Ga direct naar de content

Onzichtbare sector en macro-economie

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: september 30 1981

Onzichtbare sector en macro-economie
PROF. DR. E. L. FEIGE*

De groei van Net z.g. ,,zwarte circuit” heeft tot gevolg dat een steeds groter deel van de
economische transacties aan statistische waarneming wordt onttrokken. Wanneer er een snelle
groei van niet-gemeten economische activiteit optreedt, zou dat ertoe kunnen leiden dat de ernst
van de economische problemen op basis van de officiele cijfers wordt overschat. De reactie daarop
in de vorm van stimuleringsbeleid leidt tot een hogere belastingdruk, wat de vlucht in het zwarte
circuit weer kan bevorderen. De auteur van dit artikel, die schattingen heeft gemaakt van de
omvang van de officieuze sector in de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk, bepleit dat in
de macro-economische politiek meer rekening wordt gehouden met het bestaan van een officieuze
sector, opdat de werkelijke economische situatie beter wordt doorzien en een daarop afgestemd
beleid kan worden ontwikkeld.

Inleiding
Ik reken mijzelf tot de groeiende groep macro-economen,
die het gevoel hebben dat er iets grondig mis is met hun
vak. Veel volkshuishoudingen van ontwikkelde landen vertonen vandaag-de-dag een combinatie van economische verschijnselen die volgens de traditionele theorie niet zou mogen
voorkomen. Volgens de officie’le statistieken verminderde gedurende het afgelopen decennium het groeitempo van het
(ree’el) nationaal inkomen en van de produktiviteit, terwijl
tegelijkertijd de werkloosheid een niveau bereikte waarvan
nog kort geleden werd aangenomen dat het iedere democratisch gekozen regering de kop zou kosten. Intussen is ook het
inflatiepercentage omhoog geschoten.
Stagflatie, zoals deze combinatie van problemen wordt
genoemd, is een economische ziekte waarvan de ontstaansgeschiedenis nog duister is. Terwijl Stagflatie het maatschappelijk leven ontwricht, is een effectief geneesmiddel nog
niet voorhanden. Macro-economische modellen zijn niet
langer in staat om betrouwbare schattingen van reele economische groei en inflatie te produceren. Zorgvuldige studies
naar de oorzaken van de daling van de produktiviteitsgroei in
de jaren zeventig waren niet in staat dit ,,mysterie” op te
lossen. Ondanks een stringent monetair beleid blijft de inflatie
hardnekkig, terwijl ook uit de structurele veranderingen die
het gevolg zijn van de energiecrisis, slechts een deel van het
stagflatieverschijnsel kan worden verklaard.
Kortom, de breder wordende kloof tussen de voorspellingen van de traditionele economische theorie en de officieel
waargenomen en gemeten economische activiteit veroorzaakt
gevoelens van onbehagen en frustratie bij vakgenoten, politici
en bevolking. Alvorens ons blindelings te begeven op de ongemarkeerde paden van de ,,supply side economics” moeten
we ons rekenschap geven een bekend gezegde van de Chicago
School of Economics: ,,Als de feiten niet in de theorie passen,
kijk dan eerst naar de feiten”.
De hypothese van het onzichtbare inkomen
In de hoop zodoende een alternatieve richting voor het

980

onderzoek naar de huidige economische kwalen aan te geven,
formuleer ik de ,,hypothese van het onzichtbare inkomen”.
Eenvoudig gezegd komt de hypothese van het onzichtbare
inkomen crop neer dat onze kijk op de economische werkelij kheid fundamenteel verstoord wordt door systematische vertekeningen, die onbewust in officiele statistische databestanden zijn ge’introduceerd. Een gebrekkig functionerend informatiesysteem (ver)leidt rat’ioneel-handelende individuen en
goedbedoelende beleidsmakers tot maatregelen die ertoe
leiden dat wat aanvankelijk slechts statistische schijn was, verandert in echte economische kwalen.
Mijn veronderstelling is dat de vertekening van de officiele
statistieken nauw samenhangt met het feit dat een groot en
groeiend deel van de economische activiteit zich onttrekt aan
waarneming door de overheid. Deze onzichtbare. sector van
de economic (anderen gebruiken daarvoor termen zoals: niet
statistisch waargenomen, informele of ,,zwarte” sector) omvat alle economische activiteiten van de overheid en particulieren die als gevolg van boekhoudkundige conventies, gedeeltelijke onder-rapportering van inkomen e.d., ontsnappen
aan maatschappelijke registratie, en dientengevolge niet
worden verwerkt als (bruto) nationaal inkomen in de Nationale Rekeningen. Dezichtbaresectorvandeeconomiebestaat
uit de economische activiteiten van gezinnen, bedrijven en de
overheid die wel worden gevangen in het raamwerk van de
Nationale Rekeningen. Het is tot nu toe gebruikelijk dat economische analyses worden gebaseerd op gegevens die betrekking hebben op de zichtbare sector van de volkshuishouding;

*Hoogleraar economic aan de Universiteit van Wisconsin. Op dit
moment bekleedt de auteur de Cleveringa-leerstoel aan de Rijksuniversiteit te Leiden; Centrum voor Onderzoek van de Economic van de
Publieke Sector. Tevens is hij verbonden aan het NIAS te Wassenaar.
Alle rechten van dit artikel berusten bij de auteur. Hij dankt mr. C. A.
de Kam voor zijn vertaling uit het Engels en prof. A.Nooteboom,
A. Szirnai en R. Wessels voor hun nuttige opmerkingen en commentaar. Het onderzoek waarop dit artikel berust, werd financieel ge-

steund door de Ford Foundation en de A. P. Sloan Foundation.

de hypothese van het onzichtbare nationaal inkomen impliceert dat van een meer omvattend nationaal-inkomensbegrip
wordt uitgegaan, dat zowel het zichtbare als het onzichtbare

nationale inkomen omvat. Tevens is het nodig aandacht te besteden aan de verschuivingen die tussen de zichtbare en onzichtbare sector van de economic in de loop van de tijd

zichtbare naar de onzichtbare sector van de economic. Herder
merkte ik al op dat de stijgende belastingdruk en toegenomen
overheidsregulering daarbij waarschijnlijk een belangrijke rol

spelen. De ,,erosie” van officiele gegevensbestanden die
hiervan het gevolg is, leidt tot een onjuiste kijk op feitelijke
economische ontwikkelingen, en mogelijk tot verkeerde

(kunnen) optreden.

beleidsbeslissingen en overheidsmaatregelen, die de conjunc-

De hypothese van het onzichtbare inkomen luidt dat ten
gevolge van hogere belastingen, de toenemende regulering en
een afnemend vertrouwen in het overheidsgezag, burgers en
ondernemingen him toevlucht nemen tot legale en illegale
middelen om een groeiend deel van hun totale economische
activiteiten aan de waarneming van de overheid te onttrekken. Deze ontwikkeling zie ik als een analogon in de sociale
wetenschappen van het Heisenberg-principe uit de natuur-

tuurbeweging kunnen verscherpen. Een ineffectief overheidsingrijpen kan op zijn beurt het wantrouwen jegens de
overheid versterken en de bereidheid tot medewerking aan

kunde. Heisenberg onderkende dat de meting van een ver-

schijnsel kan worden bei’nvloed door het waarnemingsproces
zelf. In de sociale wetenschappen — die zich richten op de
bestudering van het menselijk gedrag — maakt het Heisenberg-principe snel opgang. De observatie van bepaalde economische gedragingen zal nog sterker en systematischer

worden vertekend, als de metingen worden gedaan door
overheidsinstanties in plaats van door meer afstandelijke
wetenschapsbeoefenaren.
De resulterende systematische afwijking, die steeds groter

wordt, tussen officieel — in cijfers — geregistreerde economische activiteit en het ,,volle economische leven” kan ertoe
leiden dat beleidsmakers zich op verkeerde uitgangspunten en
gegevens baseren. Zelfs in een fundamenteel gezonde volkshuishouding wekt een verschuiving van de zichtbare naar de

onzichtbare sector van de economic de suggestie dat het reeel

enquetes ten behoeve van de opstelling van de Nationale

Rekeningen en andere officiele statistieken verder aantasten.
De geschetste samenhangen en ontwikkelingen wettigen de
verwachting dat de omvang van de zichtbare sector ten

opzichte van de totale produktie relatief afneemt.
Als ik gelijk heb met mijn veronderstelling dat veel
hoogontwikkelde economieen onbewust in een stadium zijn

beland, waarin de onzichtbare sector van de economic sneller
toeneemt dan de zichtbare sector, wat betekent dat dan? De
belangrijkste conclusie is dat de gebruikelijke indicatoren
voor de economische ontwikkeling een steeds schever en

onvollediger beeld van de werkelijkheid zullen geven. De
officiele statistieken kunnen b.v. een afnemend groeipercentage van de nationale economic aangeven, zelfs wanneer het
totaal van alle economische activiteiten blijft groeien. Als de

onzichtbare sector snel groeit, doordat werknemers uit de
zichtbare sector een zwarte bijbaan gaan namen, geven
officiele cijfers een dating van de produktiviteit te zien, omdat

de produktie dan wordt onderschat. In een verzorgingsstaat
met relatief genereuze sociale uitkeringen kunnen de werkloosheidscijfers (tijdelijk) worden opgeblazen, als ,,werklo-

nationaal inkomen minder snel groeit, dat de produktiviteitsstijging afzwakt, en dat de werkloosheid en de prijzen sneller
stijgen dan ze werkelijk stijgen.

zen” of ,,arbeidsongeschikten” een (bij-)baan hebben in de
onzichtbare sector.

De onzichtbare sector van de economic zou men in tweeen
kunnen verdelen, t.w. een deel waar geld als ruilmiddel

omstandigheden de neiging systematisch de plank mis te
slaan. Burgers, bedrijven en beleidsmakers bij de overheid
dreigen immers hun gedrag af te stemmen op systematisch
vertekende informatie en signalen. De vermeende malaise
kan daardoor uitlopen op werkelijk ernstige economische

fungeert bij de produktie van goederen en diensten en de

verdeling van het met de produktie verdiende inkomen; en een
ander niet-monetair deel, waarin geproduceerde goederen en
diensten hetzij direct worden geconsumeerd door de producent zelve (b.v. huishoudelijke arbeid), hetzij via een informeel mechanisme worden geruild. De monetaire onzichtbare sector van de economic omvat weliswaar veelal ook

de illegaal geproduceerde goederen en diensten die door ter
zake geldende conventies niet in de Nationale Rekeningen zijn
verwerkt, maar kwantitatief belangrijker zijn waarschijnlijk

de legale inkomenscheppende activiteiten, die om allerlei
redenen niet of onvolledig in de maatschappelijke boekhouding worden opgenomen. Daarin is begrepen alle verdiend
inkomen dat niet of onvolledig is opgegeven aan de belastingdienst of gerapporteerd in enqueues en databestanden waarop

Macro-economische voorspellingen hebben onder deze

problemen. Aangezien de hypothese van het onzichtbaar
inkomen nauwkeurig lijkt te beschrijven wat er aan de hand is
in een toenemend aantal economisch hoogontwikkelde lan-

den, lijkt het belangrijk de hypothese waar mogelijk empirisch te toetsen.

Meting van de onzichtbare sector
Bij pogingen om te komen achter de omvang van een

maatschappelijk verschijnsel dat nauw samenhangt met de
wens van betrokkenen om hun activiteiten juist aan de

officiele waarneming te onttrekken, wordt men geconfron-

de Nationale Rekeningen in belangrijke mate zijn gebaseerd.
Als motieven voor een onvolledige opgave van inkomen

teerd met begripsmatige en empirische complicaties. Alle

kunnen onder meer worden genoemd de wens om belasting
te ontduiken, onder door de overheid opgelegde regelingen
en de daaraan verbonden kosten uit te komen of eenvoudigweg

schattingen kunnen daarom ook met aanzienlijke foutenmarges behept zijn.
Er zijn drie soorten informatie beschikbaar waarop onder-

wantrouwen jegens de overheid. In laatste instantie zijn de
volledigheid en nauwkeurigheid van iedere cijfermatige verslaglegging van maatschappelijke verschijnselen in hoge mate

zoekers kunnen terugvallen. Ten eerste is er een groot aantal
anekdoten (inch kranteberichten) die echter niet eenvoudig

afhankelijk van de medewerking en de eerlijkheid van de

ondervraagden. Het niet-monetaire deel van de onzichtbare
sector omvat belangrijke economische activiteiten van huishoudingen, bedrijven en instellingen die leiden tot outputs
welke worden geruild en niet ten voile worden opgenomen in

de Nationale Rekeningen zoals die worden opgesteld. Voorbeelden daarvan zijn de verzorging en opvoeding van kinderen, koken, schoonmaken, doe-het-zelf-activiteiten, om
niet verstrekte goederen en diensten van ondernemingen aan
sommige van hun werknemers.

Naarmate politieke en economische verhoudingen ingewikkelder worden prikkelen zij economische subjecten om
produktieve bezigheden en capaciteit te verschuiven van de

ESB 7-10-1981

zijn te analyseren met behulp van systematische methoden en
moderne kwantitatieve methoden. De tweede categorie gegevens bestaat uit systematisch verzamelde individuele waarnemingen, b.v. enquetes, gegevens van de belastingdienst,
werkloosheidsstatistieken enz. De recente studie van de
Amerikaanse belastingdienst van verzwegen inkomsten (,,unreported income”) is wellicht de volledigste op dit terrein tot

nu toe waarbij gebruik werd gemaakt van een directe,
micro-economische benadering. In Nederland is een enigszins

vergelijkbare aanpak beproefd door Van Bijsterveld. Hoewel
op de Amerikaanse studie ernstige kritiek mogelijk is en het
verzwegen inkomen daarin vermoedelijk nog flink is onderschat, toont dit regeringsdocument onomstoteJijk aan dat de
verzwegen inkomsten in de VS groter zijn dan het bruto

981

nationaal produkt van Nederland 1). Dergelijke directe

gegeven in de figuur. De monetaire onzichtbare sector blijkt

metingen zullen waarschijnlijk de omvang van de onzichtbare

in beide landen tamelijk groot. Deze beslaat tussen de 15 en

sector toch nog onderschatten indien daarbij individuen zijn
ondervraagd. Respondenten hebben er immers rechtstreeks
belang bij gevoelige gegevens achter te houden. Gelet op de
hoge kosten van micro-economisch onderzoek en het gebrek
aan historisch vergelijkingsmateriaal, is het bovendien de
vraag of langs deze weg een licht kan worden geworpen op de
cruciale vraag hoe snel de onzichtbare sector (in verhouding
tot het totaal van de economische activiteiten) groeit.

20% van het bruto nationaal inkomen in het Verenigd
Koninkrijk in de tweede helft van de jaren zeventig. In de
Verenigde Staten schommelde de omvang van de onzichtbare
monetaire sector gedurende dezelfde periode tussen 16 en
27% van het bruto nationaal inkomen 3). Vergelijkbare
schattingen voor Canada door Smith en Minus onthullen
voor dat land een onzichtbare monetaire sector tussen de 18
en 22% van het bruto nationaal produkt. Gebleken is voorts

Een derde methode om inzicht te krijgen in de onzichtbare

sector, maakt gebruik van macro-economische gegevens die
zijn verzameld met een heel ander doel dan meting van
onzichtbare economische activiteit. Het voordeel van deze

,,indirecte” benadering is dat de gegevens niet besmet zijn
door het verschijnsel dat men probeert te meten. Een
bijkomend voordeel van het gebruik van macro-economische

dat in alle drie landen de onzichtbare sector gedurende de
jaren zeventig sterk is gegroeid. 4).

Figuur. Schatting van de omvang van de monetaire onzichtbare
sector in de Verenigde Staten en in het Verenigd Koninkrijk,
1960-1979

gegevens is dat deze niet alleen een (globale) schatting van de

omvang van de monetaire onzichtbare sector mogelijk maken, maar tevens de mogelijkheid openen tegen betrekkelijk
lage kosten het groeipad van de onzichtbare sector in kaart te

brengen.
In een artikel in Challenge heb ik een schets gegeven van
een macro-economische methode om de omvang en het groeitempo van de monetaire onzichtbare sector van de economic
te meten 2). Deze methode gaat uit vandeveronderstellingdat

het in beginsel mogelijk is het totale volume van de geldtransacties in een samenleving op een redelijk betrouwbare manier

te meten, mils de hoeveelheid ruilmiddelen en de omloopsnelheid van deze ruilmiddelen in het economische systeem
bekend zijn. Aangezien het totale volume van de geldtransacties betrekking heeft op zichtbaar en onzichtbaar inkomen in
de monetaire sector, hoeft alleen een verband te worden

gepostuleerd tussen het totaal van de transacties en het
inkomen dat daaruit voortvloeit om een indirecte schatting te
kunnen maken van het deel van het totale nationale inkomen
dat onzichtbaar blijft.

1964 1965 1966 [967 I96S l%9 1970 1971 1972

transacties globaal gesproken evenredig is aan het door die

De veronachtzaming van de onzichtbare sector tot nu toe was
gebaseerd op de overtuiging dat de onzichtbare sector qua
omvang beperkt was en dat deze een min of meer constant

transacties gegenereerde inkomen. Deze veronderstelling

gedeelte van het zichtbare inkomen uitmaakte. De drie

wordt reeds geruime tijd gebruikt door monetaire economen;
zij is o.a. terug te vinden in de werken van Fisher en Keynes.

hiervoor genoemde schattingen duiden erop dat de onzichtbare sector niet gering is en evenmin een gelijk blijvend

Van deze veronderstelling wordt impliciet ook uitgegaan in

aandeel van de zichtbare economic representeert. De geschat-

het merendeel van de empirische studies over de vraag naar

te omvang van de onzichtbare sector is groter dan ik zelf had

geld; zij is in wezen honderd jaar lang onomstreden gebleven.

verwacht. Ik heb echter meer vertrouwen in de schattingen

Indien de omvang van de transacties inderdaad globaal
evenredig is aan de omvang van het totaal verdiende inkomen

van het (relatieve) groeitempo van de onzichtbare sector dan
in de schattingen van de absolute omvang daarvan. Aangezien de gehanteerde meetmethoden en de gebruikte gegevensbestanden ingewikkeld zijn, hoop ik dat de door mij toegepaste methode een stimulans mag worden de meting van de
onzichtbare sector te verbeteren. Ik zou het echter betreuren

Een van doorslaggevend belang zijnde veronderstelling bij
een dergelijke analyse is dat de totale omvang van de

en de transacties nauwkeurig kunnen worden gemeten, terwijl

het inkomen inderdaad slechts ten dele wordt opgegeven, dan
blijkt iedere groei van de monetaire onzichtbare sector uit een

stijging van het volume van de transacties in verhouding tot
het officieel gemeten nationale inkomen. De begripsmatige
achtergrond van deze meetmethode is dus eenvoudig en —
naar ik aanneem — niet controversieel. Wel vergt de empirische invulling veel werk en een genuanceerde benadering,

als de discussie daartoe beperkt zou blijven. De kern van de

zaak is immers dat we een beter inzicht moeten verwerven in
de gevolgen die voortvloeien uit het gebruik van onjuiste

officiele statistieken.

omdat allerlei institutionele details die in empirische macrostudies vaak worden verwaarloosd, naar mijn mening een
grote rol spelen.
De totale omvang van de transacties in een samenleving
kan worden gesplitst in transacties in verband met de (finale)
produktie van goederen en diensten, in transacties waarbij

bestaande vermogensbestanddelen worden geruild tegen geld
en in rechtstreekse inkomensoverdrachten. Het lijkt het
aanvaardbaarst om de evenredigheid van transacties en
inkomen te beperken tot transacties in de sfeer van de
produktie van goederen en diensten, en om de financiele

transacties en inkomensoverdrachten buiten beschouwing te
laten.
Ik heb de hierboven beschreven transactiemethode toegepast, zowel op de economic van de Verenigde Staten als op die
van het Verenigd Koninkrijk. Mijn voorlopige resultaten zijn
982

1) Estimates of income, unreported on individual tax returns, Department of the Treasury, Internal Revenue Service, Publications 1104,
1979.
2) Edgar L. Feige, How big is the irregular economy?, Challenge

november 1979.
3) Edgar L. Feige, The UK’s unobserved economy: a preliminary
assessment, The Journal of Economic Affairs, juli 1981, en idem, The
theory andmeasurement oj’the unobserved sectorof’the United States
economy: causes, consequences and implications, gepresenteerd op
het congres van de American Economic Association te Denver (Col.),

September 1980.

4) Rolf Minus en Roger Smith, Canada’s irregular economy. University of Alberta, 1981.

Macro-economische paradoxen

overschat en de inflatie systematisch onderschat. Bij.vergelijking van de voorspellingen voor de periode 1962-1969 met die

Tot nu toe moeilijk verklaarbare macro-economische
verschijnselen komen in een heel ander daglicht te staan als

voor de jaren zeventig, blijkt de overschatting van de economische groei met gemiddeld 11% te zijn toegenomen en de
onderschatting van de inflatie met gemiddeld 48% te zijn

rekening wordt gehouden met het bestaan van een monetaire
onzichtbare sector. Een van de meest ondoorgrondelijke
macro-economische kwesties van de laatste jaren is de

dramatische teruggang in de gemeten groei van de produktiviteit, niet alleen in de VS, maar ook in andere ontwikkelde
economieen. Edward Denison besluit zijn omvangrijk onderzoek naar de verklaring van de produktiviteitsdaling in de VS
met de openhartige bekentenis ,,What happened is, to be
blunt, a mystery”. In zijn studie voor het Brookings Institute
onderzocht Denison zeventien mogelijke oorzaken voor de

vertraging van de produktiviteitsgroei. Verschillende verklaringen verwerpt hij, over andere verklaringen toont hij zich
sceptisch; door hem relevant geachte factoren bleken slechts
een gering deel van de vertraagde produktiviteitsgroei te
kunnen verklaren. De onverklaarde wijziging in produktiviteitsgroei is een harde noot om te kraken, aangezien alle
gebruikelijke verklaringen te kort schieten.

De hypothese van het onzichtbare inkomen wijst op een
mogelijk negatief verband tussen nog onverklaarde veranderingen in de gemeten produktiviteit en de relatieve groei van

de onzichtbare sector. Immers, naarmate de onzichtbare

toegenomen 6). In tegenstelling tot wat men zou verwachten is
de voorspellende waarde van het model gedurende de afgelopen tien jaar dus drastisch verminderd. Dit patroon spoort

echter met de hypothese van het onzichtbare inkomen. Zoals
ik heb uiteengezet, leidt de groei van de onzichtbare sector tot
een onderschatting van de economische groei en tot een
overschatting van de inflatie en de werkloosheid. Wanneer de

bouwers van econometrische modellen deze effecten verwaarlozen, resulteert dit in een voorspellingsfout met een positief
teken voor de groei en een negatief teken voor de inflatie en de
werkloosheid.
Door mij gemaakte regressievergelijkingen tussen de schattingsfouten van de bovengenoemde Raad van Advies ten
opzichte van mijn schattingen t.a.v. de relatieve toename van

de onzichtbare monetaire sector wijzen uit dat de groei van de
onzichtbare sector 35% van de schattingsfout ten aanzien van

de reele economische groei verklaart, 46% van de schattingsfout ten aanzien van het inflatietempo en 40% van de
schattingsfout ten aanzien van het werkloosheidspercentage.

sector groeit — door het gedeeltelijk verzwijgen van de

De regressiecoefficienten hebben het verwachte teken en zijn
statistisch significant. Deze resultaten wettigen de verwach-

produktie in de zichtbare sector of door een verschuiving van

ting dat macro-economische voorspellingen aanmerkelijk

economische activiteiten van de zichtbare naar de onzichtbare sector — zal de index van de gemeten produktiviteitsontwikkeling de neiging hebben te dalen. Er is niet alleen een

nauwkeuriger zouden kunnen worden als rekening wordt
gehouden met ontwikkelingen in de onzichtbare sector van de
nationale economie. Beleidsbeslissingen, gebaseerd op infor-

rechtstreeks negatief effect op het gemeten inkomen, maar de
groei van de onzichtbare sector gaat waarschijnlijk gepaard

matie die niet wordt vertekend door systematische fouten als
gevolg van verwaarlozing van de onzichtbare sector, zullen

met effecten op de ingezette produktiefactoren. Werknemers

dan waarschijnlijk effectiever blijken.

die in werktijd zoeken naar baantjes in de onzichtbare sector
of die een zichtbare met een onzichtbare baan combineren,
zijn mogelijkerwijs in hun zichtbare baan minder produktief.

Voorgaande toetsing van de hypothese wettigt het vermoeden dat een diepgaander studie van de onzichtbare sector in
ieder geval een gedeeltelijke verklaring kan opleveren voor de

In verband hiermee heb ik regressie-analyse toegepast op
het deel van de daling van de produktiviteitsgroei dat Denison
niet kan verklaren 5), en het niveau en de groei van de onzichtbare sector. Over de periode 1953-1976verklaartde monetaire

paradox van de stagflatie, de verminderde produktiviteitsgroei en macro-economische voorspellingsfouten.

onzichtbare sector 28% van de jaarlijkse procentuele verande-

Overschatting van economische problemen

ring in de door Denison onverklaarde mutaties in de produktiviteit. Nog opvallender is dat 65% van de mutaties gedurende

de jaren zeventig wordt verklaard. Het betreft hier immers de
periode waarin het probleem van de achterblij vende produktiviteitsontwikkeling acuut werd. Degegevens van Denison maken het mogelijk om te berekenen hoeveel procent potentiele

economische groei in de VS van jaar tot jaar verloren ging. De
onzichtbare-inkomenshypothese voorspelt dat een groei van
het onzichtbare inkomen positief samenhangt met een gemeten toenemend verlies aan mogelijke produktie. De door mij
opgestelde cijfers zijn daarmee in overeenstemming; zij

In het voorgaande heb ik enige aspecten aangegeven van de

huidige ,,malaise” van de economieen van ontwikkelde
landen, maar ook de malaise waarin ons vak zich bevindt.
Immers, tot nog toe diagnosticeren wij de ziekte van de
economische patient op basis van symptomen die we meten

met de thermometer van de officiele overheidsstatistieken.
Die koorts is zeker verontrustend aan het oplopen. Toch
meen ik het vermoeden te mogen uitspreken dat de economie
gezonder is dan we denken, omdat de thermometer die

verklaren 53% van het produktieverlies gedurende de periode

gebruikt werd niet deugt. De invloeden die uitgaan van de
onzichtbare sector van de economie ontsnappen nl. veelal aan

1953-1976 en 80% van het produktieverlies gedurende de

de officiele statistieken. Voordat iemand uit deze min of meer

jaren zeventig. Voorshands beschouw ik deze cijfermatige

optimistische diagnose te veel troost put, is het goed om eraan
te herinneren dat de patient zelf er heilig van overtuigd is dat
hij ziek is. En de indruk van gebrekkig functioneren wordt

uitkomsten als een bevestiging van het belang van de

onzichtbare sector van de Amerikaanse economic en als
,,bewijs” dat de ontwikkeling van de onzichtbare sector met
de gehanteerde schattingsmethode redelijk wordt benaderd.

modellen. Gegeven de veronderstelde verbetering van gege-

voortdurend versterkt doordat een horde economen — ini
dienst van de wetenschap, de overheid en de pers — aan del
rand van het ziekbed van de ,,patient” over ,,crisis” zit te:
mompelen. Deze voortdurende versterking van de indruk van
economische ellende zou het volledig bezwijken van de
patient tot gevolg kunnen hebben. Herhaalde crisisvoorspel-

vens(bestanden), de verbeterde theorievorming, de vooruit-

lingen kunnen heel wel zich zelf in vervulling doen gaan. Het

Nog op een andere manier heb ik geprobeerd bevestiging
van mijn hypothese te krijgen, namelijk door aan te knopen

bij voorspellingsfouten van belangrijke macro-economische
gang in de computertechnologie en de schattingsprocedures,

zou men verwachten dat de voorspellingsfouten in de loop der
jaren kleiner zijn geworden. Het tegendeel is echter het geval.
Stephen McNees onderzocht de verschillen tussen de realisa-

tie en de voorspellingen van het model van de Amerikaanse
economie dat de Raad van Adviseurs van de Amerikaanse
president hanteert, voor de periode 1961-1979. Gemiddeld
gesproken wordt de groei van de economie systematisch
ESB 7-10-1981

5) Edward Denison, Accounting for slower economic growth, The
Brookings Institution, Washington CS, 1979.
6) Stephen McNees, An assessment of the Council of Economic
Advisor’s forecasts of 1977, New England Economic Review, Federal
Reserve Bank of Boston, maart-april 1977.

983

is naar mijn mening dringend nodig om de toestand van de
,,patient” opnieuw onder ogen te zien, rekening houdend met

de tekortkomingen van de tot nu toe gehanteerde thermometer; het lijkt ook nodig om een omzichtiger gebruik van
,,geneesmiddelen” te maken en — het allerbelangrijkste —
om de patient een ander idee te geven hoe zijn gezonde
toestand eruit ziet.
De gedachte dat een aanzienlijk deel van de huidige
economische problemen in Oost en West het gevolg is van een

statistische vertekening, zal op verscheidene deskundigen als
ongehoord en aanmatigend overkomen. De gezinnen in onze
economieen die hard worden getroffen door langdurige

werkloosheid en armoede, zullen geneigd zijn mijn bevindingen te zien als een misplaatste grap. Daarom is het goed om te
benadrukken dat ook ik de economische tegenslagen waarmee yelen kampen, niet probeer te ontkennen. Evenmin pleit

ik vo’or een overheidsbeleid dat probeert het ondersteunen
van deze groepen te beeindigen. Het is bovendien duidelijk
dat we thans een overgangsperiode van verminderde economische groei meemaken die mede het gevolg is van een
verschuiving in de machtsverhoudingen ten gunste van de
energie-exporterende landen. De prijzen van veel gangbare
goederen zijn wel degelijk drastisch gestegen.

Ondanks dit alles blijf ik echter volhouden dat officiele
statistieken de omvang van deze problemen overschatten. En
omdat economische subjecten hun handelwijze op deze
onjuiste signalen hebben afgestemd, hebben we onze moeilijkheden nog vergroot. Het beeld van de economie van de VS

en van Westeuropese landen dat uit de officiele statistieken
van de overheid oprijst, wekt de indruk dat we in versneld
tempo op weg zijn naar een — naar mijn mening voorkoombare — financiele ramp. Onder de huidige omstandigheden
zijn deze economieen door interne omstandigheden instabiel.
Deze instabiliteit wordt mede veroorzaakt door een funda-

menteel verdraaide waarneming van de economische werkelijkheid. Ik meen dat de economie gezonder is dan algemeen
wordt aangenomen. De sociale wetenschappen leren dat

louter het idee dat er sprake is van crisis en economische
malaise, voldoende kan zijn om een werkelijke crisis te
veroorzaken. Daarom kunnen de hiervoor ontwikkelde stellingen niet met een schouderophalen worden afgedaan. Tenzij

de waarneming van burgers en beleidsmakers weer beter gaat
overeenstemmen met de economische werkelijkheid, veroordelen we onszelf wellicht tot een ernstige economische en

comparatief-statisch of dynamisch-stabiel zijn gespecificeerd,
is het van belang tot slot uiteen te zetten waarom ik geloof dat
de huidige economische situatie wellicht het beste wordt
beschreven door een dynamisch-instabiel model. Ik zal hier
geen specificaties geven. De volgende uiteenzetting kan
voldoende zijn om de bronnen van dynamische instabiliteit te

belichten.
De hypothese van het onzichtbare inkomen suggereert dat
de groei van de onzichtbare sector (ten gevolge van stijgende
belastingdruk, dan wel een groeiend wantrouwen jegens de
overheid) aanvankelijk leidt tot de illusionaire waarneming

van een hoger inflatietempo en stijgende werkloosheid, in
combinatie met een illusie van lagere reele economische groei

en afnemende produktiviteitsverbetering. De alom — op
basis van officiele statistieken — waargenomen afnemende
economische groei brengt goedwillende beleidsmakers ertoe
de economie te veel te stimuleren met (verkeerd gerichte)
macro-economische beleidsmaatregelen. De overal zichtbare

inflatie stimuleert de consumptie en versterkt de gevolgen van
het stimulerende beleid door de prijzen verder op te stuwen.

Doordat lonen en sociale uitkeringen zijn gei’ndiceerd, worden belastingbetalers geconfronteerd met hogere marginale
tarieven en een verzwaarde belastingdruk. De belastingen

waren misschien toch al verhoogd om het expansieve overheidsbeleid — uitvloeisel van de ogenschijnlijke afneming van
de economische groei — te financieren. Dit alles vormt een
prikkel voor burgers en bedrijven voor een verdere verschuiving van economische activiteiten naar de onzichtbare sector.

Groeiende frustratie, opgeroepen door de onbekwaamheid
van de overheid om economische ontwikkelingen te sturen,
leidt tot uitholling van sociale en politieke verhoudingen, die
zich vertaalt in groeiend wantrouwen jegens officiele instan-

ties. Dit verzwakt op zijn beurt de bereidheid om mee te
werken aan de eerlijke invulling van belastingpapieren en

andere enquetes van de overheid. Verdere vertekening van de
officiele statistieken is hiervan het gevolg. En die statistieken

zijn het kompas waarop beleidsmakers in een ingewikkelde
samenleving koersen. Ongelukkigerwijs heeft het hier geschilderde proces geen ingebouwde rem. Als ik het goed zie, zet dit
proces zich voort, tenzij we het bestaan ervan onderkennen
en onze informatiesystemen en beleidsinspanningen bijstellen

om de nadelige effecten ervan te keren.

politieke crisis.

Dynamische instabiliteit
Aangezien de gebruikelijke macro-economische modellen

984

Edgar L. Feige

Auteur