Ga direct naar de content

Loonmatiging en institutionele vernieuwing loont ook voor Duitsland

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: januari 28 1998

Loonmatiging en institutionele vernieuwing loont ook voor Duitsland
Aute ur(s ):
Bovenberg, A.L. (auteur)
Verb onden aan het Centraal Planbureau
Ve rs che ne n in:
ESB, 83e jaargang, nr. 4137, pagina 83, 30 januari 1998 (datum)
Rubrie k :
Reactie
Tre fw oord(e n):
loonvorming, duitsland, economische, orde

Dit artikel is een reactie op het artikel van D. Soskice, De uitdaging: Duitse technologie, Nederlandse lonen
Soskice geeft aan dat de gematigde ontwikkeling van de reële lonen een belangrijke verklarende factor is geweest voor de gunstige
werkgelegenheidsontwikkeling in Nederland vergeleken met Duitsland. Hij stelt dat het succes van loonmatiging in ons land nauw
samenhangt met de openheid van de Nederlandse economie. In de grotere, meer gesloten, Duitse economie zou loonmatiging veel
minder effectief zijn. Soskice relativeert met zijn visie op de effectiviteit van loonmatiging het belang van institutionele vernieuwing
van de Duitse arbeidsmarkt, meer in het bijzonder van de loononderhandelingen. Instituties gericht op een meer gematigde
loonontwikkeling zouden immers nauwelijks meer werkgelegenheid opleveren. Is loonmatiging in de grotere Duitse economie
inderdaad minder effectief in het bevorderen van de werkgelegenheid?
Loonmatiging bevordert de werkgelegenheid langs drie kanalen. Ten eerste bevordert loonmatiging de winstgevendheid. Dit stimuleert
de investeringsvraag via additionele financiële middelen en positieve vertrouwenseffecten. De extra financiële middelen zijn met name
van belang voor immateriële investeringen gericht op technologische vernieuwing. Deze investeringen zijn namelijk moeilijk met externe
middelen te financieren. Vertrouwenseffecten zijn vooral belangrijk wanneer ondernemers lage winsten als een signaal zien dat
werknemers een excessief deel van het rendement van verzonken investeringen opeisen. Loonmatiging kan ondernemers overtuigen van
het tegendeel, waardoor ze eerder bereid zijn te investeren in bedrijfsspecifieke activa. Het betere vestigingsklimaat zal ook buitenlandse
investeringen aantrekken.
Het tweede kanaal waarlangs loonmatiging de werkgelegenheid stimuleert is substitutie tussen arbeid en andere productiefactoren, niet
alleen op micro niveau maar ook op macro niveau door verschuivingen tussen sectoren. Het derde kanaal is een grotere netto externe
vraag in verband met een sterkere concurrentiepositie.
Soskice concentreert zich op het derde kanaal. Dit kanaal is inderdaad minder effectief in een grote, en daarmee minder open, economie
zoals de Duitse. Daar staat tegenover dat de loonmatiging ook in een grotere, meer gesloten, economie de werkgelegenheid bevordert via
de eerste twee kanalen. Het eerste kanaal zal in Duitsland zelfs effectiever kunnen zijn dan in Nederland omdat het monetaire beleid in
Duitsland rekening kan houden met de loonontwikkelingen in eigen land. Loonmatiging vermindert het inflatiegevaar, zodat de
Bundesbank de rente minder hoog hoeft op te schroeven om dit gevaar in te dammen. De minder hoge rente stimuleert de binnenlandse
vraag, waarvan in een meer gesloten economie minder zal weglekken naar het buitenland. In dit verband is ook van belang dat Duitsland
gespecialiseerd is in de productie van kapitaalgoederen zodat binnenlandse sectoren profiteren van de extra investeringsvraag.
De conclusie moet dan ook zijn dat loonmatiging ook voor de Duitse economie op dit moment de moeite waard is, alhoewel wellicht
minder effectief dan in de Nederlandse economie in de jaren tachtig en negentig. De Nederlandse ervaringen zijn dus wel degelijk van
belang om Duitse loononderhandelaars te overtuigen van het belang van loonmatiging. Maar deze overtuiging alleen is niet genoeg.
Institutionele hervormingen in Duitsland zijn nodig om tot een meer gematigde loonontwikkeling te geraken. Vandaar dat Challenging
Neighbours het belang van de instituties centraal stelt. Wat is het belang van de recente Nederlandse ervaringen voor de institutionele
hervormingen in Duitsland?
Nederland is er de laatste jaren in geslaagd een goede mix tussen centralisatie en decentralisatie te vinden, een mix die overigens steeds
weer zal moeten worden aangepast aan nieuwe omstandigheden. De Duitse institutionele structuur profiteert momenteel onvoldoende
van de voordelen van decentralisatie (d.w.z. flexibiliteit, diversiteit, de mogelijkheid om te experimenteren), noch van de voordelen van
centralisatie (d.w.z. coördinatie, het aan banden leggen van de macht van insiders, het beperken van hold-up problemen die samengaan
met verdelingsconflicten en gebrek aan onderling vertrouwen). Vandaar de suggestie in Challenging neighbours om het ‘centrale’
overleg tussen de sociale partners in Duitsland te voeren op het niveau van de Länder in plaats van op het nationale niveau. Het
bereiken van consensus over richtlijnen en normen, en het bouwen aan onderling vertrouwen is eenvoudiger op een lager niveau,
waarbij men bovendien beter rekening kan houden met lokale omstandigheden. De overtuiging dat loonmatiging ook Duitsland kan
helpen om de werkloosheid te verminderen kan institutionele hervormingen in deze richting bevorderen.

Challenging Neighbours

Eind vorig jaar publiceerde het Centraal Planbureau een vergelijkende studie over Duitse en Nederlandse economische
instituties: Challenging neighbours, rethinking German and Dutch economic institutions (Springer, 1997).
Met dit project, qua aard nieuw voor het CPB, was in 1993 een begin gemaakt. Ter gelegenheid van de afronding vond op 10
en 11 september 1997 in Düsseldorf een conferentie plaats, waar verschillende wetenschappers en politici reageerden op
‘Challenging neighbours’.
Dit nummer van ESB brengt een aantal van deze bijdragen bijeen. In aanvulling daarop presenteert het CPB enkele ‘afruilen’
die de economische verschillen tussen Nederland en Duitsland typeren. Aan het slot van dit nummer wordt de recente
ontwikkeling van de Nederlandse en Duitse economie in kaart gebracht.
H.A. Keuzenkamp, Het groenste gras
B. van Ark, Duitsland moet het in de breedte zoeken
G.J. Wijers, Vernieuwing door vergelijking
D. Soskice, De uitdaging: Duitse technologie, Nederlandse lonen
K.H. Paqué, Het Duitse model raakt uit de tijd
E.E.C. van Damme, Marktwerking en deregulering: Duitse lessen?
G.M.M. Gelauff en C. den Broeder, Afruil
» Beleid: mèt of zonder sociale partners
» Arbeidsmarkt: interne of externe flexibiliteit
» Loonvorming: centralisatie versus autonomie
» Leren op school versus leren op het werk
C.W.A.M. van Paridon, Monitor: De negatieve kringloop in de Duitse economie

Copyright © 1998 – 2003 Economisch Statistische Berichten (www.economie.nl)

Auteur