Ga direct naar de content

Langetermijneffecten van re-integratie

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: februari 20 2014

WW’ers en bijstandgerechtigden die een reintegratietraject volgen hebben tot wel acht jaar na instroom een grotere kans op werk dan niet-deelnemers.

ESB Arbeidsmarkt

Arbeidsmarkt

arbeidsmarkt

Langetermijneffecten
van re-integratie
Inzet van re-integratietrajecten leidt op korte termijn tot een kleinere kans op werk en op lange termijn tot een grotere kans op
werk. De verhoogde kans op werk is zowel voor WW’ers als voor
bijstandsgerechtigden blijvend, in ieder geval tot acht jaar na instroom in de WW of de bijstand.

Marloes
Lammers
Promovendus aan
de Vrije Universiteit
Amsterdam
Lucy Kok
Clusterhoofd bij
SEO Economisch
Onderzoek

H

et effect van de inzet van een re-integratietraject op de werkhervattingskans is
klein en soms zelfs negatief wanneer dit
effect 12 tot 24 maanden na de start van
het traject wordt gemeten (Groot et al.,
2008; Kok en Houkes, 2011). Wanneer echter de effectiviteit
van re-integratie alleen op de korte termijn worden bekeken
kan een vertekend beeld ontstaan. De lage effectiviteit van
trajecten kan voor een deel worden toegerekend aan het lockin-effect: terwijl werklozen deelnemen aan een training of een
ander re-integratieprogramma, zijn zij niet of minder bezig
met het zoeken naar een baan. Door het lock-in-effect neemt
de kans op werk direct na start van het programma af. Pas na
een aantal maanden werpt het re-integratietraject zijn vruchten af en stijgt de kans op werk. Het kan tot twee jaar duren
voordat de kans op werk van deelnemers aan een re-integratietraject hoger is dan de kans op werk van niet-deelnemers
(Lechner et al., 2011). Op de lange termijn leidt de inzet van
een re-integratietraject echter tot een blijvend hogere kans op
een baan (Lammers et al., 2013).

Methode

Door koppeling van microbestanden van het CBS is een databestand gemaakt met persoonsgegevens over uitkeringen, banen, re-integratieondersteuning en demografische gegevens
over de periode 2001–2011. De effecten zijn berekend voor
de groep uitkeringsgerechtigden die in 2003 is ingestroomd
in de WW of de bijstand en die binnen twaalf maanden na
122

instroom een traject startten. Voor bijstandsgerechtigden is
onderscheid gemaakt naar de effectiviteit van beroepskeuzeadvies, scholing en arbeidsbemiddeling. Voor WW’ers zijn de
re-integratietrajecten ingedeeld in reguliere trajecten, trajecten in de vrije ruimte en Individuele Re-integratie Overeenkomsten (IRO’s). De benaming van deze trajecten zegt niets
over de inhoud ervan. Een regulier traject, een IRO-traject
of een vrijeruimtetraject kunnen allemaal inhouden dat er
arbeidsbemiddeling, scholing of een beroepskeuzeadvies is
gegeven. In het geval van een regulier traject is dat via de reguliere procedure gegaan, waarbij een traject wordt afgesproken
tussen de cliënt en UWV, waarbij UWV betaalt. Een IROtraject wordt vormgegeven door de cliënt en getoetst door
UWV. De cliënt krijgt een budget van UWV en betaalt daarmee het traject. Hierbij gaat dus veel meer het initiatief uit
van de cliënt. Trajecten in de vrije ruimte zijn bedoeld voor
specifieke doelgroepen waarvoor UWV contracten sloot met
re-integratiebedrijven (buiten het reguliere traject om).
Om te corrigeren voor selectie-effecten (mogelijk hebben de meest kansrijke werklozen een traject gekregen) is gebruikgemaakt van propensity score matching: bij elke persoon
die een traject heeft gekregen is een persoon gezocht met de
zelfde kenmerken die geen traject heeft gekregen. De kenmerken die zijn meegenomen in de match zijn gebaseerd op een
studie van Lechner en Wunsch (2013). Zij identificeren op
basis van een simulatiestudie de kenmerken die belangrijk zijn
om mee te nemen in een studie naar de effectiviteit van re-integratietrajecten. Dit zijn naast demografische kenmerken en
opleidingsniveau verschillende variabelen die het arbeids- en
uitkeringsverleden van het individu beschrijven. Deze konden worden waargenomen over de twee jaar voor instroom
(2001–2002). Omdat een korter WW-recht zorgt voor een
hogere uitstroomkans, is ook het maximale WW-recht voor
iedereen berekend en opgenomen in de matchingprocedure.
Naast de kenmerken uit Lechner en Wunsch (2013) is voor
WW’ers ook de fase-indeling van het individu meegenomen
als kenmerk. Deze fase-indeling is onder andere gebaseerd op
de beoordeling van de werkcoach over de werkhervattingskans van de werkloze. Op deze manier is daarom gedeeltelijk
ook voor subjectieve factoren gecorrigeerd. Andere ‘zachte’

De auteur heeft verklaard dit artikel alleen te publiceren in ESB en niet elders
te publiceren in wat voor medium dan ook. Het is wel toegestaan om het artikel voor eigen gebruik
en voor publicatie op een intranet van de werkgever van de auteur aan te wenden.

Jaargang 99 (4679) 21 februari 2014

Arbeidsmarkt ESB

factoren, zoals de motivatie van de werkloze om een baan te
vinden, zijn niet geobserveerd en kunnen daarom niet worden meegenomen in de matchingprocedure.

Toename kans op werk
15

Kans op werk

Figuur 1 toont voor bijstandsgerechtigden en WW’ers die
in 2003 zijn ingestroomd in de uitkering de toename in de
kans op werk indien zij binnen twaalf maanden na instroom
in de bijstand of WW een re-integratietraject starten. De toename in de kans op werk is berekend door de kans op werk
van deelnemers te vergelijken met de kans op werk van nietdeelnemers. Als gevolg van de inzet van het re-integratietraject neemt de kans op werk op de korte termijn niet sterk toe,
maar op de lange termijn wel. De figuur toont daarnaast het
verschil in de kans op werk tussen deelnemers en niet-deelnemers vóórdat zij instromen in de uitkering. Doordat de groepen met de matchingprocedure vergelijkbaar zijn gemaakt, is
er voor de instroom in de uitkering geen verschil te zien in de
kans op werk tussen beide groepen.
Het verschil tussen de korte en lange termijn geldt veel
sterker voor trajecten voor WW’ers dan voor die voor bijstandsgerechtigden, omdat WW’ers kansrijker zijn op de
arbeidsmarkt dan bijstandsgerechtigden. Voor WW’ers is de
schade als gevolg van het lock-in-effect daarom groter dan
voor bijstandsgerechtigden. Bijstandsgerechtigden hebben
ook zonder re-integratietraject een lage kans om snel een
baan te vinden. Daarom is het lock-in-effect voor hen minder
aan de orde. Arbeidsbemiddeling voor bijstandsgerechtigden
kent zelfs in het geheel geen lock-in-effect. Dat komt doordat
arbeidsbemiddeling werklozen niet afhoudt van het zoeken
naar werk. Op lange termijn zijn ook de langer durende trajecten voor bijstandsgerechtigden effectief. Het effect van reintegratie beklijft tot in ieder geval acht jaar na de start van
het re-integratietraject.
Voor WW’ers duurt het – afhankelijk van het traject –
18 tot 24 maanden na instroom in de WW voordat het traject een positief effect op de baankans laat zien (figuur 1). De
gemiddelde duur van deze trajecten was acht maanden. De
IRO-trajecten blijken zeer effectief op lange termijn. Het gaat
om trajecten waarbij werklozen zelf een voorstel aan UWV
konden doen over de inhoud en de uitvoering van hun traject.
Deze trajecten waren vanaf eind 2003 mogelijk. Een kleine
selectieve groep van met name oudere mannen heeft hiervan
in 2003 en 2004 gebruikgemaakt. In hoeverre de inhoud van
de verschillende trajecten verschilde, is onbekend.
Langetermijneffecten re-integratie

De negatieve kortetermijneffecten worden goedgemaakt op
lange termijn. Tabel 1 toont de toename in het totaal aantal maanden dat deelnemers hebben gewerkt in de 24 en 96
maanden na instroom in de uitkering, ten opzichte van nietdeelnemers. De tabel laat zien dat voor alle trajecten geldt dat
na acht jaar degenen met een traject meer maanden hebben
gewerkt dan degenen zonder traject. Bijvoorbeeld, personen
die in 2003 instromen in de bijstand en binnen 12 maanden
arbeidsbemiddeling ontvangen, hebben 96 maanden na instroom gemiddeld 7,3 maanden meer gewerkt dan niet-deelnemers met dezelfde kenmerken. Voor de overige trajecten is
het aantal maanden dat deelnemers aan trajecten extra aan
het werk zijn bescheiden.
Jaargang 99 (4679) 21 februari 2014

Figuur 1

In procentpunten

10
5
0
-5
-10
-15
-24

0

24
48
Maand sinds instroom in bijstand in 2003

72

96

Beroepskeuzeadvies
Scholing
Arbeidsbemiddeling
Significant afwijkend van niet-deelnemers op vijfprocentsniveau
15

In procentpunten

10
5
0
-5
-10
-15
-24

0

24
48
Maand sinds instroom in bijstand in 2003

72

96

Regulier
Vrije ruimte
IRO
Significant afwijkend van niet-deelnemers op vijfprocentsniveau

Bron: Eigen berekeningen op basis van CBS-microbestanden

De deelnemers aan re-integratietrajecten vinden vaker
werk, en wanneer zij werk vinden is dit vaker duurzaam dan
wanneer ze niet aan een re-integratietraject hadden deelgenomen. Duurzaam werk is hier gedefiniëerd als werk dat ten
minste zes maanden duurt. Dit is in overeenstemming met
het resultaat gevonden in Blasco en Rosholm (2011). Zij vinden dat de inzet van re-integratietrajecten voor mannelijke
WW’ers in Denemarken leidt tot een verlenging van de duur

Toename totaal aantal maanden werk

tabel 1

Bijstand instroom 2003

Beroeps­
keuzeadvies

Scholing

Arbeids­
bemiddeling

24 maanden na instroom

-0,3

0,0

1,6**

96 maanden na instroom

1,5

2,7

7,3**

Regulier traject

Vrije ruimte

IRO

24 maanden na instroom

-1,1**

-1,0**

-1,2**

96 maanden na instroom

0,5

1,1

3,8**

WW instroom 2003

** Significant op vijfprocentsniveau
Bron: Eigen berekeningen op basis van CBS-microbestanden

De auteur heeft verklaard dit artikel alleen te publiceren in ESB en niet elders
te publiceren in wat voor medium dan ook. Het is wel toegestaan om het artikel voor eigen gebruik
en voor publicatie op een intranet van de werkgever van de auteur aan te wenden.

123

ESB Arbeidsmarkt

Kans op uitkering (ongeacht uitkeringstype)

Figuur 2

2a. WW

In procentpunten

10

5

0

-5

-10
-24

0

24

48

72

96

Maand sinds instroom in WW in 2003
Regulier
Vrije ruimte
IRO
Significant afwijkend van niet-deelnemers op vijfprocentsniveau

10

2a. Bijstand

In procentpunten

5

0

van de gevonden baan met tien procent. Ook in Frankrijk
zorgen re-integratietrajecten voor stabielere banen (Crépon
et al., 2012).
Wanneer een bijstandsgerechtigde een baan vindt, is de
kans dat deze baan ten minste negentig procent van het laatstverdiende salaris oplevert, 55 à 60 procent. Voor bijstandsgerechtigden veroorzaakt het volgen van een re-integratietraject
vrijwel geen verandering in de kans dat het uurloon van het
nieuwe werk ten minste negentig procent van het oude uurloon bedraagt. De extra personen die als gevolg van deelname
aan een traject een baan vinden hebben dus ook een kans van
55 à 60 procent dat deze baan een uurloon betaalt van ten
minste negentig procent van hun oude uurloon.
Wanneer WW’ers een re-integratietraject starten en een
baan vinden, verdienen zij minder vaak ten minste negentig
procent van het oude uurloon dan wanneer zij geen traject
waren gestart en een baan hadden gevonden. Voor de meeste
groepen is het effect bescheiden: een daling van de kans op
een goed salaris met maximaal zes procentpunten. Mogelijk
stellen werklozen hun looneisen neerwaarts bij, omdat zij als
gevolg van het lock-in-effect langer werkloos zijn geweest dan
niet-deelnemers aan re-integratietrajecten op het moment
dat zij solliciteren.

-5

uitkeringsafhankelijkheid
-10
-24

0

24

48

72

96

Maand sinds instroom in bijstand in 2003
Beroepskeuzeadvies
Scholing
Arbeidsbemiddeling
Significant afwijkend van niet-deelnemers op vijfprocentsniveau

Bron: Eigen berekeningen op basis van CBS-microbestanden

Literatuur
Blasco, S. en M. Rosholm (2011) The impact of active labour market policy on post-unemployment outcomes: evidence from a social experiment in Denmark. IZA paper, 5631
Crépon, B., M. Ferracci en D. Fougère (2012) Training the unemployed in France: how does
it affect unemployment duration and recurrence? Annals of Economics and Statistics, 107(108),
175–199.
Fitzenberger B. en R. Völter (2007) Long-run effects of training programs for the unemployed in East Germany. Labour Economics, 14(4), 730–755.
Groot, C., A. Heyma en L. Kok (2006) Effectiviteit van reïntegratie voor WW’ers. Een literatuur-

Hoewel de deelname aan re-integratietrajecten de kans op
werk vergroot, leidt deze deelname op termijn niet tot minder beroep op een uitkering (figuur 2). Dit resultaat bevestigt de bevindingen uit eerder onderzoek (Groot et al., 2007;
Fitzenberger en Völter, 2007; Kok en Houkes, 2011). Alleen
arbeidsbemiddeling voor bijstandsgerechtigden leidt na acht
jaar tot een significant lagere kans om een uitkering te ontvangen. Niet-deelnemers stromen vaker om andere redenen
dan het vinden van een baan uit de uitkering. Mogelijk komt
dit door het dreigeffect van het aanbieden van verplichte
trajecten. Het dreigeffect leidt tot snellere uitstroom uit de
uitkering voordat het traject van start gaat. Een deel van deze
uitstromers heeft geen baan (Hägglund, 2006). Deze mensen
hebben mogelijk het traject geweigerd met het risico dat een
sanctie wordt opgelegd, of zij hebben zelf de uitkering opgezegd. Bij WW’ers kan het ook zijn dat deelnemers aan trajecten wel vaker een baan vinden, maar ook weer vaker terugvallen in de WW-uitkering, terwijl zij anders werkloos zouden
blijven en na verloop van tijd geen recht meer zouden hebben
op een uitkering.

studie. Amsterdam: SEO Economisch Onderzoek.
Groot C., M. de Graaf-Zijl en J.P. Hop (2007) Effect re-integratietrajecten op de uitgaven aan

Conclusie

sociale zekerheid. Amsterdam/Hoofddorp: SEO Economisch Onderzoek/TNO.

Op de lange termijn zijn de effecten van re-integratie op de
kans om een baan te vinden positiever dan op de korte termijn. Het verschil tussen de effecten op korte en lange termijn zijn vooral groot voor WW’ers. Zij hebben ook zonder
traject een hogere kans op werk, waardoor voor hen op korte
termijn een sterk lock-in-effect optreedt. Hierdoor daalt voor
WW’ers in eerste instantie de kans op werk; pas later stijgt
die kans. Dit betekent dat investeringen in re-integratie veel
effectiever zijn dan tot nu toe werd gedacht. De effecten van
re-integratie op de duurzaamheid van de baan zijn positief, de
effecten op het uurloon zijn negatief voor WW’ers.

Groot C., M. de Graaf-Zijl, J.P. Hop (2008) De lange weg naar werk. Beleid voor langdurig uitkeringsgerechtigden in de WW en de WWB. Den Haag: Raad voor Werk en Inkomen.
Kok L. en A. Houkes (2011) Gemeentelijk re-integratiebeleid vergeleken. Amsterdam: SEO Economisch Onderzoek.
Lechner, M., R. Miquel en C. Wunsch (2011) Long-run effects of public sector sponsored
training in West Germany. Journal of European Economic Association, 9(4), 742–784.
Lechner M. en C. Wunsch (2013) Sensitivity of matching-based program evaluations to the
availability of control variables. Labour Economics, 21(C), 111–121.
Vikström J., M. Rosholm en M. Svarer (2011) The relative efficiency of active labour market
policies: evidence from a social experiment and non-parametric methods. IFAU Working Paper, 2011(7).

124

De auteur heeft verklaard dit artikel alleen te publiceren in ESB en niet elders
te publiceren in wat voor medium dan ook. Het is wel toegestaan om het artikel voor eigen gebruik
en voor publicatie op een intranet van de werkgever van de auteur aan te wenden.

Jaargang 99 (4679) 21 februari 2014

Auteurs