Ga direct naar de content

Netwerkspanning

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: februari 24 2006

prikkel

Netwerkspanning
John Groenewegen
TUDelft/Erasmus Universiteit Rotterdam
j.p.m.groenewegen@tbm.tudelft.nl

O

p 7 februari kopte de NRC
‘CDA blijft tegen plan
Brinkhorst’. Waarom? Volgens het
CDA gaat de splitsing van de energiebedrijven in een productie- en
leveringsdeel en een distributiedeel elk huishouden in Nederland
100 euro meer per jaar kosten. Dat
is gek. De hele operatie om sterke marktprikkels in vastgeroeste
sectoren als telecom, openbaar vervoer, luchtvaart en energie
in te voeren is toch bedoeld om de efficiëntie te verhogen en de
consument daarvan te laten profiteren? Wat de elektriciteitsmarkt betreft heeft de EU vastgesteld dat er een scheiding moet
worden aangebracht tussen het deel van de waardeketen dat aan
de markttucht kan worden onderworpen (productie en levering) en het deel dat kenmerken van een natuurlijk monopolie
vertoont en derhalve gereguleerd moet blijven worden (transmissie en distributie).
Bedrijven die verticaal zijn geïntegreerd en dus zowel
de productie als de distributie onder hun dak verenigen,
moeten dat laatstgenoemde deel afsplitsen. De aanname is
namelijk dat in geval van verticale integratie de ‘zittende’
onderneming voordelen heeft boven een nieuwe toetredende
onderneming, die alleen de productie of verkoop als activiteit heeft. De toetreder moet namelijk gebruikmaken van
de distributienetten van de ‘zittende’ ondernemingen. Om
bijvoorbeeld marktverstorend kruissubsidiërend gedrag te
voorkomen moet worden gesplitst. Dat kan op verschillende
manieren.
In geval van een ‘boekhoudkundige’ splitsing moet de geïntegreerde onderneming een gescheiden boekhouding voeren,
zodat de toezichthouder goed inzicht heeft in de financiële
stromen en eventuele kruissubsidies gemakkelijk ontdekt
kunnen worden. In geval van een organisatorische splitsing
hebben de onderdelen in het geïntegreerde bedrijf enige
autonomie over de bedrijfsvoering met betrekking tot bijvoorbeeld de investeringsbeslissingen. In geval van een juridische
splitsing, dat schrijft de EU voor, is sprake van twee juridisch
zelfstandige eenheden. Probleem daarbij is echter dat het moederbedrijf nog steeds aandeelhouder van het netwerkbedrijf
kan zijn en dus het beleid kan beïnvloeden. Alleen in geval
van scheiding van eigendom is dat niet meer mogelijk en stelt
de toezichthouder dat nauwelijks toezicht op marktverstorend
gedrag nodig is. Interessant is nu dat splitsing wordt doorgevoerd omdat het efficiëntie zou verhogen en de consument er
beter van wordt.
Als wij de getallen van de afgelopen weken op ons laten inwerken, dan kan er weinig zinnigs over het saldo van de kosten en
baten van de splitsing worden gezegd. Het CPB heeft dat al eer96

ESB  24-2-2006

der fijntjes uitgelegd. Iedere belanghebbende laat zo zijn eigen
partiële berekening op de zaak los en wie weet wat het effect per
saldo voor de consument is mag het zeggen. Het is dan ook op zijn
zachtst gezegd heel opmerkelijk dat het CDA met harde cijfers van
100 euro per huishouden schermt, temeer daar het CDA een gedegen rapport heeft uitgebracht waarin juist op genuanceerde wijze
wordt duidelijk gemaakt wat de voor- en nadelen kunnen zijn.
Ondanks alle onzekerheid over de voor- en nadelen van de
splitsing kiest minister Brinkhorst voor een stevig standpunt,
dat verder gaat dan de EU eist. De splitsing van eigendom in
plaats van de juridische splitsing is niet ingegeven door kostenplaatjes, maar heeft alles te maken met onplezierige onderbuikgevoelens. Gevoelens die overigens in dit geval een betere
leidraad voor politiek handelen kunnen zijn dan zogenaamde
harde calculaties van voor- en nadelen. Naar mijn idee heeft
minister Brinkhorst het onbehagelijke gevoel van de consumenten van energie aan zijn zijde als het gaat om de idee dat de distributienetten in handen zijn van ondernemingen, die worden
gedreven door de markttucht en worden gecontroleerd door
(publieke) aandeelhouders. Niet alleen de voorbeelden van de
Engelse spoorwegen en Enron spelen een rol, maar ook de reputatie die de Nederlandse energiebedrijven hebben opgebouwd.
Toen de idee post vatte dat de elektriciteitsbedrijven zich
meer als normale ondernemingen moesten gaan gedragen en
de provinciale en gemeentelijke overheden hen ook die ruimte
boden, bleek dat de leiding zich liet verleiden tot het willens en
wetens afsluiten van ‘crossborder leasetransacties’ (CBLs) in de
wetenschap dat de regelgeving in de markt zou veranderen door
de liberalisatie. De leiding van de bedrijven gebruikte o.a. het
door die truc verkregen geld voor een aantal dubieuze uitgaven:
speculatieve investeringen en overnamen in de Amerikaanse
watersector, investeringen in voetbalclubs, ondoorzichtige
financiële transacties op de Londense aandelenbeurs en een
vorm van salarisstijging, die hen maakte tot symbool van de
graaicultuur. Speculatie en graaien zijn tot daar aan toe als het
om de productie van kauwgomballen gaat, maar in het geval
van energie? Nemen wij daarbij de voortdurende waarschuwing
dat de Nederlandse bedrijven een gemakkelijke prooi zijn voor
buitenlandse overnemers (overigens ook als zij alleen juridisch
worden gesplitst), dan komt een onbehaaglijk gevoel boven
borrelen. Hoe zit het met de langetermijnprijzen en leveringszekerheid? Dan maar liever een publieke verantwoordelijkheid
voor de distributienetten, gelijk het geval is met de hoogspanningsnetten. Zeker, daar kleven ook allerlei bezwaren van
bureaucratie en ondoorzichtigheid aan, maar liever een politiek
afrekeningmechanisme dan een economisch afrekeningmechanisme. Die laatste valt te gemakkelijk ten prooi aan kortetermijnmachtsspelletjes van onvoldoende door de markt gedisciplineerde managers, waarna de politiek de boel mag opruimen
en de consument voor de schade opdraait.
CPB, Vertical separation of the energy-distribution industry, report no. 84,
Den Haag, 2005.
Energiekeuze(s) Belicht, H. Knops, L.J. de Vries en A.F. Correljé,
Wetenschappelijk Instituut voor het CDA, Den Haag, 2004

Auteur