Ga direct naar de content

Pensioenfinanciering en het mannaprincipe

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: april 6 2006

mening
Pensioenfinanciering en
het mannaprincipe
u het vermogen van het Algemeen Burgerlijk
Pensioenfonds (ABP) de grens van tweehonderd miljard
euro heeft overschreden, rijst de vraag waarom het
indexeren van het ambtenarenpensioen, gefinancierd
volgens het kapitaaldekkingsstelsel, steeds weer wordt uitgesteld
en ook waarom het fondsvermogen voortdurend moet groeien.
Wanneer politiek Den Haag zou besluiten om, zoals in andere landen gebruikelijk is, het ambtenarenpensioen te financieren volgens
het omslagstelsel, zou het ABP-pensioen te allen tijde en onder
alle omstandigheden kunnen worden geïndexeerd. De beleggingsopbrengsten van het ABP-vermogen kunnen worden gebruikt voor
financiering van de door de vergrijzing snel stijgende AOW-lasten.
Het omslagstelsel is gebaseerd op het zogenaamde mannaprincipe, waarbij door de actieve bevolking dagelijks niet meer wordt
verzameld dan nodig is voor de lopende dag. Er komt genoeg
beschikbaar voor zowel de werkenden als voor de thuisgebleven
invaliden en ouderen, die niet of niet meer aan het arbeidsproces
deelnemen.

N

De Aaron-conditie
Theoretisch gezien zijn het omslagstelsel en het kapitaaldekkingsstelsel gelijkwaardige stelsels. Welk stelsel op de lange duur gezien
het grootste voordeel voor deelnemers biedt, kan met behulp van
de Aaron-conditie worden onderzocht. De econoom Aaron vergeleek het rendement van beide stelsels als volgt. Voor een kapitaaldekkingsstelsel geldt dat het rendement op de ingelegde premies
afhankelijk is van de beleggingsresultaten, ofwel het rendement
van kapitaal. Bij een volgroeid fonds zijn de beleggingsopbrengsten en premiebaten in balans met de uitgekeerde pensioenen en
gemaakte kosten.
Het rendement bij een omslagstelsel is volgens de Aaron-conditie
afhankelijk van de grondslag, het loon verdiend door alle werknemers samen. Neemt deze loonsom toe als gevolg van bevolkingsgroei of een hogere arbeidsproductiviteit, dan nemen de totale
premie-ontvangsten toe en daarmee het bedrag dat aan de huidige gepensioneerden kan worden betaald. Het met steun van de
VVD door het CDA gevoerde pensioenbeleid tijdens de verstreken
kabinetsperioden was toegespitst op verhoging van de arbeidsproductiviteit. Daarbij werd de unieke positie van Nederland, met een
van overheidswege belegd ABP-vermogen van tweehonderd miljard
euro, uit het oog verloren. Ook bij de invoering van de euro werd
dit vermogen niet op de weegschaal gelegd, waardoor de gulden te
goedkoop werd verkocht en nu van een herkansing sprake is.

Driesporenbeleid
De overheid zal in de komende kabinetsperiode anticiperen op de
komende vergrijzing en ontgroening door een driesporenbeleid.
Allereerst zal worden gestreefd naar verhoging van de arbeidsparticipatie, vervolgens zullen collectieve regelingen worden
aangepast en tenslotte zal worden gestreefd naar een schuldvermindering, waardoor rentelasten dalen. Hierbij zijn de volgende
kanttekeningen te plaatsen. Het streven naar verhoging van de

220

ESB

6 april 2007

arbeidsparticipatie van zestigplussers gaat tegen de volkswil in
en dreigt daardoor te mislukken. Wat de verlaging van de rentelasten door aflossing van de staatsschuld aangaat, blijft na het
verzuim bij invoering van de euro, de weg open om met behulp
van het ABP-vermogen in één klap de hele staatsschuld weg te
werken.
Uit de opeenvolgende jaarverslagen van het ABP blijkt dat in de
periode van 1 januari 2001 tot 31 december 2005 het ABP-vermogen groeide van 150,3 naar 190,6 miljard euro, doordat de vermogensopbrengsten van het ABP-vermogen, in totaal 40,3 miljard
euro, aan dat vermogen werden toegevoegd. In genoemde periode
waren de aan de pensioenreserve toegevoegde premiebaten en de
aan deze reserve onttrokken bedragen voor pensioen met elkaar in
evenwicht. De facto worden de ABP-pensioenen dus reeds gefinancierd volgens het mannaprincipe, er wordt door de werkende
bevolking niet meer opgebracht dan nodig is voor de lopende dag.
Indien voor 1 januari 2001 was besloten het ambtenarenpensioen
te betalen uit de belastingopbrengsten dan had in de periode
2001–2005 40,3 miljard euro meer staatsschuld kunnen worden
afgelost dan nu het geval is geweest.
Uitgangspunt van deze benaderingswijze is, dat bij het omslagstelsel geen lasten naar de toekomst worden verschoven, zoals
wel eens wordt beweerd, maar dat het juist andersom is. Bij het
kapitaaldekkingsstelsel wordt nu gereserveerd voor latere lasten.
Gezien het feit dat de vermogensopbrengsten van het ABP niet
worden benut voor de pensioenuitkeringen of het indexeren van
lopende pensioenen kunnen deze worden gebruikt voor financiering van vergrijzinglasten of worden aangewend voor andere
collectieve bestedingen, zoals intensivering van het onderwijs of
renovatie van de gezondheidszorg.
Financiering van het ABP-pensioen volgens het kapitaaldekkingsstelsel in plaats van het in alle andere landen gebruikelijke omslagstelsel impliceert, dat de Nederlandse belastingbetalers in de
twintigste eeuw een algemeen burgerlijk vermogen hebben opgebouwd, dat gezien het algemeen toegepaste omslagstelsel in het
buitenland, beschikbaar is voor binnenlandse bestedingen. In mijn
gedachtegang komt het pensioen van ambtenaren net als hun
salaris in het jaar van uitbetaling ten laste van de rijksbegroting.
Dit gebeurt nu al voor ministers en kamerleden en dat kan dus ook
voor ambtenaren en onderwijzend personeel.

Faillissement
Wanneer werkgevers in het bedrijfsleven aan hun personeel een
pensioen toekennen is het raadzaam om de desbetreffende premie te beleggen buiten de onderneming, daar het risico bestaat,
dat de werkgever door welke oorzaak dan ook, faillissement
bijvoorbeeld, niet aan zijn verplichtingen zal kunnen voldoen.
Bij de overheid bestaat dit risico niet. Er is daardoor geen enkele
noodzaak om jaarlijks de contante waarde te berekenen van de
verplichtingen en premie te berekenen op basis van kapitaaldekking. Dat gebeurt in het buitenland ook niet. Waarom dit in
Nederland wel zo moet, kan men zich afvragen. Deze vraag klemt

mening

temeer daar voor het staatshoofd, troonopvolgers, ministers,
kamerleden en anderen geen reserves worden opgebouwd voor
latere uitkeringen.
Het naast de salarissen ook de te betalen pensioenen ten laste
van de rijksbegrotingen brengen heeft grote voordelen, zowel
voor de 552 duizend pensioentrekkenden bij het ABP als voor de
belastingbetalers. De indexatie van het pensioen wordt bij het
gevoerde beleid opgeschort als het ABP-pensioenvermogen door
het bestuur van het ABP onder de maat wordt geacht. Hierbij
worden de regels die gelden voor pensioenreserves in het bedrijfsleven onveranderd toegepast op het overheidsfonds hetgeen,
gezien het ontbreken van het faillissementsrisico, niet nodig is.
Voor de belastingbetalers is de andere wijze van financiering
voordelig doordat geen belasting behoeft te worden geheven
om de pensioenreserve van het ABP te versterken, zolang deze
niet voldoet aan het toetsingskader van de pensioenwet, die per
1 januari 2007 is ingevoerd.

Gewaarborgde indexering
Voor de 1,1 miljoen premiebetalende ambtenaren en met hen
gelijkgestelden zal omzetting van de feitelijk reeds bestaande
naar een wettelijke omslagfinanciering een opluchting betekenen,
daar hen nu een nominaal pensioen in het vooruitzicht is gesteld,
waarbij de indexatie afhankelijk is van het subjectieve oordeel
van het bestuur van het ABP. Wanneer het pensioen van overheidspersoneel rechtstreeks ten laste komt van de rijksbegroting
is indexatie gewaarborgd. Dat omslagfinanciering bij de overheid
voor de hand ligt, blijkt als eerder vermeld uit de financieringswijze
van het pensioen van ministers en kamerleden en andere politici.
Volgens de Pensioenwet politici wordt het overheidspensioen geput
uit de algemene middelen en automatisch geïndexeerd. Zo is ook
in onze grondwet geregeld dat het staatshoofd en zijn nakomelingen verzekerd zijn van een over de belastingbetalers omgeslagen
waardevaste toelage.
Onder de titel, de Partij van de Arbeid en het pensioenvraagstuk,
schreef professor F. de Kam in Socialisme en Democratie (1995),
het maandblad van de Wiardi Beckman Stichting, een artikel
waarin hij pleitte om vijfenzestigplussers in de premiebetaling
AOW te betrekken. Dit voorstel is door Wouter Bos overgenomen
en stuit op politieke weerstand. Dit is te begrijpen, daar het plan
in feite neerkomt op verlaging van het besteedbaar inkomen van
bejaarden. Fondsvorming van overheidswege voor de AOW is niet
nodig, daar de overheid op dit moment reeds kan beschikken
over een algemeen burgerlijk pensioenvermogen, dat in de periode 2001–2005 groeide van 150,3 naar 190,6 miljard euro en
gezien het gevoerde beleggingsbeleid van het ABP-bestuur in de
periode van 2005–2010 zal doorgroeien naar tweehonderdvijftig
miljard euro.

private equity en infrastructuur. Infrastructuur is voor het ABP
een nieuwe beleggingscategorie. Binnen enkele jaren wil het
fonds miljarden beleggen in wegen en vliegvelden in China en
andere Aziatische landen. Gestreefd wordt naar hoog rendement
op korte termijn. De heer Munsters verwacht een rendement van
zeven procent per jaar. Hij verwacht dat daardoor in het jaar 2010
minstens tweehonderdvijftig miljard euro voor toekomstige lasten
beschikbaar zal zijn. Zo is men in onderhandeling met Aziatische
landen om vijf miljard euro te beleggen in wegen en vliegvelden.
Hieruit blijkt overduidelijk dat de verhoudingen in ons land volledig
zijn scheefgegroeid. Doordat het ABP-bestuur niet meer valt onder
de controle van het parlement wordt door het ABP-bestuur met
een nieuwe pensioenwet in de hand een beleid op korte termijn
uitgezet. Gemeenschapsgelden worden, zonder verantwoording aan
het parlement, in Azië belegd terwijl in ons land dringend behoefte
is aan diepte-investeringen zoals in universitair onderwijs, innoverende projecten, de gezondheidszorg en het openbaar vervoer. Het
is gewenst dat de regering en de volksvertegenwoordiging tijdens
de nieuwe kabinetsperiode weer greep krijgen op de miljarden te
beleggen gelden van het ABP. Op grond van de Aaron-conditie leveren binnenlandse beleggingen eerst op de lange duur rendement
op. En dat is nu juist gewenst met het oog op de vergrijzingslasten
die in 2030 hun top bereiken.
Aanwending van de beleggingsopbrengsten van het ABP-vermogen
voor financiering van de AOW heeft tot gevolg dat het ABP-vermogen niet verder toeneemt. Het dan stabiele vermogen staat tegenover de praktische stabiele pensioensverplichtingen van het fonds.

Beleggingsbeleid ABP-bestuur
Volgens mededelingen van de heer Roderick Munsters, directeur
vermogensbeheer ABP, zal meer worden belegd in hedgefondsen,

IDS VAN DER PLOEG
Oud-bedrijfseconomisch adviseur SVB

ESB

6 april 2007

221

Auteur