Ga direct naar de content

Naar een solidaire participatiemaatschappij

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: april 18 2008

beleid

Naar een solidaire
participatie­ aatschappij
m
In 2007 onderstreepte Rinnooy Kan de noodzaak onze
verzorgingsstaat om te bouwen naar een participatiemaatschappij. De doelstellingen van de verzorgingsstaat en de
rol van de overheid moeten worden bijgesteld. Er is een
duidelijke accentverschuiving in bestuursvisie nodig. Het
vermogen van burgers om hun eigen verantwoordelijkheid ­­
te dragen, moet worden versterkt.

I

n de Drees-lezing 2007 onderstreepte A.
Rinnooy Kan de noodzaak onze verzorgingsstaat om te bouwen naar een participatiemaatschappij (Rinnooy Kan, 2007). Deze ombouw
is een ambitieuze aangelegenheid. Het gaat daarbij
niet meer primair om de traditionele tegenstelling
tussen arm en rijk die vooral door sociale zekerheid
en herverdelende belastingen werd afgezwakt. Er is
een sociale investeringsagenda nodig, waarin verheffen weer een kerntaak wordt van de moderne sociale
politiek. Vroeger was het verheffingsstreven een
onlosmakelijk onderdeel van de arbeidersbeweging.
Zij koesterde een sterke ambitie tot respectabilisering, volksopvoeding en sociale, culturele en morele
verheffing. We kenden die problematiek toen vooral
als een sociale kwestie. Thans is het bovendien een
etnisch/culturele kwestie geworden, waarin veelsoortige ongelijkheden een rol spelen bij de bepaling
van de scheidslijn tussen kansarmen en kansrijken
bepalen. Dit artikel schetst het scenario van de
wijze waarop het belastingstelsel kan bijdragen aan
de totstand­ oming van de gewenste participatiek
maatschappij. Dat betekent een herschikking van
rechten en plichten, van ambities en verwachtingen, van inzichten en beleidsplannen die ook in de
fiscaliteit hun uitdrukking vinden. Totstandkoming
van de participatiemaatschappij vereist een drietal
concrete stappen: een drastische vermindering van
de regeldruk, een verantwoorde stroomlijning van
het fiscale stelsel, en een adequate aanpak van de
fiscale taboe-onderwerpen om de houdbaarheid van
de openbare financiën veilig te stellen.

Van verzorgingsstaat naar
participatiemaatschappij

Leo Stevens
Emeritus hoogleraar aan
de Erasmus Universiteit
Rotterdam

232

ESB

In de maatschappij is het besef doorgedrongen dat
het sturend vermogen van de overheid niet langer
is opgewassen tegen de pluriforme dynamiek van
de samenleving. De overheid had de pretentie
te weten wat de burger wilde, of wat goed voor
hem was. Dat verhoogde het risico van een mismatch tussen de vraagpreferenties van de burgers
en de aanbodmotivaties van de overheid. Lange

18 april 2008

wachtlijsten en doorlooptijden met bijbehorende
maatschappelijke onvrede waren het gevolg. Om te
ontkomen aan de afstemmingsproblemen tussen
kwaliteit en kwantiteit werden op diverse beleidsterreinen prestatie­ ontracten gesloten, mede om de
c
overheidsdienstver­ening meetbaarder te maken.
l
Maar onvoldoende werd onderkend dat gedetailleerd
uitgewerkte prestatieafspraken kunnen leiden tot
onbedoeld strategisch gedrag. Bovendien ontaardde
die verantwoordingsdrift in overmatige aandacht
voor het meten en rapporteren; de kwaliteit en
professiona­iteit van de dienstverlening kwamen in
l
de knel. Uiteindelijke resultaat: hoge regel- en belastingdruk en grote maatschappelijke frustratie.
Maar belastingheffing en regelgeving zijn constitu­
erende bevoegdheden van de staat. Verlaging
van belasting- en regeldruk klinkt daarom als een
dogmatisch pleidooi voor een kleinere overheid en
meer ruimte voor de markt. Dit is echter te simpel.
Voor sommige aangelegenheden is de ordening van
de overheid immers te prefereren boven die van
de markt. Belastingen en regelgeving kunnen wel
degelijk toegevoegde waarde hebben en stimulerend
zijn voor de sociaaleconomische ontwikkeling. Met
de participatiemaatschappij wordt beoogd de ambi­
ties van de gemeenschap en de belangen van het
individu weer in evenwicht te brengen. Daarin vervult
de vormgeving van het fiscale stelsel een cruciale
rol, want belastingen zijn de weerspiegeling van onze
collectieve ambities. Bovendien moet daarin steeds
de juiste balans worden gezocht tussen stabiliserend
en modificerend beleid. De belastingheffing heeft
als onderdeel van de rechtsorde immers enerzijds
een conserverende dimensie, gericht op het bewaken
en bewaren van intrinsieke waarden, maar anderzijds
fungeert zij ook als een belangrijk besturingsinstrument. Dat creëert een spanningsveld, zeker nu de
samenleving als zodanig steeds individualistischer en
pluriformer wordt. Want hoezeer ook iedereen onderschrijft dat gemeenschappelijk afgesproken regels
en collectief bekostigde voorzieningen nuttig zijn, de
alledaagse praktijk leert dat de daardoor opgeroepen
regel- en belastingdruk tegelijkertijd een belangrijke
bron van maatschappelijke ergernissen, klachten en
spanningen is, met het risico van een onvolkomen
naleving. De solidaire participatiemaatschappij beoogt deze spanning op te vangen en om te zetten in
optimale maatschappelijke verhoudingen.
De overstap naar de participatiemaatschappij betekent dat de vraagprikkels weer duidelijker voelbaar
moeten worden en niet moeten worden verdoofd
door rigide en/of betuttelende belasting- en regelge-

ving. Versterking van de vraagpreSolidariteit vereist
zijn aan herziening toe. De theorie is immers mooier dan de
ferenties speelt hierbij een belangpraktijk. Solidariteit vereist betrokkenheid, maar de mondiale
betrokkenheid,
rijke rol. In een verzorgingsstaat
mobiliteit maakt het steeds lastiger deze solidariteit te orgamaar de mondiale
bepaalt de overheid welke voorzieniseren. Hoge progressieve belastingtarieven stellen ook hoge
ningen worden getroffen. Zij maakt
eisen aan de houdbaarheid van de heffingsgrondslag. De oude
mobiliteit maakt
als zodanig zelf de kosten en rekent
inkomstenbelasting kon daaraan niet meer voldoen, want de
het steeds lastiger
die vervolgens aan de burgers door
constructiegevoeligheid was extreem groot. Hoogbetaalden
in de vorm van belastingen. In de
wisten via confectieachtige belastingbesparingsconstructies,
deze solidariteit te
participatiemaatschappij verloopt
in grote mate en zonder enige gêne, de hoge tarieven te ontloorganiseren
dit proces subtieler. Zij faciliteert
pen. Van heffing naar draagkracht kwam bitter weinig terecht
in plaats van dicteert. De particien zij had eerder een verhullend dan herverdelend karakter. In
patiemaatschappij probeert binnen
de Wet Inkomstenbelasting 2001 is terecht overgestapt op het
de collectieve ruimte de burgers en ondernemers
boxenstelsel met een forfaitaire vermogensrendementsheffing. Deze maakte op
via belastingfaciliteiten en subsidies hun eigen
robuuste wijze een einde aan dergelijke belastingconstructies. Invoering van een
positie te laten kiezen. Het belastingstelsel wordt
vlaktakstarief rond 37 percent en een ‘welstandstarief’ van ruim vijftig percent
instrumenteler.
voor de happy few is thans een logische vervolgstap.
Versterking van de vraagprikkels kent twee dimenVermindering van regeldruk
sies. De overheid moet de taken die de markt beter
Regels bieden rechtszekerheid en zijn de basis voor efficiënt georganiseerde
kan organiseren, weer teruggeven aan de markt.
activiteiten. Kenbare regels vormen gerechtvaardigde gedragsverwachtingen, ze
Bovendien is het gewenst de besluitvorming over
verminderen de transactiekosten en verhogen de efficiency. Het is de overdaad
collectieve voorzieningen te decentraliseren en deze
die schaadt.
sterker te koppelen aan het belang van de profiteEen grondige snoeioperatie is gewenst, maar de 25%-doelstelling van het karende en betalende gebruiker. In beide dimensies
binet is in dat verband te eenzijdig van opzet. De regeldruk is vooral een kwaweerspiegelt zich de houvast die economen ontlenen
litatieve, gevoelsmatige, ervaring. Het belevingsprobleem zit niet zo zeer in de
aan de marktwerking. Maar tegelijkertijd past de
hoeveelheid regels, maar in de aard ervan. Tegenstrijdigheid, irriterende futiliteit
waarschuwing dat de markt soms te eenzijdig is
of onzinnigheid in de regelgeving kan meer druk opleveren dan een groot aantal
gericht op het financiële rendement en eigenbelang,
effectieve en efficiënte regels die geen hinder veroorzaken. De regelcultuur moet
en daardoor leidt tot maatschappelijk suboptimale
anders worden. Voorts moet de regelproductie bij de oorzaak worden aangepakt
posities. Tegenwoordig wordt vaak aan de maat(Commissie Stevens, 2007).
schappelijke onderneming een bemiddelende rol
Een belangrijke eerste oorzaak van de oplopende regeldruk is de opvatting over
toegekend om de aanboddominantie van de overheid
bestuurlijke maakbaarheid. De daaruit voortvloeiende top-downregelgeving gaat
af te zwakken. De verwachtingen moeten echter niet
gepaard met een krampachtige monitoringsdrift. Een bestuurder moet steeds
te hoog gespannen worden. De maatschappelijke
alles onder controle hebben en leeft in de permanente vrees zijn greep op de
onderneming blijft immers een bundeling van poliprocessen te verliezen. Mensen worden om die reden procesmatig ingepast.
tiek gevoelige kwesties (Baarsma en Theeuwes,
Systemen verdringen de menselijke maat. Daarom is er een omslag in bestuurs2008; Wolfson, 2008). Heffingsinstrumenten en
cultuur nodig. De overheid moet de burger weer leren zien als een betrouwbare
ordeningsregels moeten ongewenste maatschappeparticipant in het maatschappelijke proces. Er moet weer ruimte komen voor
lijke effecten indammen.
professionaliteit in de uitvoering op basis van open normen. Ondersteund door
Evenwicht tussen sturing en solidariteit
professioneel opgezette risicoanalyse- en selectiesystemen kan het toezicht
Traditioneel wordt belasting primair geheven om
worden gedifferentieerd in coachend toezicht op de trouwhartige nalevers en
de schatkist te vullen. De omvang van de gewenste
repressief toezicht voor de malafide sector.
collectieve voorzieningen bepaalt de hoogte van de
Een tweede oorzaak van oplopende regeldruk is het politieke klimaat.
belastingdruk. Maar daarnaast wordt in toenemende
Regelgevende activiteiten van politici gelden in de publieke opinie als belangrijk
mate, ook in de ombouw naar een participatiemaatcriterium voor bestuursreputatie en slagvaardigheidsimago. Geruisloos voorschappij, de belastingheffing als sturingsinstrument
waardenscheppend beleid heeft een hoog ‘grijzemuizengehalte’, terwijl dit vaak
ingezet. Die tendens is niet onomstreden. De vrees
effectiever is dan opzichtige regelproductie. Er is een structurele onderwaardebestaat dat deze instrumentele inzet van belastingring voor de implementatie en uitvoerbaarheid van regels. Dat is extra riskant
heffing het profielbepalende draagkrachtbeginsel,
als tegelijkertijd door meer ministeries prestigieuze herzieningsoperaties worden
zoals dat bijvoorbeeld ten grondslag ligt aan de
doorgevoerd die elkaar onderling beïnvloeden, maar niet voldoende worden
inkomstenbelasting, aantast en afbreuk doet aan
gecoördineerd. Politici moeten ophouden het fiscale systeem te belasten met alhaar rechtsbeginselen. Bovendien is de effectiviteit
lerlei partijpolitieke speeltjes. Ze leveren daarmee een negatieve bijdrage aan de
vaak kwestieus. Instrumentele toepassing leidt in
transparantie van het stelsel en verhogen de regeldruk. Ook zonder deze franje
de fiscale rechtspraktijk al snel tot gedetailleerde en
levert de stabiliteit van de automatiseringssystemen van de Belastingdienst al
complexe regelgeving.
genoeg kopzorgen op.
Bij de ombouw naar een participatiemaatschapFiscale stroomlijningsoperatie
pij gaat het niet alleen om een instrumentele
Het is tijd voor een concrete restyling van de regels. Vereenvoudiging van de
probleembenadering, ook de belastingbeginselen
diverse belastingsubsidies in de ondernemingssfeer kan een belangrijke bijverdienen aandacht. Fijnmazige progressieve hefdrage leveren aan de gewenste revitalisering van de participatiemaatschappij
fingen, boegbeelden van het principe dat de breed(budgettair belang circa 2,5 miljard euro). De ondernemersfaciliteiten winnen
ste schouders de zwaarste lasten moeten dragen,

ESB

18 april 2008

233

daardoor niet alleen aan effectiviteit, maar roepen ook minder
(2008). Het bruto-netto-traject
De huidige
uitvoeringskosten op. De bestaande bedrijfsopvolgingsfaciop het loonstrookje heeft tot een
liteiten werken vaak contraproductief. Ze faciliteren de begrote verrekeningsrompslomp
vormgeving van de
drijfsoverdrager, ongeacht zijn financiële positie. Het is beter
geleid. Een overstap naar een
oudedagsreserve
te kiezen voor een regeling die aangrijpt bij de daadwerkelijke
duaal systeem met een volksverfinancieringsbehoefte van de bedrijfsovernemer. Ook is het
zekering voor het maatschappelijk
voor ondernemers is
wenselijk de investeringsaftrek te vervangen door een investegewenste basiszorgpakket en
misleidend en onnodig particuliere ­ uppletieverzekeringen
ringskorting. De uitvoering wordt dan beduidend eenvoudiger.
s
De netto omvang van het investeringsvoordeel wordt zodoende
voor de meer luxecomponenten in
gecompliceerd
meteen duidelijk gemaakt. Een soortgelijke ombouw is mogelijk
de zorg zou zeer verdedigbaar zijn.
bij de fiscale oudedagsreserve. De huidige vormgeving van de
Voor versterking van Nederland als
oudedagsreserve voor ondernemers is misleidend en onnodig
aantrekkelijke vestigingsplaats van
gecompliceerd. Anders dan veel ondernemers denken, impliceert deze reserve
holdings is het zeer verdedigbaar de dividendbelasgeen daadwerkelijke oudedagsvoorziening. Ze leidt slechts tot renteloos uitstel
ting af te schaffen. Per saldo kost dat maximaal 0,8
van belastingheffing, die bovendien vaak op een ongelegen moment door de grilmiljard euro. Het verlost het bedrijfsleven niet alleen
lige werking van de wet plotseling wordt beëindigd en dan tot grote liquiditeitsvan een forse administratielast, maar zet bovendien
problemen leidt. Het is beter de regeling om te bouwen tot een oudedagsaftrek.
een streep door alle discussies over de reikwijdte
Voor starters worden extra budgettaire middelen uitgetrokken zonder een bevan de vrijstellingen en teruggaafbepalingen. Dit
hoorlijke kosten-batenanalyse. Het zou beter zijn startende ondernemers, evenals plan lijkt nogal revolutionair, maar past perfect in de
ondernemers in het algemeen, te ontlasten van administratieve verplichtingen
bestaande systematiek en spoort met het commuen hun ondernemerschap te stimuleren door een basisdekking voor overlijden en
nautaire beleid om deze bronheffingen af te schafarbeids­ ngeschiktheid te creëren. Daarin liggen voor menige ondernemer (maar
o
fen. Begin 2007 is het tarief al verlaagd van 25 naar
ook voor de samenleving) de grootste risico’s. De vanaf 1 januari 2007 van
15 procent. Nu is het tijd voor de laatste stap die
kracht zijnde mkb-winstvrijstelling is ingevoerd zonder te letten op de samenniet alleen de belastingdruk, maar ook de regeldruk
loop met bestaande regelingen. Dat is symptomatisch. Wat de ene belastingwet
verlaagt.
stimuleert, blokkeert vaak de andere.
Het aanpakken van de taboedossiers
Ook particulieren worden met gekunstelde belastingfaciliteiten geconfronteerd.
Bij de intentie van de huidige regering past het om
Een sprekend voorbeeld is de levensloopregeling. Door betutteling en complexieen constructieve dialoog te voeren over de conteit in de uitvoering blijkt de ontworpen regeling nauwelijks levensvatbaar. De
touren van een rechtvaardig, effectief en eenvoudig
deelname blijft dan ook ver achter bij de verwachtingen die de beleidsmakers
belastingstelsel.
hadden. Wat een regeling moest zijn die de combinatie van zorg- en werktaken
Het woondossier, de bekostiging van de vergrijzing,
zou stimuleren, werd een faciliteit voor vroegpensioenregelingen die het kabinetde milieuheffingen en het te voeren inkomensbeleid
Balkenende juist wilde afschaffen. Concurrent in ingewikkeldheid is het per 1
vragen dringend om een evenwichtige beleidsvisie.
januari 2008 van kracht geworden initiatiefwetsvoorstel dat lijfrentebanksparen
Uitstel maakt toekomstige bijsturing alleen maar
mogelijk maakt. Er moest een alternatief komen voor de fiscaal gefaciliteerde
lastiger en pijnlijker. Het kabinet geeft evenwel
verzekeringsproducten dat de concurrentie zou versterken en tot betere rendeonvoldoende blijk van een gevoel van urgentie. Het is
menten zou leiden. De administratieve verplichtingen zullen het in het vooruitgewenst de AOW-premieheffing geleidelijk te fiscazicht gestelde consumentensurplus in de praktijk snel doen verdampen. Het is
liseren. Als de premieheffing van 17,9 procent voor
beter te zoeken naar randvoorwaarden waarbinnen de burger zelf zijn optimale
de AOW jaarlijks met bijvoorbeeld een procentpunt
positie kan kiezen.
wordt uitgeruild tegen een overeenkomstige belasMajeure vereenvoudigingsoperaties zijn wenselijk en haalbaar. De invoering van
tingverhoging, is de algehele fiscalisering na achttien
een uniform btw-tarief in de omzetbelasting, bijvoorbeeld, zou een spectaculaire
jaar een feit.
vereenvoudiging opleveren. Dat kan budgettair neutraal bij een tarief van circa
Het kabinet wenst geen debat te voeren over het
15,5 procent. Stroomlijning van het fiscale stelsel is ook haalbaar door over
volstrekt mismaakte woondossier, maar geeft wel
te stappen op een integrale loonsomheffing. Het is mogelijk dat de werkgever,
forse kritiek op de woningcorporaties. Die hebben
in plaats van de bestaande warwinkel aan separate loonheffingen met eigen
zich in de ogen van het kabinet, ondanks hun forse
grondslagen en tariefstructuren, over de totale loonsom aan de fiscus één vast
vermogens, onvoldoende ingezet voor maatschappercentage loonsomheffing (loonbelasting, premieheffing volksverzekeringen
pelijk wenselijke investeringen in het woonklimaat en
en zorgverzekering) gaat afdragen op basis van een geüniformeerde heffingshebben zodoende achterstandswijken laten ontstaan.
grondslag. De werknemer kan vervolgens het loonsombedrag als voorheffing van
Het gaat te ver de corporaties daarvoor thans colde inkomstenbelasting verrekenen en zijn heffingskortingen rechtstreeks met
lectief te straffen met de invoering van een integrale
de fiscus afrekenen zonder tussenkomst van de werkgever. Die kan zich, naast
belastingplicht voor de vennootschapsbelasting.
het registreren, aangeven en betalen van de loonsombelasting, beperken tot de
De gekozen aanpak lijkt trouwens meer op ‘onteigevermelding van het aan de individuele werknemers verstrekte loon. Dat betenen’ dan ‘belasten’. De juridische vormgeving van
kent een drastische vermindering van de regeldruk, met name voor de kleinere
de opgetuigde maatregelen oogt zeer gebrekkig en
werkgevers.
staat op gespannen voet met de principes van het
De premieheffing zorgverzekeringswet lijkt op een volksverzekering, maar heeft
fiscaalrecht.
om partijpolitieke redenen een geheel eigen (hybride) heffingsstructuur geOok het eigenwoningregime is structureel onevenkregen. Daardoor is een bizar ingewikkeld stelsel ontstaan. Naast de nominale
wichtig. Het kabinet doet er verstandig aan om de
premie moet een inkomensafhankelijke premie worden betaald van 7,2 (soms
mogelijkheden voor rentearbitrage te beperken. De
5,1) procent tot het maximale bijdrage-inkomen van 31.231 euro per partner

234

ESB

18 april 2008

systeemfout schuilt niet in de
vereenvoudigen. Het bestaande onderscheid tussen arbeidsBij de intentie van de
renteaftrek, maar in het relatief
inkomsten en vermogensinkomsten kan beter vervallen. Het
lage rendement dat als eigenleidt tot onnodige complexiteit en ongelijke belastingdruk bij
huidige regering past
woningvoordeel wordt aangegelijke gezinsinkomens.
het om een constructieve
merkt (2008: 0,55 procent).
Conclusies
Ook is het niet langer verantdialoog te voeren over
In de solidaire participatiemaatschappij krijgt de persoonwoord aan eigenwoningbezit
de contouren van een
lijke verantwoordelijkheid weer meer armslag. Het beleid
jaarlijks zo’n 11 miljard euro
wordt sterker gedecentraliseerd. De vraagprikkels worden
te besteden. De eigen woning
rechtvaardig, effectief en
niet gesmoord in een dominante collectiviteit. De belastingmet bijbehorende geldlening
eenvoudig belastingstelsel en regeldruk wordt verminderd. Belastingsubsidies worden
en kapitaalverzekering kan
ingezet om tot optimale posities te komen. Het fiscale stelbeter worden ondergebracht in
sel ondergaat een stroomlijningsoperatie om de effectiviteit
de vermogensrendementsbox.
Deze gaat uit van een rendement van vier procent en te verbeteren. Fiscale taboedossiers worden aangepakt om tot houdbare openbare financiën te komen.
een vast tarief van dertig procent.
Er zijn goede welvaartstheoretische redenen het
eigenwoningbezit te stimuleren. Dat kan worden
gerealiseerd door voor de eigen woning een vaste
basisvrijstelling van bijvoorbeeld 300.000 euro in te
voeren. Het betekent een belastingsubsidie voor de
eigen woning die duidelijk zichtbaar is. De vrijstelling
vervult in feite dezelfde rol als het huidige kunstmatig lage eigenwoningforfait, maar is beter herkenbaar
als instrument ter bevordering van het eigenwoningbezit. Bovendien hangt deze subsidie niet af van de
mate waarin de woning is gefinancierd met vreemd
vermogen. Door de verplaatsing van het eigenwoningregime naar box drie is rentearbitrage niet meer
mogelijk, profiteren hoge en lage inkomens in gelijke
mate van belastingsubsidies en wordt de doorzichtigheid van het systeem verbeterd, terwijl fiscale
stimulering van eigenwoningbezit mogelijk blijft.
Tegelijkertijd kan de overdrachtsbelasting worden
afgeschaft. Uiteraard moet een behoedzaam overgangsregime worden gecreëerd.
Aangezien het milieubeleid slechts bij een mondiale
aanpak effectief is, is de overtuigingskracht van
allerlei op nationale leest geschoeide heffingen niet
groot. Dat gevoel wordt versterkt doordat er steeds
weer nieuwe milieuheffingen worden ingevoerd met
een overheersend budgettair karakter. Het is van het
grootste belang de milieuproblematiek in Europese
en mondiale context aan te pakken.
Ook de belastingheffing op gezinsniveau met haar
talloze heffingskortingen en (al dan niet inkomensafhankelijke) toeslagen is uitvoeringstechnisch
schrikbarend ingewikkeld geworden. Het fiscale
gezinsbeleid kan zowel conceptueel als uitvoeringstechnisch aanmerkelijk worden vereenvoudigd. De
eerste stap is het stroomlijnen van het begrip fiscale
partner. Samenwoners die formeel geen wederzijdse
zorgplicht wensen te aanvaarden, moeten fiscaal
niet langer als partner worden erkend. Zij voldoen
immers niet aan het solidariteitsvereiste dat kenmerkend is voor de gezamenlijk beleefde draagkracht
Literatuur
in gezinsituaties. In elk geval kan de voor deze
Baarsma, B., en J. Theeuwes (2008) De verwarde onderneming,
categorie partners bestaande mogelijkheid om jaar
ESB, 92(4528), 68-71.
voor jaar te opteren voor het partnerschap, zowel om
Rinnooy Kan, A. (2007) Co-referaat betreffende de Drees-lezing
principiële als om uitvoeringstechnische redenen,
van 2 juli 2007. Den Haag: Stichting Willem Drees-lezing.
beter worden afgeschaft. Als tweede stap is het
Wolfson, D. (2008) De vorm van de maatschappelijke onderneming, ESB, 92(4528), 72-75.
gewenst de inkomenstoerekening in gezinsverband te

ESB

18 april 2008

235

Auteur