Ga direct naar de content

Olie

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: juni 27 2008

Redactioneel

Albert Jolink
Hoofdredacteur ESB
a.jolink@sdu.nl

Olie

D

e brandstofprijzen aan de pomp zijn de
afgelopen anderhalf jaar met ruim twintig
procent gestegen. Traditiegetrouw hebben
regeringen een flink aandeel in de brandstofprijzen door zowel accijns als btw aan de pomp
te heffen. Door de prijsontwikkelingen van de laatste
tijd beginnen de regeringen in Europa nu echter
zenuwachtig te worden van de opruiende geluiden
die pleiten voor lagere accijnzen. President Sarkozy
van Frankrijk heeft inmiddels met een royaal gebaar
een onhaalbaar plan gepresenteerd om de accijns
op brandstof te verlagen. In de Europese kringen
is dit Franse plan vakkundig onderuit gehaald door
minister Bos met als argument dat de Franse regering de brandstofinkomsten hard nodig heeft. Voor
de Nederlandse regering moet dit argument bekend
voorkomen, met een aanstaande accijnsverhoging
op diesel en een verhoging van de energiebelasting
van elektriciteit per 1 juli voor de deur, en met een
stevige 350 miljoen euro als taakstelling. De accijnzen kunnen echter nauwelijks als verklaring dienen
voor de forse prijsstijgingen van brandstof van de
afgelopen anderhalf jaar.
De brandstofprijs bestaat, grofweg, uit drie delen:
de al genoemde accijnzen en btw (circa 65 procent),
de marge voor de producent (circa 10 procent) en
de inkoopprijs van de brandstof (circa 25 procent).
De grote veranderingen in de prijs zitten met name
in het laatste kwart, de inkoopprijs: in de afgelopen
anderhalf jaar is de prijs van ruwe olie met meer
dan 150 procent gestegen. Analisten en handelaren
vallen over elkaar heen om het volgende record aan
te kondigen van de hoogste prijs. Ook de schuldigen
zijn al gevonden voor het veroorzaken van prijsstijgingen: de niet aflatende economische groei van
China, de spanningen in het Midden-Oosten, en, zo
stelt de OPEC, de speculanten.
De financieel analisten van Morgan Stanley gooien
nog eens olie op het vuur door te voorspellen dat de
olieprijs gemakkelijk de 150 dollar kan halen en mo

gelijk zelfs naar de 200 dollar per vat zal gaan. Voor
speculanten met vooruitgeschoven ­ osities is dit
p
prettig nieuws en verhoogt dit de lust naar callopties
met dollarprijzen per vat die ver boven de huidige
olieprijzen liggen. De afgifte van dergelijke opties
betekent dat de olievraag door speculanten sterk
zal toenemen naarmate de olieprijzen verder stijgen
en de levering van de olie nabij is. Voor de handige
trader zijn dit boeiende tijden en valt er veel te winnen, maar ook te verliezen. De uitbundige promotie
die Morgan Stanley heeft meegegeven aan haar
voorspelling van de grens van 150/200 dollar per vat
geeft te denken: welke positie heeft deze financiële
reus in de oliehandel?
Ondertussen liggen de schepen in de Rotterdamse
haven die zojuist olie hebben geladen stil aan het
dok en weigeren uit te varen. De olieproducent heeft
de schepen al meerdere keren gemaand te vertrekken maar de schipper heeft opdracht gekregen te
blijven liggen en blokkeert zo verdere afgifte van
olie. De officiële reden is van technische aard en de
twist over de lading wordt hoog gespeeld, maar de
deelnemers weten wel beter: de koper van de olie
en tevens opdrachtgever van het vervoer heeft baat
bij een beperkt aanbod van olie en zolang het in het
scheepsruim zit kan het slechts in waarde vermeerderen. Uiteindelijk zullen de schepen op last van de
havenautoriteiten moeten worden versleept, maar
ook de volgende afgifte van olie zal door dezelfde
koper worden opgekocht om zo te voorzien in de
financiële posities die hij heeft ingenomen. En niet
alleen in de Rotterdamse haven maar overal waar
olie beschikbaar komt zal diep in de buidel worden
getast. De financiële reuzen van deze wereld hebben
de olie, en andere grondstoffen, ontdekt en hebben
het speculeren tot kunst verheven.
Verklaringen voor olieprijsstijgingen kunnen allang
niet meer volstaan met vage indicaties voor vraagen aanbodverstoringen. De olieprijzen laten zich nu
meevoeren op de golven van de bancaire verwachtingen, waarbij men hoopt veel geld te verdienen aan
de grootste gijzeling aller tijden. Zolang de economie
nog verslaafd zal blijven aan olie zit er ook niets anders op dan de prijs te betalen die gevraagd wordt.
De gevolgen hiervan laten zich alleen maar raden:
een spontane inflatie, een dalende of stagnerende
economische groei, afnemende globalisering, stakingen en werkloosheid.
De OPEC-landen, onder aanvoering van SaudiArabië, hebben inmiddels aangegeven de dagelijkse ­ roductie te willen opvoeren. De vraag is wat
p
het eerste zal uitdrogen: de diepe zakken van de
s
­ peculanten of de olievelden?

ESB

93(4538) 27 juni 2008

387

Auteur