Ga direct naar de content

Kenniseconomie

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: februari 24 2006

redactioneel

Kenniseconomie
E

erste acte: Op de basisschool De Carrousel zijn de leesboekjes ouder dan de oudste leerling. De beduimelde boekjes
hebben menige spellingsstrijd en dito verandering overleefd en
staan nog steeds fier in de zelf-getimmerde boekenkast. Op het
Coornhert Gymnasium krijgt Gym 3 dit jaar geen economieles,
ondanks dat dit wel op het programma staat. De noodzakelijke
docent is niet te vinden en ouders hebben het alom beproefde
concept van thuisonderwijs maar weer van stal gehaald. Het zijn
maar twee incidenten.
Tweede acte: Volgens de OESO doet Nederland het goed. In
de afgelopen tien jaar is het aantal afgestudeerden bij een HBO
of universiteit gestegen van 20 procent naar 24 procent. Ook
het aantal afgestudeerden met een middelbare schooldiploma
is gestegen van 37 procent naar 42 procent. Mooie cijfers, maar
een kleine rekensom leert echter ook dat in 2002 een derde van
de Nederlandse bevolking de middelbare school nooit heeft
afgemaakt.
Derde acte: Op 25 januari j.l. werd het rapport ‘Tussen wens
en werkelijkheid: carrièreperspectieven van jonge onderzoekers’
gepresenteerd aan Minister van der Hoeven. In het rapport,
uitgevoerd in opdracht van Promovendi Netwerk Nederland en
Landelijk Postdoc Platform, geven de jonge onderzoekers aan
bezorgd te zijn over hun carrièreperspectief. De meerderheid
wil graag aan een Nederlandse universiteit blijven werken, ook
al omdat de werkervaring voor een baan in het bedrijfsleven
of bij de overheid ontbreekt. Indien nodig, wil driekwart van
de ondervraagden ook wel naar het buitenland, als daar wel
m
­ ogelijkheden zijn.
Vierde acte: Het kabinet zet fors in op de kenniseconomie.
Eind 2003 was al besloten 800 miljoen euro te investeren in de
Nederlandse kenniseconomie, om daarmee tegemoet te komen
aan de ambities van de EU om in 2010 de meest concurrerende
en dynamische kenniseconomie ter wereld te zijn. De subsidies
moeten ook een impuls geven aan thema’s zoals duurzame
e
­ nergie, gezondheidszorg en ruimtegebruik.

Intermezzo: De Nederlandse strategie om in te zetten op
de kenniseconomie is begrijpelijk vanuit een concurrentieperspectief: met lagelonenlanden valt niet op prijs te concurreren
dus moeten we andere bronnen aanspreken. Een sterkere
kenniseconomie vereist dat het bedrijfsleven aansluiting zoekt
bij kennisinstellingen (of andersom) voor de verbreiding, verspreiding en benutting van kennis. Uiteraard kan de overheid
hierbij een rol spelen door ondernemerschap te stimuleren,
marktwerking te introduceren of 800 miljoen euro te doneren. Al met al een heel complex geheel. Metcalfe en Ramlogan
(2005) spreken in dit verband van een complex adaptief raamwerk, om aan te geven dat de dynamiek belangrijker is dan
een strategie uit nood geboren. Hierin is het cruciaal om in
te zien dat het niet (alleen) gaat om kennis, maar om gedeeld
begrip van die kennis, met name in economische activiteiten.
En daarmee, zoals Metcalfe en Ramlogan beargumenteren,
is de voorspelbaarheid van een economie aangedreven door
kennis gerelateerd aan de verspreiding van de gedeelde
kennis.

Finale: De Nederlandse economie zal zich in de komende
jaren moeten meten met landen die het komende decenium het
economische toneel gaan inrichten. China, India, en Brazilië
zijn slechts de voorhoede van de landen die in de internationale
concurrentie de ‘natuurlijke’ bronnen zullen uitbuiten en die
nu reeds de agenda’s van de WTO en andere internationale fora
bepalen. Het Nederlandse productiepotentieel zal zich schoorvoetend moeten losmaken van agrarische en industriële producten, en zich moeten voegen in de rij van landen die hun heil
zoeken in de kenniseconomie. Het is geheel terecht dat wetenschap en bedrijfsleven samen vleien op het innovatie-bed, want
alleen dan leidt uitvinding tot innovatie. Althans, in theorie.
Want in de praktijk wordt ons primaire en secondaire onderwijs al jaren verwaarloosd en haalt één op de drie Nederlanders
zijn middelbare schooldiploma niet. Op de basisscholen worden
kinderen naar huis gestuurd omdat er geen leerkrachten zijn.
Op de middelbare scholen zetten leerkrachten hun eigen ghetto­
blasters in voor het talenonderwijs, omdat de voorzieningen
van school allang niet meer toereikend zijn. De uitstroom van
leerlingen van de middelbare school is zodanig, dat ze hun eigen
falen op de universiteit aanklagen, zoals onlangs bij wiskundestudenten het geval was. Dit zijn dezelfde mensen die over
tien tot vijftien jaar de kenniseconomie gaan dragen maar in
de gedeelde kennis onbedeeld zijn. Ook worden in de praktijk
onze jonge onderzoekers op de universiteiten ingezet voor het
onderzoek op korte termijn maar wordt ze een perspectief in
Nederland onthouden, met de mogelijkheid dat ze uitwijken
naar het buitenland.
Wie de jeugd heeft, heeft de toekomst. n
Albert Jolink

Literatuur
R. Hoffius en S. Surachno (2006) ‘Tussen wens en werkelijkheid: carrièreperspectieven van jonge onderzoekers’, Leiden: Reseach voor Beleid.
J.S. Metcalfe en R. Ramlogan (2005) Limits to the economy of knowledge and
the knowledge of the economy, Futures, (37), 655-674.
OESO (2004), Education at a glance 2004, Paris.

ESB  24-2-2006

75

Auteur