Ga direct naar de content

Produktie in de maneschijn

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: september 30 1981

Produktie in de
maneschijn
Sinds enige tijd is de economische
vocabulaire uitgebreid met termen zoals
officieus circuit, schaduweconomie, verborgen sector, zwart werk en produktie
in de maneschijn. Het zijn aanduidingen
van bijdragen tot het bruto nationaal
produkt die niet worden gemeten door
de officiele statistieken. Welke activiteiten produktief zijn en welke niet, valt
overigens niet gemakkelijk te bepalen.
De definitie die meestal wordt gekozen,
is heel eenzijdig gericht op geldelijke
transacties. De inspanningen van huisvrouwen, evenals al het andere werk in
de niet-monetaire sector, worden daardoor niet meegeteld. Bovendien wordt
uit sommige transacties ten onrechte de
conclusie getrokken dat er iets is voortgebracht (gouden handdruk).
Indien wij deze definitorische kwestie
terzijde stellen, blijft er een officieus circuit dat is samengesteld uit zaken die
qua omvang heel ver uiteen kunnen
lopen. Het varieert van kleine karweitjes
in de avonduren tot produktie in ondernemingen waarmee duizenden arbeidsplaatsen zijn gemoeid. Het is moeilijk
de totale omvang van deze ‘activiteiten,
die in het verborgene gebeuren, te schatten. Er zijn hiervoor verschillende oplossingen bedacht. Een mogelijkheid is het
bruto nationaal produkt met behulp van
verschillende methoden te meten. Er is
dan een indicatie van een officieus circuit,
als de berekening op grond van factorinkomens lager uitvalt dan de metingen
van uitgaven of produktieresultaten. De
schattingen die langs deze weg zijn verkregen, blijven aan de lage kant, bij
voorbeeld 3,5% voor Groot-Brittannie
in de periode 1974-1978. Het lijkt aannemelijk dat een deel van de verborgen
sector in ‘t geheel niet in de gegevens van
de Nationale Rekeningen tot uiting
komt.
Een andere benaderingsweg van de
ondergrondse economic loopt via het
monetaire gebied. Bekend zijn de studies
die de samenstelling van de bankbiljettencirculatie of de verhouding tussen
giraal en chartaal geld betreffen. Onderzoekingen van deze aard in Nederland
wijzen op een’ omvangrijke schaduweconomie 1). De monetaire aanpak is
daarmee niet uitgeput; de laatste tijd
hebben de studies van Feige de aandacht
getrokken. Bij zijn berekeningen neemt
hij als uitgangspunt de veranderingen
die optreden in het verhoudingsgetal
tussen het officiele nationale inkomen
en de schattingen van alle transacties,
gebaseerd op de geldhoeveelheid die in
omloop is gebracht. De resultaten van
dit onderzoek zijn spectaculair: inde Verenigde Staten zou in 1978 ruim 25% van
alle transacties buiten het gezichtsveld
ESB 7-10-1981

dr. P. H. Admiraal

van de statistiek zijn gebleven. Het is opvallend dat de verborgen sector een snelle
groei heeft doorgemaakt in de tweede
helft van de jaren zeventig. Ook in onderzoekingen naar belastingfraude zijn
daarvoor aanduidingen te vinden: globaal gezien is er sprake van een verdubbeling van officieuze activiteiten.
Welke krachten bepalen de opkomst
van de schaduweconomie? Ongetwijfeld
is de invloed van de overheid van grote
betekenis. De uitkeringen van sociale
voorzieningen houden een stimulans
voor zwart werk in. De mensen die niet
zijn opgenomen in het produktieproces
hebben tijd voor, en mogelijk ook behoefte aan activiteiten die leiden tot inkomsten. De wetgever maakt het in veel
gevallen uiterst onaantrekkelijk deze bijverdiensten op te geven. Er zijn aanwijzingen dat het gaat om vele arbeidsplaatsen. Er is een tendens dat het aantal sterk toeneemt in perioden met hoge
werkloosheid.
De variabele die het meest wordt genoemd, is de belastingdruk. De schaduweconomie zou kunnen worden gezien als
een zelfregulerend mechanisme dat oplossingen zoekt als het overheidsbeleid
particuliere activiteiten in het nauw
brengt. Demsetz 2) heeft onlangs uit
metingen van de verborgen sector afgeleid dat een stijging van de belastingdruk van 40 naar 60% van het bruto
nationaal produkt zou leiden tot een toename van het grijze circuit van 10
naar 25% van de totale transacties. De
,,line we dare not cross” blijkt in deze
versie een grenslijn van de markteconomie die de overheid niet kan oversteken!
Het is mogelijk een geruststellende gedachte dat onder de officiele economic
een vangnet in werking treedt als het misgaat. Het lijkt mij echter toe dat het
slechts een deel van het verhaal is. Er
kunnen misstanden en onrechtvaardige
verhoudingen worden geconstateerd.
Bovendien wordt het zelfregulerend
mechanisme niet uitsluitend in werking
gesteld bij toegenomen belastingdruk.

De aandacht kan worden gevestigd
op twee ontwikkelingen. De eerste is de
verschuiving van de formele naar de informele sector. De tendens waarbij steeds
meer werkzaamheden aan de gezinshuishouding worden onttrokken, is verleden
tijd. Er kan nu een tegengestelde beweging worden geconstateerd. Volstaan
kan worden met een verwijzing naar het
,,doe-het-zelf’-werk dat steeds grotere
vormen gaat aannemen 3). Economische
factoren, zoals gestegen bruto lonen die
doorwerken in de prijzen, spelen ongetwijfeld een rol van betekenis, maar een
verklaring zal toch ook aandacht moeten
schenken aan verschijnselen zoals kortere arbeidstijden, veranderde gezinssamenstelling en de individualisering van
de behoeften bij een gestandaardiseerde
produktie.
De tweede ontwikkeling betreft de
organisatie van het ruilverkeer. Er is een
onvoorstelbaar groot complex van veelsoortige regelingen ,,gegroeid”. Nationaal, in de EG, en wijder internationaal,
levert dat vele aanknopingspunten op
voor handelsacrobatiek. Altijd is er in
de goot veel geld verdiend door ondernemers die zonder veel scrupules handel
dreven. Hun activiteiten bleven echter
een randverschijnsel. Nu is dat anders
geworden: een heel scala van activiteiten
is ontplooid, piraterij op de georganiseerde markt, oneigenlijk gebruik van
subsidies en premies tot benutting van
leemten in wettelijke regelingen. De kennis van subsdiologen kan worden omgezet in klinkende munt; bedenkelijke
manipulaties en zwendelpraktijken leveren soms een kapitale winst op.
Mijn indruk is dat het economische
proces niet zo goed reguleerbaar is als
de economisten hebben gedacht. Het
lijkt hoognodig meer aandacht te besteden aan de micro-economische motieven die aan het menselijk gedrag ten
grondslag liggen. Al te lang heeft de economic zich tevreden gesteld met een
,,abstrakten Saldenmechanik der volkswirtschaftlichen Gesamtgrdszen” 4). Nu
de motor steeds meer bijgeluiden begint
te maken, vraagt de economist zich als
automobilist vertwijfeld af waarom hij
nooit belangstelling heeft gehad voor een
cursus ,,pech onderweg”.
P. H. Admiraal

1) Zie voor Nederland, A. Heertje en H.
Cohen, Het officieuze circuit, 1980, hoofd-

stuk VI. Een internationaal overzicht biedt
A. Smith, The informal economy, Lloyds
Bank Review, juli 1981.

2) H. Demsetz, F. de Vries Lectures, Rotter-

dam, September 1981.

3) Prof. L. Sikkel heeft onlangs gesteld, dat
het ,,doe-het-zelf”-werk in de komende decade

zal verdubbelen. Het effect op de werkgelegen-

heid kan worden geschat op ongeveer 50.000
arbeidsplaatsen.
4) B. S. Frey, geciteerd in: G. Schmdlders,
Der Beitrag der Schattenwirtschaft, in: E.
Kung (red.), Wandlungen in Wirtschaft und
Gesellschaft, 1980, biz. 371.

975

Auteur