Ga direct naar de content

Omgaan met de harde gulden

Geplaatst als type:
Gepubliceerd om: november 22 1995

E nquete
Omgaan met
de harde
gulden
Nederlandse bedrijven oordelen
in grote meerderheid postiief over
de koppeling van de gulden aan
de D-mark en de invoering van

een Europese munt.

In het begin van 1995 werd het Nederlandse bedrijfsleven, na de EMScrisis van 1992-1993, wederom opgeschrikt door hevige turbulenties op
het valutafront. Opnieuw kwamen de
koersen van traditioneel zwakke Europese valuta’s sterk onder druk te
staan, terwijl de koers van de Amerikaanse dollar in maart 1995 een naoorlogs dieptepunt bereikte van circa
/ 1,50.
In dit artikel zullen kort de resultaten besproken worden van een enquete die recentelijk in opdracht van
het Ministerie van Economische Zaken gehouden is onder circa 300 grote Nederlandse industriele ondernemingen. Deze ondernemingen
werden uitvoerig ondervraagd over
de wijze waarop zij omgaan met onzekerheden op wisselkoersgebied.
De opzet van deze bijdrage is als
volgt. Eerst wordt ingegaan op de beleving van de Neder- landse industrie
van de economische gevolgen van
een appreciate van de gulden. Vervolgens komt aan de orde op welke
wijze ingespeeld wordt op wissel-

Tabel 1. Mate waarin een appreciatie van de gulden ten koste gaat van
de winsttnarges
Percentage respondenten
Sterke mate
Beperkte mate
Nauwelijks
Geenszins
Geen mening

..

•

28%

39%
16%
7%
10%

koersonzekerheden en -risico’s. Ten
slotte wordt ingegaan op de houding
van Nederlandse industriele ondernemingen ten aanzien van het EMS en
de EMU.

Beleving voor- en nadelen
harde gulden
In de enquete wordt ingegaan op de
vraag in hoeverre ondernemers voordelen dan wel nadelen ondervinden
van een harde gulden. Het blijkt dat
het Nederlandse bedrijfsleven zich
terdege bewust is van de voordelen
van een harde munt. Zo wordt door
ruim de helft van de respondenten
een goedkopere invoer als voordeel
van de harde gulden genoemd, terwijl ook een lagere inflatie, lagere
loonkosten en een lagere rente als belangrijke voordelen worden gezien.
Hier staat tegenover dat door het bedrijfsleven tegelijkertijd wordt gesignaleerd dat een harde gulden ook nadelen heeft zoals een verslechtering
van de concurrentiepositie op de buitenlandse markt door de lagere prijs
in Nederlandse guldens van buitenlandse concurrenten en een verslechtering van de concurrentiepositie op
de binnenlandse (d.w.z. Nederlandse) markt door een goedkopere invoer vanuit het buitenland.
De voor- en nadelen tegen elkaar
afwegend, blijkt dat per saldo 21 procent van de geenqueteerde bedrijven
van mening is dat de nadelen van
een harde gulden sterk domineren
ten opzichte van de voordelen, terwijl nagenoeg een zelfde percentage
van de geenqueteerde bedrijven (namelijk 19 procent) van mening is dat
de voordelen de nadelen compenseren. Voorts vindt 34 procent van de
respondenten dat de nadelen licht domineren ten opzichte van de voordelen, terwijl daarentegen 13 procent
van mening is dat de voordelen licht
domineren ten opzichte van de nadelen. Ten slotte geeft 5 procent aan
dat de voordelen de nadelen sterk domineren (8 procent heeft geen mening). Per saldo is 37 procent van het
totale geenqueteerde bedrijfsleven
van mening dat de voordelen van
een harde gulden de nadelen compenseren danwel groter zijn dan de
nadelen, terwijl 55 procent van mening is dat de nadelen per saldo licht
tot sterk domineren.
Een appreciatie van de gulden gaat
volgens 67 procent van de respondenten in sterke of beperkte mate ten

koste van de winstmarges (label 1).
Van de bedrijven die sterke tot zeer
sterke nadelen ondervinden van de
harde gulden, zegt 88 procent dat
een appreciatie van de gulden ten
koste gaat van de winstmarges, ten
opzichte van 50 procent van de bedrijven waarvoor de voordelen de nadelen compenseren of domineren.
De mate waarin flexibel op wisselkoersveranderingen ingespeeld kan
worden door importstromen te verleggen, wordt door de respondenten
laag ingeschat. Uit de enquete komt
naar voren dat het overgrote deel (79
procent) van het Nederlandse bedrijfsleven het als moeilijk tot zeer
moeilijk ervaart om van leverancier te
veranderen. Daarentegen is men van
mening dat het voor buitenlandse afnemers gemakkelijk tot zeer gemakkelijk is (63 procent) om van een Nederlandse leverancier over te stappen
naar een buitenlandse leverancier.
Dit alles neemt niet weg dat de overgrote meerderheid van de Nederlandse industrie een fervent voorstander
is van de koppeling van de Nederlandse gulden aan de D-mark. Maar
liefst 83 procent van het geenqueteerde bedrijfsleven is voor deze koppeling en slechts 2 procent is hiertegen
(15 procent heeft geen mening).

Omgaan met valutarisico’s
Om na te gaan hoe het Nederlandse
bedrijfsleven omgaat met wisselkoersonzekerheden is gevraagd in hoever-

Tabel 2. Mate waarin niet-Jtnanciele
instrumenten worden ingezet tegen
wisselkoersrisico ‘s
Percentage respondenten
Contracteren in guldens
Andere contractuele bepalingen
Synchronisatie in- en verkoop
Handelskredieten
Beperken zakenvolume
Geen niet-financiele instrumenten

58%
26%
30%
10%
15%
27%

Tabel 3. Mate waarin Jinanciele instrumenten worden ingezet tegen
wisselkoersrisico’s
Percentage respondenten
Termijntransacties
Valuta-optics
Verdisconteren wissels
Geen financiele instrumenten

58%
20%
4%
38%

re financiele en niet-financiele instrumenten ingezet worden voor het vermijden en beperken van wisselkoersrisico’s. Het blijkt dat ruwweg een
derde van de geenqueteerde bedrijven geen gebruik maakt van financiele instrumenten bij het vermijden
en beperken van wisselkoersrisico’s.
Circa een kwart van de bedrijven
maakt geen gebruik van niet-financiele instrumenten. Van de niet-financiele instrumenten wordt het contracteren in nationale valuta door 58
procent van de respondenten als een
geschikt instrument genoemd. Naast
het contracteren in nationale valuta

hanteert 26 procent van de respondenten het instrument van andere
contractuele bepalingen zoals bijvoorbeeld een vaste wisselkoers of een
verrekeningsclausule voor koersverschillen. Voorts beperkt 30 procent
van de geenqueteerde bedrijven de
omvang van eventuele koersverschillen door een synchronisatie van de
in- en verkoop (label 2).
Bij de financiele instrumenten die
door de geenqueteerde bedrijven
worden ingezet domineren de termijntransacties (58 procent), gevolgd
door valuta-optics (20 procent). Uit
de enquete komt naar voren dat indien koersrisico’s worden afgedekt,
dit vooral geschiedt voor de korte termijn. Van de bedrijven die wisselkoersrisico’s afdekken, doet 56 procent dit voor een periode van
maximaal een half jaar en 96 procent
voor een periode van maximaal een
jaar. Opvallend is dat maar 4 procent
van de respondenten die zich indekken tegen wisselkoersrisico’s dat doet
voor een periode van langer dan een
jaar. Uit figuur 1 blijkt ten slotte dat
de Amerikaanse dollar verreweg de
belangrijkste valuta is waartegen men
zich wenst in te dekken. Ruim 45 procent van de respondenten noemt namelijk de Amerikaanse dollar als de
munt waartegen men zich in de praktijk indekt, terwijl dit voor het Britse
pond, de Franse franc en de ItaliaanFiguur 1. De zes valuta’s tvaar bet
meest tegen ingedekt wordt

se lire maar voor respectievelijk 17

procent, 12 procent en 9 procent het
geval is. Dit suggereert, in combinatie
met de eerder genoemde uitkomsten
omtrent het handhaven van de koers
van de gulden aan de D-mark, dat
door het Nederlandse bedrijfsleven
niet de koppeling van de gulden aan
de D-mark als een probleem wordt
gezien, maar veeleer de onzekerheden die verband houden met de

Figuur 2. Meningen over totstandkomen vaste wisselkoersen in Europa

19% zeer belangrijk
59% belangrijk
12% geen mening
10% onbelangrijk

koers van de Amerikaanse dollar.

Verplaatsing van investeringen
Op de vraag in hoeverre wisselkoersveranderingen in de laatste jaren van
invloed geweest zijn op investeringsbeslissingen antwoordde 88 procent

van de geenqueteerde bedrijven dit
in sterke tot beperkte mate van belang acht.

EMS en EMU

van de respondenten dat deze geen

aanleiding waren om investeringen te
verleggen naar het buitenland. Er
was bij de beantwoording van deze

De ervaringen met wisselkoersveranderingen en de daaraan verbonden

vraag geen verschil te traceren tussen

nadelen en onzekerheden vinden in
belangrijke mate hun weerslag in de

Nederlandse ondernemingen en vestigingen in Nederland van buitenland-

houding van de geenqueteerde bedrijven ten aanzien van het Europese

se ondernemingen. Op zowel de bin-

Monetaire Stelsel (EMS) en de Econo-

nenlandse als de buitenlandse markt
wordt de prijs door ruim 30 procent
van de geenqueteerde bedrijven als

mische en Monetaire Unie (EMU). Zo
vindt meer dan 84 procent van de
bedrijven die sterke nadelen van de

de belangrijkste concurrentiefactor

harde gulden ondervinden het tot

gezien. Kwaliteit en betrouwbaarheid
worden op de binnenlandse markt
door circa 20 procent en 9 procent

stand komen van vaste wisselkoersen

van de geenqueteerde bedrijven op

de eerste plaats gezet. Voor de bedrijven die op de buitenlandse markt
opereren liggen deze percentages
iets lager. Een kwart van de respondenten geeft aan dat niet een van de
vijf genoemde concurrentiefactoren
als belangrijkste moet worden gezien, maar juist een combinatie van
bijvoorbeeld prijs en kwaliteit of kwaliteit en betrouwbaarheid. Aan de
geenqueteerde bedrijven is tevens
gevraagd om een rangorde aan te geven in de verschillende concurrentiefactoren door middel van een cijfer
tussen 1 en 10. Hieruit blijkt dat prijs,

(d.w.z. de invoering van een Europese munt) belangrijk tot zeer belangrijk. Bij de bedrijven waarbij de
voordelen van de harde gulden domineren ligt dit percentage op circa 64.

Uit figuur 2 blijkt dat van alle respondenten 78 procent de invoering van
een Europese munt belangrijk tot
zeer belangrijk vindt. Hierbij vindt
een meerderheid van de geenqueteerde ondernemingen dat Europa als
handelsblok door het ontbreken van
een munt een relatief nadeel ondervindt ten opzichte van de grote handelsblokken die wel een munt kennen, zoals de Verenigde Staten en

Japan. Van de respondenten vindt 68
procent de invoering van een Europe-

kwaliteit, betrouwbaarheid en service
se munt belangrijk tot zeer
een belangrijke rol spelen, op enige afstand
gevolgd door promo- Tabel 4. Invloed van wisselkoersveranderingen op investeringsbeslissingen in verschillende sectoren
tie en reclame. Ten
slotte is aan de ondernemingen gevraagd
in hoeverre zij techno-

pond yen

ESB 13-12-1995

Sector

logische vernieuwing
als een mogelijkheid
zien om hun concurrentie- positie te verbeteren. Het blijkt dat
maar liefst 89 procent

Voedings- en genotm.industrie
Chemische en rubberindustrie
Metaal- en optische Industrie

Overige industrie
Totaal

Percentage respondenten
geen invl. wel invl. niet bekend
88%

9%
11%

84%
96%
79%
8%

belangrijk, omdat daarmee de huidige wisselkoersonzekerheden gaan
verdwijnen. Daarentegen wegen de
respondenten het belang van het verdwijnen van de omwisselkosten bij
transacties in vreemde valuta’s wat
minder zwaar. De omwisselkosten bedragen overigens in ruim 72 procent
van de gevallen minder dan 1 procent van de omzet.

Conclusies
Kwesties die verband houden met
wisselkoersen leven terdege binnen
de Nederlandse industrie, 20 blijkt uit
een recente enquete onder circa 300
Nederlandse ondernemingen. Hoewel het bedrijfsleven naast voordelen

ook nadelen ondervindt van de harde gulden, is een grote meerderheid
voor het handhaven van de koppeling van de gulden aan de D-mark.
Ook blijkt dat ruwweg twee derde
van de bedrijven zich door middel
van financiele instrumenten indekt tegen wisselkoersrisico’s. Voorts waren
wisselkoersveranderingen geen reden om investeringen te verleggen
naar het buitenland, terwijl bijna 90
procent van de geenqueteerde bedrijven van mening is dat technologische

vernieuwing van belang is om de
concurrentiepositie te verbeteren.
Voorts blijkt dat circa 80 procent van
de bedrijven in de Nederlandse industrie een sterk voorstander is van de
invoering van een Europese munt.
Een belangrijke overweging hierbij is
dat Europa als handelsblok een relatief nadeel ondervindt in vergelijking
met handelsblokken die wel een
munt kennen, zoals de Verenigde Staten en Japan.

A. Knoester,
R.M. van der Linden
E.A. de Schipper
A. Knoester is als hoogleraar financieeleconomisch beleid verbonden aan het Onderzoekcentrum Financieel Economisch
Beleid (Ocfeb) van de Erasmus Universiteit Rotterdam. R.M. van der Linden en
E.A. de Schipper hebben aan het onderhavige onderzoek meegewerkt als studentassistent. Dit artikel is gebaseerd op Wis-

selkoersen en de Nederlandse Industrie:
een enquete-onderzoek, Ministerie van
Economische Zaken, Werkdocument
9503, Den Haag, 1995.

Auteurs