Keuzevrijheid en maatwerk maken betere afstemming mogelijk maar vergroten ook de kans op individuele fouten. Beide zouden ze welvaart met drie tot vijf procent vergroten.
Consequenties ESB
consequenties
Kosten en baten
van keuzevrijheid
in pensioenen
Meer keuzevrijheid verbetert de afstemming op de individuele situatie maar verhoogt ook de kans op individuele fouten. Zo kunnen deelnemers suboptimale consumptiekeuzes
maken, als te weinig of te veel sparen, of suboptimale beleggingskeuzes, als het nemen van te veel risico of te weinig diversificatie. Om deze welvaartsverliezen beperkt te houden,
is een keuze-architectuur van belang waarbij de mate van
sturing samenhangt met de complexiteit van de beslissing,
de ervaring van de deelnemer en het optreden van nadelige
effecten voor het collectief.
casper
van ewijk
Algemeen directeur
van Netspar en hoogleraar aan de Universiteit
van Tilburg
roel mehlkopf
Onderzoeker bij
Netspar en aan de Universiteit van Tilburg
H
et kabinet heeft de aanzet gegeven
tot een discussie over mogelijke aanpassingen van het pensioenstelsel.
Dit artikel gaat net als het dossier
waarin het verschijnt in op een van de thema’s die
een rol spelen in deze discussie, namelijk de vraag of
er binnen het pensioenstelsel meer keuzevrijheid en
maatwerk nodig is of niet.
Internationaal bezien valt het Nederlandse stelsel op door de hoge participatie, maar ook door de
geringe ruimte voor eigen keuze en maatwerk. In
Jaargang 100 (4703S) 12 februari 2015
Nederland bestaat er op dit moment met name keuzevrijheid ten aanzien van de pensioendatum. Daarnaast kan het tijdpad van de uitkering variëren via
een hoog-laagpensioen en kan nabestaandenpensioen vaak omgewisseld worden voor extra ouderdomspensioen. Er is in Nederland meestal geen keuzevrijheid ten aanzien van inleg, beleggingsbeleid en
uitvoerder. Daar komt bij dat vrije individuele pensioenbesparingen – de derde pijler – een beperkte
rol spelen in vergelijking met het buitenland.
Door de stijging van het opleidingsniveau van
deelnemers en de toenemende beschikbaarheid van
informatie via internet ligt het in de verwachting
dat de behoefte aan eigen regie in de toekomst zal
toenemen. Meer maatwerk en keuzevrijheid vormen
ook een antwoord op de toenemende verschillen
tussen mensen en de diversiteit in carrièrepatronen.
Pensioenregelingen kunnen maatwerk bieden door
rekening te houden met individuele verschillen, bijvoorbeeld in carrières, woonsituatie (eigen woning of
huurwoning), leefsituatie (wel of niet een verdienende partner), vermogenspositie (hypotheekschuld) en
risicovoorkeur. Deelnemers willen wellicht de mogelijkheid hebben om een deel van het pensioenvermogen te gebruiken voor hypotheekaflossing, voor
woningaanpassing of als buffer voor onverwachte
(zorg)kosten (Bovenberg et al., 2011). In veel landen
bestaat er ook vrije keuze tussen aanbieders, waardoor pensioenuitvoerders met elkaar concurreren.
De auteur heeft verklaard dit artikel alleen te publiceren in ESB en niet elders
te publiceren in wat voor medium dan ook. Het is wel toegestaan om het artikel voor eigen gebruik
en voor publicatie op een intranet van de werkgever van de auteur aan te wenden.
55
ESB Dossier Keuzevrijheid en pensioenen
Kosten en baten van meer keuzevrijheid
Aan het bieden van meer keuzevrijheid zijn baten en
kosten verbonden (tabel 1). Bij meer keuzevrijheid en
maatwerk kunnen pensioenen beter afgestemd worden op de persoonlijke situatie en voorkeuren van de
deelnemers. Meer eigen regie kan ook de betrokkenheid van deelnemers bij hun pensioen vergroten, en
daarmee bijdragen aan herstel van vertrouwen in pensioenfondsen. Tegelijkertijd kan keuzevrijheid kostbaar zijn in termen van welvaart wanneer deze leidt tot
verkeerde beslissingen als gevolg van kortzichtigheid
of van een gebrek aan discipline, kennis en ervaring
(Lusardi en Mitchell, 2007). Keuze ten aanzien van
meerdere uitvoerders kan voordelen hebben als gevolg
van scherpere concurrentie, maar kan ook kostbaar
zijn wanneer dit leidt tot marktfalen en daardoor tot
hoge marketing- en uitvoeringskosten.
Keuzevrijheid kan ook de risicosolidariteit ondermijnen. De vrije keuze om wel of niet deel te nemen
aan een pensioenregeling staat op gespannen voet met
de risicodeling tussen generaties. Wanneer calculerend
gedrag ertoe leidt dat bepaalde groepen deelnemers
zich bij tegenvallers aan het stelsel onttrekken, wordt
het impliciete verzekeringscontract tussen generaties
onhoudbaar (Bovenberg en Mehlkopf, 2014; Bonenkamp et al., 2011). Verplichte deelname is daarom een
voorwaarde voor intergenerationele risicodeling.
Maar dat geldt niet absoluut en ook niet voor
de meeste andere dimensies van keuzevrijheid (Dellaert en Ponds, 2014). Vrije keuze van pensioendatum
wordt algemeen als een groot goed gezien. In theorie
trekt ook bij uittreding het individu zich terug uit het
collectief van actieven, en maakt daardoor risicodeling
tussen gepensioneerden en werkenden moeilijker. Het
effect op risicosolidariteit is hier echter ondergeschikt
Kosten en baten van keuzevrijheid
Kosten
tabel 1
Baten
Keuze pensioenopbouw Gebrek aan discipline
(inleg, beleggingen,
Gebrek aan kennis en
uittreding)
ervaring
Spanningsveld met
(risico)solidariteit
Keuze uitvoerder
56
Afstemming op
persoonlijke situatie en
individuele voorkeuren
Meer betrokkenheid
(en vertrouwen)
aan andere factoren, zoals de aanpassing aan de individuele situatie. Keuze draagt hier bij aan maatwerk.
Iets dergelijks geldt ook bij de keuze over het beleggingsprofiel van de pensioenbesparingen: ook hier zijn
er geen redenen om aan te nemen dat vrije keuze ten
koste gaat van risicosolidariteit.
Meer discussie is er over de vraag of een deel van
het gespaarde vermogen bij pensionering als kapitaal
uitgekeerd zou mogen worden. De in Nederland geldende eis van honderd procent annuïtisering – het
omzetten in een levenslange uitkering – is internationaal gezien uitzonderlijk. In de beroemde Mercerindex levert dit voor Nederland zelfs een minnetje op;
de index gaat ervan uit dat een annuïtiseringsgraad
hoger dan zeventig procent ongewenst is uit oogpunt
van flexibiliteit. In theorie voorkomt verplichte annuïtisering marktfalen als gevolg van selectie (adverse selection). Men kan zich echter afvragen of hier juist niet
sprake is van beneficial selection; immers vooral de mensen met een lagere levensverwachting – veelal lagere
inkomens – hebben hier juist profijt van een zekere
keuzevrijheid en onttrekking aan de uniforme langlevenverzekering. Keuzevrijheid draagt dan juist bij aan
solidariteit. Kortom, of keuzevrijheid op gespannen
voet staat met risicosolidariteit verschilt per dimensie.
Dit kan het geval zijn bij beslissingen over wel of niet
deelnemen aan een pensioenregeling. Het geldt echter
niet voor de meeste andere dimensies. Daarbij gaat het
om de afweging tussen het voorkomen van individuele
fouten en de mogelijkheid om het pensioen aan te passen aan de individuele situatie; het gaat dus vooral om
de afweging tussen paternalisme en keuzevrijheid.
Dit artikel geeft inzicht in de afwegingen tussen
keuze en verplichting en tussen uniformiteit en maatwerk, met enkele gestileerde kwantitatief uitgewerkte
voorbeelden. De inzichten zijn relevant voor beleidsmakers bij de overheid en de pensioensector, die
zichzelf geconfronteerd zien met de beleidsvraag of
het aanbieden van meer keuzevrijheid gewenst is. De
kwantificering is gebaseerd op het lifecycle-model van
Bodie et al. (1992) op basis waarvan de gevolgen van
suboptimale consumptiekeuzes (te weinig of te veel
sparen) en suboptimale beleggingskeuzes (te veel of te
weinig risico, of gebrekkige diversificatie) kunnen worden berekend. Een nadere toelichting op deze berekeningen is te vinden in Van Ewijk et al. (2014).
Concurrentie en
innovatie
Marktfalen
De auteur heeft verklaard dit artikel alleen te publiceren in ESB en niet elders
te publiceren in wat voor medium dan ook. Het is wel toegestaan om het artikel voor eigen gebruik
en voor publicatie op een intranet van de werkgever van de auteur aan te wenden.
Jaargang 100 (4703S) 12 februari 2015
Consequenties ESB
Gebrek aan discipline, kennis en ervaring
Er zijn goede redenen om pensioenopbouw niet volledig aan individuen en aan de markt over te laten. Veel
deelnemers aan pensioenregelingen zouden, vanwege
kortzichtigheid, uit zichzelf te weinig premie inleggen
voor een adequaat pensioen. Tijdens het werkzame
leven lijkt de pensioenperiode nog ver weg, waardoor
consumptie nu belangrijker lijkt dan de opbouw van
een goed pensioen voor later.
Wanneer mensen door kortzichtigheid een kwart
minder sparen voor hun aanvullend pensioen dan optimaal is gezien hun voorkeuren, dan levert de slechte
spreiding van de consumptie over het leven een welvaartsverlies op van 1,1 procent. Dit welvaartsverlies
heeft betrekking op het inkomen over het gehele leven: de suboptimale spaarbeslissing heeft eenzelfde
welvaartsverlies als een verlaging van het inkomen over
het leven van ruim 1 procent. Bij de helft van de optimale inleg treedt er zelfs een welvaartsverlies op van
5,5 procent (tabel 2). Dit geeft aan dat het belangrijk is
om verkeerde keuzes te voorkomen.
Veel deelnemers beschikken daarbij over te weinig expertise om zelf te gaan beleggen. Een voorbeeld
van welvaartskosten door gebrek aan beleggingskennis is gebrek aan voldoende diversificatie in de beleggingsportefeuille. Ervaring uit het buitenland leert dat
wanneer deelnemers zelf een beleggingsportefeuille
samenstellen, zij doorgaans slechts in een klein aantal aandelen beleggen in plaats van in een portefeuille
die is gespreid over de verschillende beleggingscategorieën, beleggingstitels en landen. Gebrekkige
diversificatie leidt ertoe dat de volatiliteit van beleggingsrendementen hoger is dan het geval is bij een
goed gediversifieerde portefeuille, zonder dat daar een
hoger rendement tegenover staat. Er is sprake van een
inefficiënte afruil tussen risico en rendement, doordat
men – naast systematisch aandelenrisico – tevens onnodig het idiosyncratische risico van individuele beleggingstitels loopt. Wanneer de jaarlijkse volatiliteit
van verwachte aandelenrendementen stijgt van twintig
naar dertig procent als gevolg van gebrekkige diversificatie, dan leidt dit tot een welvaartsverlies van circa
twee procent (tabel 3). Verkeerde keuzen kunnen dus
substantiële welvaartsverliezen opleveren. Dit is een
reden om de keuze niet volledig aan het individu over
te laten. Omgekeerd kan keuzevrijheid wel een betere
afstemming op de individuele situatie opleveren; een
standaardpensioen dat geen rekening houdt met verschillen tussen individuen heeft ook nadelen (Nijman
Jaargang 100 (4703S) 12 februari 2015
en Oerlemans, 2008). In sommige gevallen kan maatwerk door fondsen worden geïmplementeerd, namelijk bij goed verifieerbare kenmerken zoals leeftijd of
het hebben van een verdienende partner. Bij andere
kenmerken – wel of geen eigen woning, lage of hoge
risicoaversie, geplande carrière – is dat moeilijker en
moet de keuze bij het individu worden gelegd. Een
goede keuze-architectuur – met bijvoorbeeld standaardopties – is van groot belang om een balans te
vinden tussen de meerwaarde van maatwerk en het
vermijden van verkeerde beslissingen.
Afstemming op persoonlijke situatie
Ondanks de brede deelname aan pensioenregelingen bestaan er flinke verschillen in inkomen na
pensionering. Niet iedereen bouwt zijn hele werkzame
leven in gelijke mate pensioen op. Ook ontstaat er
heterogeniteit doordat sommigen naast hun pensioen
extra sparen via de eigen woning en via vrije besparingen (Knoef et al., 2013). Hoge inkomens bouwen in
de regel minder pensioen op – in vergelijking tot het
inkomen vóór pensionering – dan lagere inkomens.
Welvaartseffect van
suboptimaal sparen
Mate van sparen
tabel 2
Welvaartseffect
in procenten
25 procent minder dan optimaal
–1,1
50 procent minder dan optimaal
–5,5
50 procent meer dan optimaal
–3,0
Bron: Van Ewijk et al. , 2014
Welvaartseffect van
suboptimale diversificatie
Standaarddeviatie
aandelenportefeuille in
procenten
20 (= optimale diversificatie)
25
tabel 3
Welvaartseffect
in procenten
0
–1,2
30
–2,0
35
–2,5
Bron: Van Ewijk et al., 2014
De auteur heeft verklaard dit artikel alleen te publiceren in ESB en niet elders
te publiceren in wat voor medium dan ook. Het is wel toegestaan om het artikel voor eigen gebruik
en voor publicatie op een intranet van de werkgever van de auteur aan te wenden.
57
ESB Dossier Keuzevrijheid en pensioenen
Pensioen is een belangrijke pijler van de oude dag,
maar niet de enige. Door meer eigen regie mogelijk
te maken, kunnen deelnemers het pensioen beter afstemmen op hun individuele situatie. Dit levert welvaartswinst op; wij lichten dit met enkele gestileerde
voorbeelden toe.
Huishoudens met een eigen woning worden
fiscaal gestimuleerd om de hypotheek volledig af te
lossen. Voor volledige aflossing van een hypotheek
van 150.000 euro (300.000 euro voor een paar)
moet er jaarlijks zo’n tien procent van het pensioengevend inkomen gereserveerd worden, bovenop de
inleg van pensioenpremie. Hierdoor wordt een extra
vermogen opgebouwd van meer dan vijftig procent
bovenop de pensioenbesparingen. Als deze extra vermogensopbouw onbedoeld is, kan dit leiden tot een
welvaartsverlies van ruim drie procent in termen van
consumptie (tabel 2). Deze deelnemer zou dan beter
af zijn geweest met meer beschikbaar inkomen tijdens
het werkzame leven – met kinderen – en minder na
pensionering – wanneer de kinderen de deur uit zijn.
De hoge verplichte pensioenbesparingen belemmeren
de deelnemer in dit geval bij het verwezenlijken van
een consumptiepad dat past bij de optimale persoonlijke planning over de levensloop. Deze belemmering
kan worden weggenomen door een deel van de pensioenbesparingen in te zetten voor het aflossen van
de schuld op de eigen woning. Voor een deel van de
eigenwoningbezitters kan de extra vermogensopbouw
wel goed zijn. Vooral huishoudens met hoge inkomens
hebben een eigen woning; voor hen is een afgeloste
eigen woning wellicht een goede aanvulling op hunt
Welvaartseffect van suboptimaal
beleggingsbeleid
Gemiddeld procentueel vermogen in aandelen
over de levensloop
tabel 4
Welvaartseffect
in procenten
75
–2,3
60
–1,0
40 (= optimaal passend bij individuele situatie)
0
20
–2,0
0
–4,1
Bron: Van Ewijk et al., 2014
58
pensioen of als buffer om aan de kinderen na te laten.
Een ander voorbeeld van maatwerk is de mogelijkheid om pensioenbesparingen in te zetten voor aflossing van een restschuld bij verkoop van een woning. De
rentelasten van een restschuld kunnen relatief hoog zijn
doordat de lening niet wordt gedekt door een onderpand waardoor de lening vergelijkbaar is met een persoonlijke lening of doorlopend krediet. Indien hiermee
gedurende dertig jaar een renteopslag van twee procentpunt, in vergelijking met de rente die fondsen halen, wordt bespaard bij een restschuld van 40.000 euro,
dan levert dit een welvaartswinst op van 0,8 procent.
De welvaartswinst van maatwerk geldt ook – in
iets minder mate – voor de keuze van het beleggingsprofiel, dat wil zeggen de keuze tussen een risicovol
en gemiddeld hoger pensioen versus een minder risicovol en gemiddeld lager pensioen. Suboptimaliteit
in het risicoprofiel van beleggingen kan het gevolg
zijn van afwijkende voorkeuren wat betreft risico, of
van slechte afstemming op de individuele situatie. Zo
heeft iemand met een korte carrière een andere beleggingsprofiel nodig dan iemand met een lange carrière,
en heeft een eigenwoningbezitter een andere risicoblootstelling dan iemand die zijn woning huurt. Ook
iemand met een werkende partner heeft een andere nabestaandenverzekering nodig dan een kostwinner met
een niet-werkende partner, enzovoort.
Als indicatie voor de welvaartseffecten laat tabel
4 de kosten zien van afwijkingen van een optimale beleggingsmix. Wanneer er gemiddeld over het leven te
veel of te weinig risicovol wordt belegd – respectievelijk zestig of twintig procent aandelen in plaats van de
benchmark van veertig procent – resulteert dit in een
welvaartsverlies van één à twee procent. Tegelijkertijd
kan het welvaartsverlies in tabel 4 ook gezien worden
als mogelijke kosten van keuzevrijheid, in de situatie
waarin een deelnemer zelf niet goed in staat is om zijn
individuele risicovoorkeuren te vertalen naar een individuele beleggingsmix.
glijdende schaal van sturing
Pensioenregelingen in het buitenland bieden dikwijls
meer keuzevrijheid. De ervaring leert dat de manier
waarop keuzes worden aangeboden belangrijk is.
Goede informatie over de keuzemogelijkheden is een
eerste vereiste. In de praktijk is dit niet altijd voldoende: veel deelnemers vinden pensioenen te complex om
bewuste keuzes te maken. Een goede keuze-architectuur is essentieel; keuze of verplichting is geen zwart-
De auteur heeft verklaard dit artikel alleen te publiceren in ESB en niet elders
te publiceren in wat voor medium dan ook. Het is wel toegestaan om het artikel voor eigen gebruik
en voor publicatie op een intranet van de werkgever van de auteur aan te wenden.
Jaargang 100 (4703S) 12 februari 2015
Consequenties ESB
Keuze-architectuur met glijdende schaal van sturing
Standaardoptie
bepaald door
Keuze door
tabel 5
Dimensies
Wettelijke verplicht
Wetgever
Pensioensparen,
langlevenverzekering
Wettelijk gefaciliteerd
Wetgever
Pensioensparen,
langlevenverzekering
Verplicht per
collectiviteit
Verplicht
Sociale partners,
beroepsvereniging, ..
Pensioenregeling
Opting out
Standaardopties met
gemotiveerde afwijking
Individu
Sociale partners,
beroepsvereniging, ..
Tijdelijk minder of meer
premie-inleg
Standaardopties
Individu
Sociale partners,
beroepsvereniging, ..
Beleggingsmix
Informatie over
gemiddelde keuze
Vrije keuze
Individu
Sociale partners,
beroepsvereniging, ..
Individu
Fondsen, verzekeraars
Opname kapitaal bij
pensionering
Vrije keuze
Individu
wit-onderscheid maar een glijdende schaal van zwakkere naar sterkere sturing.
Sturing van keuzes kan worden bereikt door het
aanbieden van standaardopties (defaults), bijvoorbeeld
bij de keuze van de beleggingsmix. Een stap stringenter
zijn systemen met opting out. Hierbij worden werknemers automatisch aangemeld voor een standaardregeling, maar wordt de mogelijkheid geboden om zich
hieruit terug te trekken (opting out) en een andere regeling te kiezen. In de praktijk volgt de meerderheid de
aangeboden standaard, zoals bijvoorbeeld het geval is
bij de keuze wat betreft zowel beleggingen als uitvoerder
in pensioenregelingen in de Zweedse tweede pijler. Het
is ook mogelijk om alleen bij een duidelijke motivatie
af te wijken van de standaardkeuze. Een lagere premieinleg kan bijvoorbeeld uitsluitend worden toegestaan
voor deelnemers die kunnen aantonen dat zij een lagere
opbouw compenseren met de aflossing van de eigen woning of van een (rest)schuld. Een ander voorbeeld is de
individuele keuze voor een lagere inleg wat betreft het
nabestaandenpensioen bij deelnemers die kunnen aantonen dat de partner over voldoende inkomen beschikt
om in het eigen levensonderhoud te voorzien.
Ten slotte kunnen ook sociale partners een rol
spelen bij deze keuzes, bijvoorbeeld via het vormgeven
van de keuzearchitectuur, het bepalen van standaardJaargang 100 (4703S) 12 februari 2015
Beleggingsmix, uitvoerder,
premie-inleg
Uittreedleeftijd
opties of door namens de deelnemers contracten met
aanbieders af te sluiten.
De mate van sturing hangt samen met de complexiteit van de beslissing, de ervaring van de deelnemer en het optreden van nadelige effecten voor het
collectief – externe effecten. Zo is de keuze van de
pensioendatum in Nederland praktisch geheel vrij
– binnen ruime grenzen – en is er weinig discussie dat
een zekere mate van verplichte pensioenopbouw voor
de gemiddelde werknemers van belang is. Tabel 5 geeft
een schema voor mogelijke invullingen van keuzevrijheid naar gradatie van verplichting.
Deze tabel geeft een indicatie voor een denkkader.
De inrichting van de keuze-architectuur is een onderling samenhangend geheel. Zo gelden er in een stelsel
van risicodeling met toekomstige generaties – open
rekeningen – andere restricties dan in stelsel van strikt
individuele rekeningen – gesloten rekeningen. Bij een
algemene spaarplicht zijn er meer mogelijkheden voor
concurrentie tussen aanbieders dan in een stelsel met
gedetailleerde collectieve regelingen.
Concurrentie en marktfalen
Internationaal lijken pensioenstelsels zich te ontwikkelen in de richting van meer individuele systemen met
meer of minder gestuurde keuze. In een aantal landen
De auteur heeft verklaard dit artikel alleen te publiceren in ESB en niet elders
te publiceren in wat voor medium dan ook. Het is wel toegestaan om het artikel voor eigen gebruik
en voor publicatie op een intranet van de werkgever van de auteur aan te wenden.
59
ESB Dossier Keuzevrijheid en pensioenen
is er een keuze mogelijk tussen verschillende uitvoerders. De gedachte is dat marktwerking kan leiden tot
adequate beleggingsrendementen, kosten en kwaliteit
van dienstverlening. Uit evaluaties, zoals bijvoorbeeld
de Australische Cooper Review uit 2010, blijkt dat
ongereguleerde concurrentie tussen aanbieders niet de
beoogde kostenbesparingen met zich meebrengt; effectief vindt er weinig concurrentie plaats. In Australië
en het Verenigd Koninkrijk hebben deze ervaringen
geleid tot de inrichting van een betere keuze-architectuur, met als belangrijkste aanpassing het opzetten van
een nationaal default-pensioenfonds voor iedereen die
geen actieve keuze wil maken. De gedachte is dat een
dergelijk default-fonds de nodige schaal en efficiëntieÂ
zal weten te bereiken om lage kosten te kunnen realiseren. De inschatting in de Australische Cooper
Review is dat de opzet van een default-fonds op termijn zal leiden tot een besparing van zo’n veertig procent in uitvoeringskosten (Cooper Report, 2010).
In Zweden selecteren de sociale partners een
Literatuur
Bodie, Z., R.C. Merton en W.F. Samuelson (1992) Labor supply flexibility and portfolio choice in a lifecycle model. Journal of Economics, Dynamics and Control, 16(3-4),
427–449.
Bonenkamp, J., L. Meijdam, E. Ponds en E. Westerhout (2011) Het pensioenfonds
van de toekomst: risicodeling en keuzevrijheid. Netspar NEA Paper, 44.
Bovenberg, A.L., W. Koelewijn en N. Kortleve (2011) Naar een dynamische toekomstvoorziening. Netspar NEA Paper, 40.
Bovenberg, A.L. en R.J. Mehlkopf (2014) Optimal design of funded pension schemes. Annual Review of Economics, 2014(6), 445–474.
Cooper Report (2010) Part 1: overview and recommendations. Rapport op www.supersystemreview.gov.au.
Dellaert, B.G.C. en E. Ponds (2014) Pensioen op maat: heterogeniteit en individuele
keuzevrijheid in pensioenen. In: Bovenberg, L., C. van Ewijk en T. Nijman (red.) Toekomst voor aanvullende pensioenen: Preadviezen van de Koninklijke Vereniging voor de
aantal uitvoerders waar deelnemers uit kunnen kiezen, waaronder een standaardoptie. Vanwege de
voorselectie en de centrale onderhandelingen door
de sociale partners zijn de kosten van uitvoering in
de Zweedse pijler veelal laag. Wat betreft innovatie en
kostenbesparing lijken de voorlopige ervaringen er dan
ook op te duiden dat gerichte concurrentie via aanbesteding voor de overheid of sociale partners, zoals in
Australië en Zweden, effectiever is dan een – volledig
– vrije keuze op individueel niveau.
Conclusie
Het Nederlandse pensioenstelsel biedt in vergelijking
met andere landen weinig ruimte voor eigen keuze en
maatwerk. Het onderscheid tussen keuze of verplicht
is niet zwart-wit. Keuzes kunnen op verschillende
manieren worden aangeboden, gestuurd en begrensd.
Bij volledig vrije keuze sparen veel mensen mogelijk te
weinig en verzekeren zij zich misschien onvoldoende
tegen langlevenrisico. Bovendien nemen de uitvoeringskosten wellicht toe, bijvoorbeeld door de hogere
(marketing)kosten bij een volledig vrije keuze van de
regeling. Met het aanbieden van standaardopties en
de mogelijkheid van opting out kan het keuzegedrag
worden gestuurd. Grenzen aan keuzevrijheid en het
bieden van goede standaardopties kunnen helpen om
verkeerde keuzes te voorkómen. Bundeling van inkoop
via werkgevers, sociale partners of andere collectieven
kan marktfalen helpen te verminderen.
Met meer keuzevrijheid en maatwerk kan het
pensioen beter worden afgestemd op de eigen situatie,
maar neemt de kans op individuele fouten toe. Onze
analyse maakt duidelijk dat beide aspecten belangrijke
consequenties hebben voor welvaart – beide in een
orde van grootte van drie à vijf procent. Verbetering
binnen deze afruil is mogelijk door het ontwikkelen
van een goede keuze-architectuur en zorgvuldige afweging van de dimensies waarop keuze wordt geboden.
Staathuishoudkunde 2014. Den Haag: Sdu, 45–72.
Ewijk, C. van, M.H.C. Lever, J.P.M. Bonenkamp en R.J. Mehlkopf (2014) Pensioen in
discussie. Risicodeling moeilijker, keuze binnen grenzen. CPB Policy Brief, 2014(06).
Knoef, M.G., J. Been, R.J.M. Alessie et al. (2013) Measuring retirement savings adequacy: a multi-pillar approach in the Netherlands. Netspar Design Paper, 25.
Lusardi, A. en O. Mitchell (2007) Financial literacy and retirement preparedness:
evidence and implications financial education programs. Business Economics, 42(1),
35-44.
Nijman, T.E. en A. Oerlemans (2008) Maatwerk in Nederlandse pensioenproducten. Netspar NEA Paper, 8.
60
De auteur heeft verklaard dit artikel alleen te publiceren in ESB en niet elders
te publiceren in wat voor medium dan ook. Het is wel toegestaan om het artikel voor eigen gebruik
en voor publicatie op een intranet van de werkgever van de auteur aan te wenden.
Jaargang 100 (4703S) 12 februari 2015