Ga direct naar de content

Liever geen economen aan WAO-poort

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: juni 29 2001

Liever geen economen aan WAO-poort
Aute ur(s ):
Montfoort, K., van (auteur)
De auteur is werkzaam aan de Faculteit der Economische Wetenschappen en Bedrijfskunde van de Vrije Universiteit, Amsterdam.
Ve rs che ne n in:
ESB, 86e jaargang, nr. 4317, pagina 547, 29 juni 2001 (datum)
Rubrie k :
Prikkel
Tre fw oord(e n):

De hoofdreden voor het grote aantal WAO-ers in Nederland is gelegen in de onduidelijke keuringscriteria voor de
verzekeringsartsen, die de WAO-keuringen moeten uitvoeren. Ruim eenderde van de WAO-ers is bijvoorbeeld afgekeurd vanwege
psychische redenen, die strikt genomen niet objectiveerbaar zijn. Gechargeerd is de situatie als volgt: als iemand zegt dat hij om
psychische redenen afgekeurd wil worden, dan kan geen verzekeringsarts de afkeuringsprocedure tegenhouden. Voor diverse vormen
van lichamelijke klachten is de situatie vergelijkbaar.
Het voorbehouden van de WAO aan volledig arbeidsongeschikten zoals de commissie-Donner wil, lijkt een oplossing, maar is dat bij
zachte criteria niet. Het is namelijk uit het oogpunt van economisch gedrag te verwachten, dat gedeeltelijk arbeidsongeschikten zich zo
zullen gedragen dat zij eerder volledig arbeidsongeschikt worden geacht. Dit is op zich geen schande maar economisch rationeel gedrag.
Als de voorgestelde methodiek van de commissie- Donner prikkels geeft tot rationeel gedrag dat tot meer volledig afgekeurden leidt, dan
zijn er twee oplossingen. Allereerst kan men zorgen dat er nieuwe richtlijnen zijn die wel de goede prikkels geven. Daardoor hoeven de
keuringsregels niet te worden verstrakt, maar wel de baten bij het krijgen van een uitkering, dat wil zeggen: de hoogte dan wel de duur
van de uitkeringen. Dit is reeds geprobeerd bij de vorige WAO-aanpassing in het derde kabinet Lubbers, welke een verlaging van het
uitkeringsniveau van tachtig naar zeventig procent van het eerder verdiende loon behelsde. Vervolgens is het toen ontstane
zogenaamde WAO-gat door de verschillende cao’s gedekt, waardoor de aanvankelijk bedoelde prikkels verdwenen. Deze oplossing heeft
tot nu toe niet gewerkt. Een dergelijke oplossing kan alleen werken zonder bijverzekeren. Het achterwege laten van bijverzekeren kan
echter weer leiden tot sociaal ongewenste en onrechtvaardige situaties. Dit is derhalve niet aan te raden.
De tweede mogelijkheid is dat men de prikkels ongewijzigd laat, maar de keuringsregels objectiveert en de naleving hiervan verstrakt.
Hierbij is uiteraard de vraag hoe de keuringsregels zo gesteld kunnen worden dat er minder grote marges bestaan bij de beslissing of
iemand al dan niet wordt afgekeurd. Deze vraag kan door economen moeilijk beantwoord worden. Voor de meeste psychische problemen
en een gedeelte van de lichamelijke klachten (bijvoorbeeld rsi) zijn in de huidige situatie geen eenduidige richtlijnen. Hierdoor blijven de
marges bij de WAO-beoordeling onnodig groot.
Naast het ontwerp en de keuringscriteria van de WAO is er een andere belangrijke economische factor, die negatief inwerkt op de
beperking van het aantal WAO-ers. Dit is het gegeven dat een groot aantal bedrijven om financiële redenen de meest beperkte Arbodienstverlening inhuurt. Het gevolg kan zijn dat bij ziekte een werknemer pas na zes weken wordt opgeroepen en vervolgens nauwelijks
wordt begeleid. De winst op het ziekteverzuim haalt men echter vaak in de eerste zes weken. Werknemers die drie maanden in de
ziektewet verblijven, blijken nu in vijftig procent van de gevallen in de WAO te belanden 1. Bedrijven die hun werknemers vanaf de
eerste ziektedag intensief laten begeleiden door een Arbo-dienst, hebben het laagste afkeuringspercentage. Dit betekent voor de
samenleving winst. Het is echter de vraag of dit ook voor individuele bedrijven economisch gezien voordelig is. De commissie-Donner
legt geen verplichting op aan werkgevers om hun zieke werknemers intensief te laten begeleiden door Arbo-diensten. Wel moet de
werkgever, voor zover mogelijk, op zoek gaan naar ‘gangbaar’ werk met eventueel minder dan zeventig procent van het laatst verdiende
loon, als terugkeer naar het eigen werk niet mogelijk is. Op dit moment is niet duidelijk hoe de kosten-baten afweging tussen de inzet van
een Arbo-dienst en de reïntegratieverplichting van de werkgever uitpakt.
Wil de overheid de kosten van de WAO reduceren, dan kan men de hoogte van de WAO-uitkeringen verlagen dan wel de regels voor
toelating tot de WAO verscherpen. Met name zal gekeken moeten worden naar meer eenduidige keuringsregels met betrekking tot vooral
psychische en fysieke niet-objectiveerbare klachten. Tevens zal een tijdige en actieve reïntegratie-begeleiding van zieke werknemers
verplicht moeten worden. Al met al lijkt de instroom in de WAO en in het voortraject van ziekteverzuim vooral een zaak van nieteconomische poortwachters. De commissie Donner had beter ook uit verzekerings- en bedrijfsartsen kunnen bestaan.

1 Y. van Brummelen, D. van Suyjdam en G. Jehoel-Gijsbers, Tijd voor reïntegratie, onderzoeksrapport, CNV vakcentrale, Utrecht, 2001.

Copyright © 2001 – 2003 Economisch Statistische Berichten (www.economie.nl)

Auteur