanties van de sociale zekerheid worden
geprikkeld tot een zuinig en correct beheer van de uitkeringsgelden en waarin zij in de geliberaliseerde arbeidsbemiddelingsmarkt zelf de
partners kunnen zoeken voor een naar hun inzichten zo adequaat mogelijke inrichting van de poortwachtersfunctie. Het kabinet zet
inderdaad een stap in die richting, maar schrikt terug voor de laatstgenoemde consequentie: de claimbeoordeling annex
poortwachtersfunctie moet in haar ogen een publieke taak blijven (het CWI). Het is de vraag of van marktwerking voldoende terecht kan
komen als het element van de claimbeoordeling – wat in essentie een continu proces is dat onlosmakelijk is verbonden met
reïntegratieactiviteiten – aan de competentie van de uitvoeringsinstantie wordt onttrokken. Het is ook de vraag of met deze structuur
geen vreselijke belangentegenstellingen en overdrachtsproblemen worden geschapen. Vanuit het gezichtspunt van de
arbeidsbemiddeling is echter met name de poortwachtersfunctie van het CWI interessant. Met het CWI wordt in feite het arbeidsbureau
oude stijl opnieuw uitgevonden. Maar waarom zou het CWI wel kunnen wat Arbeidsvoorziening niet (meer) kon? Waarom zouden
werkgevers die hun vacatures deponeren bij commerciële bemiddelaars nu opeens de weg naar het publieke orgaan weer weten te
vinden? Hoe weet het CWI de genoemde spontane marktordening te doorbreken? Deze vraag wordt in de Suwi-nota in het geheel niet
aan de orde gesteld. We moeten het doen met een naïef geloof in de komst van een ‘nationale vacaturebank’ en de bezwering dat “het
CWI beoogt een goed geoutilleerde en gefaciliteerde locatie te zijn waar werkzoekenden en werkgevers elkaar snel en gemakkelijk kunnen
vinden, met name als het gaat om het vervullen van vacatures”. De kans dat hier wat van terecht komt acht ik gezien het verleden niet zo
groot. En als het CWI er al in mocht slagen zich een substantieel marktaandeel te verwerven, dan ligt een herhaling van de
loopgravenoorlog met de commerciële bemiddelaars over ‘concurrentievervalsing’ en ‘niet doen wat de markt kan doen’ in het verschiet.
Ik vrees dus hier een sloot te ontwaren: met haar te kleine stap dreigt het kabinet in een inconsistent stelsel te belanden, een tussenvorm
die onbestaanbaar is.

ESB-Dossier: Zoeken is vinden
Inleiding
A. Troost, Arbeidsvoorziening en het vliegwiel van verandering
Trends
P. de Beer, De arbeidsmarkt van de toekomst
Theorie
J.J.M. Theeuwes, Gezocht: luizebaan
J.W.M. Mevissen, Van arbeidsvoorziening tot arbeidsmarktintermediairs
Bemiddelingsmarkt
J. de Koning, Markt en overheid
J.H.F. Junggeburt, De kracht van private partijen
SUWI
W.J. Dercksen en H. van den Hende, Werk en inkomen met hulp van de onzichtbare hand
A.C. Glebbeek, De onzichtbare sloot
R. van der Veen, Het trilemma van sociaal beleid
A. van Bochove, Publieke deel nieuwe structuur wordt geen blijvertje
Bemiddeling
P. van Diepen, De ‘harde’ kern’: niet willers, niet kunners en kopschuwen
E. Sol, Bemiddelen van de kern is een harde noot om te kraken
Epiloog
H.A. Keuzenkamp, Ruimte voor bemiddeling

1 Zie E. Sol, A.C. Glebbeek e.a., Arbeidsvoorziening als onderhandelend bestuur, Amsterdam University Press, 1998, blz. 287-291

Copyright © 1999 – 2003 Economisch Statistische Berichten (www.economie.nl)

Auteur