Ga direct naar de content

Papieren wetgeving is geen panacee

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: november 23 2001

Papieren wetgeving is geen panacee
Aute ur(s ):
Haas, R., de (auteur)
De auteur is werkzaam b ij De Nederlandsche Bank.
Ve rs che ne n in:
ESB, 86e jaargang, nr. 4335, pagina 903, 23 november 2001 (datum)
Rubrie k :
Uit de vakliteratuur
Tre fw oord(e n):
transitie

Transitielanden in Midden- en Oost-Europa zien zich gesteld voor een enorme hoeveelheid structurele aanpassingen. Staatsbedrijven
dienen te worden geprivatiseerd, wetgeving moet worden aangepast en veel landen moeten een financiële sector vrijwel vanaf de grond
opbouwen. Staatsfinanciering neemt hierbij af en ondernemingen moeten uitwijken naar andere vormen van externe financiering. De
mate waarin financiële systemen aan deze financieringsvraag voldoen, blijkt in belangrijke mate af te hangen van de kwaliteit van de
juridische structuren. De zogenoemde ‘legal view’ stelt dat de effectiviteit van het juridische systeem de omvang en kwaliteit van de
financiële sector – zowel bankwezen als aandelenmarkten – in positieve zin beïnvloedt 1.
Cruciaal is vooral in hoeverre nationale wetgeving externe geldverschaffers beschermt. Hoe effectiever dit gebeurt, hoe eerder financiers
bereid zullen zijn om geld te steken in bedrijven en projecten. Zo kan een goede financiële wetgeving indirect, namelijk via het stimuleren
van de financiële ontwikkeling, ook een positieve invloed hebben op de reëel-economische ontwikkeling. Empirisch onderzoek blijkt het
belang van wettelijke bescherming van geldschieters te ondersteunen. Tot voor kort richtte dergelijk onderzoek zich echter vooral op de
invloed van verschillende – historisch gedetermineerde – juridische systemen op de mate van financiële ontwikkeling. Er was nauwelijks
aandacht voor de mogelijke effecten van juridische veranderingen op de financiële ontwikkeling van een land. Dergelijke informatie is
echter van grote waarde voor transitielanden, die immers midden in een grootschalig veranderingsproces zitten. Recent onderzoek van
Pistor, Raiser en Gelfer voorziet deels in deze leemte 2.
De auteurs onderzoeken voor een twintigtal transitielanden hoe juridische veranderingen in de bescherming van aandeelhouders en
crediteuren van invloed zijn geweest op de mogelijkheden van bedrijven om externe financiering aan te trekken. Pistor e.a. stellen eerst
per land en per transitiejaar een aantal indices op die meten in hoeverre kapitaalverschaffers worden beschermd. Biedt de wetgeving een
bank bijvoorbeeld mogelijkheden om op korte termijn beslag te leggen op onderpand wanneer een debiteur failliet gaat? En beschermt de
wet aandeelhouders tegen constructies die hun stemrechten inperken? De betreffende wetgeving blijkt in veel transitielanden in snel
tempo te zijn verbeterd, zozeer zelfs dat in 1998 de aandeelhouders- en crediteurenbescherming in het doorsnee transitieland aanzienlijk
beter was dan het wereldwijde gemiddelde.
De auteurs onderzoeken echter ook de feitelijke handhaving van de wetgeving in de praktijk. Wetgeving mag er in de wetboeken nog zo
effectief uitzien, als zij niet wordt gehandhaafd zal het effect ervan gering zijn. Zo duurt het voor banken in veel transitielanden, ondanks
inmiddels goede faillissementswetgeving, toch nog jaren voordat ze onderpand kunnen liquideren. Deze gebrekkige wetshandhaving
weerhoudt banken ervan krediet te verlenen, waardoor veel productieve investeringen uiteindelijk onuitgevoerd blijven. Om inzicht in de
mate van handhaving te krijgen, ontwikkelen de auteurs een aantal ‘handhavings-indices’. Hierbij blijken de verschillen tussen
transitielanden veel groter te zijn dan bij de indices die uitsluitend naar de papieren wetten kijken. Helaas kunnen de auteurs de
handhavings-indices slechts samenstellen voor de jaren 1996-1998, zodat inzicht in veranderingen van de mate van wetshandhaving
ontbreekt.
Met behulp van zowel de wetgevings- als de handhavings-indices voeren de auteurs nu regressies uit om de invloed op verschillen in de
financiële ontwikkeling van landen te onderzoeken. Hieruit blijkt dat verbeteringen in wetgeving inderdaad leiden tot een toename van de
hoeveelheid krediet. Een ander belangrijk resultaat leveren de schattingen op waarin de invloed wordt onderzocht van internationale
verschillen in de niveaus van beide categorieën indices op de mate van financiële ontwikkeling. Hieruit blijkt dat de effectiviteit van de
wetshandhaving een veel grotere invloed heeft op de omvang van financiële markten en financiële intermediairs dan de kwaliteit van de
wetboeken.
De auteurs concluderen dan ook dat goede wetten ‘op papier’ geen substituut kunnen vormen voor zwakke juridische instituties. Hiermee
verklaren de auteurs deels waarom het transitieproces moeilijker en langduriger is dan velen aanvankelijk verwachtten. Het simpelweg
kopiëren van Westerse wetgeving, vaak onder hoge politieke druk, lijkt onvoldoende om de opkomst van effectieve lokale banken en
aandelenmarkten te stimuleren. Jammer is dat er tot op heden onvoldoende data bestaan om ook de invloed van veranderingen in
wetshandhaving op de financiële ontwikkeling te kunnen kwantificeren. Het beter in kaart brengen van dergelijke dynamische aspecten
van het transitieproces blijft daarmee een interessant onderwerp voor toekomstig onderzoek

1 Een basisartikel is R. La Porta, F. Lopez-de-Silanes, A. Shleifer en R. Vishny, Law and finance, Journal of Political Economy, 1998, jrg.

106, nr. 6, blz. 1113-1155.
2 K. Pistor, M. Raiser en S. Gelfer, Law and finance in transition economies , Economics of Transition, 2000, jrg. 8, nr. 2, blz. 325 -368.

Copyright © 2001 – 2003 Economisch Statistische Berichten ( www.economie.nl)

Auteur