Land van de rijzende zon?
Aute ur(s ):
Jonkhoff, W. (auteur)
Redacteur ESB
Ve rs che ne n in:
ESB, 87e jaargang, nr. 4387, pagina D33, 5 december 2002 (datum)
Rubrie k :
Dossier: Duitsland
Tre fw oord(e n):
epiloog
In dit dossier is getracht op uiteenlopende aandachtspunten een beeld te schetsen van de toestand waarin de Duitse economie zich
bevindt. De convergentie van Oost- met West-Duitsland verloopt de laatste jaren teleurstellend. De werkloosheid is hoog en de Duitse
consument geeft zijn geld niet meer uit. In Nederland maken we ons dan ook ongerust over onze export. Hoe terecht en oprecht zijn
deze zorgen?
Meest in het oog springt de Duitse arbeidsmarkt. De werking daarvan is de afgelopen jaren steeds slechter geworden. Over de
conjunctuurgolven heen nam de werkloosheid alras toe, zodat een slechte verhouding tot het aantal vacatures ontstond. Hoge
loonkosten – daar denk je als Nederlander als eerste aan – lijken evenwel niet de oorzaak van de hoge werkloosheid en lage
arbeidsparticipatie. De loonkosten per uur zijn in Duitsland zeker niet hoog in een oeso-vergelijk. De belastingdruk, de
overdrachtsuitgaven, de rigiditeit van arbeidsmarktinstituties en het gehalte bureaucratie zijn grotere institutionele boosdoeners.
Zou het duale onderwijsstelsel, waarin leerlingen zowel op school als in een bedrijf hun vak leren, bijdragen aan de eerder
geconstateerde rigiditeit van de arbeidsmarkt? Neen, het stelsel verhoogt juist de kwalificaties van werknemers in de voor Duitsland nog
immer belangrijke industrie. Dat compenseert aan het stelsel verbonden nadelen zoals conjunctuurgevoeligheid (in slechte tijden bieden
werkgevers minder leerplekken aan). Alfred Kleinknecht voegt hieraan de paradoxale constatering toe dat de rigiditeiten die schuil gaan
achter het Duitse leerlingwezen een flexibele marktwerking beperken, en daarmee ook de negatieve externe effecten die hieruit zouden
voortvloeien: geringe loyaliteit van werknemers aan de werkgever en onderinvestering in menselijk kapitaal. De grondige opleiding en
grote loyaliteit vormen zo een mogelijke verklaring voor de ongeringe Duitse prestaties op productiviteitsniveau.
Toch moet het productiviteitsverhaal worden genuanceerd. Weliswaar kent Duitsland een veel grotere productiviteitsgroei in de ictproducerende sector dan Nederland, maar een relatief grote innovatie-inspanning in de veel omvangrijkere niet-ict sectoren nog te weinig
productieve vrucht afwerpt. Dit zou dan weer een gevolg kunnen zijn van de rigide arbeidsmarkten.
Daarbij valt tussen Duitsland en Nederland een onthutsende parallel te constateren. In beide landen wentelen werkgevers en werknemers
in onderhandelingen op centraal niveau kosten af op de samenleving, terwijl altijd werd aangenomen dat dit op centraal niveau niet zou
gebeuren wegens de deelname van de overheid aan het overleg. Zouden Hartz en Donner trucs hebben uitgewisseld om er voor
werkgevers en -nemers het beste uit te halen? Daarbij is het jammer dat men zich in plaats van op de arbeidsparticipatie nogal eenzijdig
richt op de werkloosheid, waar de rol van werkgevers en
-nemers een sterkere is dan bij arbeidsparticipatie.
Duidelijk blijkt uit dit dossier dat goederen- en dienstenmarkten niet de oorzaak zijn van de Duitse problemen. De kordate voortgang van
het beleid inzake het moderniseren van het toezicht op de leiding van ondernemingen in Duitsland maakt een degelijker indruk dan het
Nederlandse beleid, dat vertrouwt op de volgzaamheid van ondernemingen. Een soortgelijke notie levert een blik op de mededinging: niet
alleen is de wetgeving strenger, ook de cultuur is zakelijker en dus meer op concurrentie gericht. Nederland lijkt vergeleken daarmee op
het goede pad richting een marktwerkingniveau dat nog ver weg is.
Zonder nu migranten te willen reduceren tot goederen, kan met de nodige statistische slagen om de arm gesteld worden dat ook hier de
Duitse aanpak zakelijker is geweest, waardoor de integratie beter verloopt. Nederland, dat een kakofonie van meningen te horen geeft
over de omgang met immigranten, zou hier werkelijk iets van kunnen opsteken.
Maar goud is niet het enige goed dat in het oosten blinkt. Vormen de wachtlijsten in Nederland volksvijand nummer één, de Duitse markt
voor gezondheid wordt geteisterd door uit de pan rijzende kosten en overaanbod. Hard ingrijpen is noodzakelijk maar doormodderen
volgens het huidige stelsel is het meest waarschijnlijk. De pensioenvoorzieningen zijn nog voor het grootste deel gefinancierd volgens
het omslagstelsel, met grote risico’s voor de betaalbaarheid en de premiehoogte.
Met deze bijdragen wordt de urgentie van het Duitse herstel duidelijker. Het economisch moeras trekt Duitsland steeds verder omlaag
doordat het land blijft zitten waar het zit. De Reformstau beneemt Duitsland (en wijde omgeving) veel dynamiek. Immers, het land bezit
een enorm groeipotentieel dat thans nog niet wordt aangesproken maar niettemin in dit dossier vele voor Nederland interessante
inzichten heeft opgeleverd. Zie het nog niet renderende potentieel aan innovatie (Van Lieshout, Van Ark c.s.), de zakelijke institutionele
aard van de Duitsers en de betere vormgeving van mededinging, corporate governance en immigratie (Mehring, Eggelte, Thränhardt en
Böcker). Het moet mogelijk zijn het recessiemoeras droog te laten vallen en de uit de pan rijzende werkloosheid, zorgkosten en
pensioenpremies te verlagen. Daarvoor is nodig dat degenen wier private belang hiermee minder gediend is nu eens niet de hakken in het
zand zetten maar de zon in het water kunnen zien schijnen. Ook voor Nederland kan Duitsland dan het land van de rijzende zon zijn in een
tijd van waarschijnlijk aanhoudende recessie.
Doormodderen is uit den boze. Inpolderen ook.
Dossier Duitsland
D.J. Bruinsma: Buren
C.W.A.M. van Paridon: Herenigd en verstard
M. Schramm: Matigen loont niet, individualiseren wel
S. Brakman, J.H. Garretsen: Wordt de economische Muur geslecht?
H.A.M. van Lieshout: Duale stelsel is Tantaluskwelling
A.H. Kleinknecht: ‘Made in Germany’:ieder nadeel heb z’n voordeel
R. Inklaar, J. Sleifer, B. van Ark: Innovatie en productiviteit
W.H.J. Hassink: Hartz en Donner: efficiënte onderhandelingen?
F.A.G. den Butter: De man van twee miljoen
E.W. Mehring: Vertrouwen is goed, controle is beter
E.M. Valke: Arbeidsmarkt cruciaal
J.J.A. Eggelte: Stroomopwaarts het Rijnland in
A.L. Bovenberg: Werk aan de winkel voor nieuw kabinet
H. Maarse: Tussen wachtlijst en waslijst
K.G. Okma: Duitse zorg op een kruispunt-hoezo?
A.Bocker, D. Thranhardt: (Waarom) integreert Duitsland beter?
W. Jonkhoff: Land van de rijzende zon?
Copyright © 2002 – 2003 Economisch Statistische Berichten (www.economie.nl)