Ga direct naar de content

Dollarisering gewenst?

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: juli 21 1999

Dollarisering gewenst?
Aute ur(s ):
Voorhoeve, A.E. (auteur)
Bofeb-stagiair b ij het ministerie van Financiën. (auteur)
De auteur dankt deelnemers aan een discussiemiddag b ij DNB en Ingmar van Herpt, Hans Lab ohm, Sven Langedijk en Bert van Selm voor hun
commentaar.
Ve rs che ne n in:
ESB, 84e jaargang, nr. 4215, pagina 577, 13 augustus 1999 (datum)
Rubrie k :
Tre fw oord(e n):

Bij dollarisering wordt de nationale valuta vervangen door een buitenlandse valuta. Zo’n stap kan kostbaar zijn voor landen die
geen optimaal valutagebied vormen met het ‘thuisland’. Echter, in landen die verregaande informele dollarisering kennen en sterk
hechten aan financiële stabiliteit, kunnen de voordelen groter zijn dan de nadelen.
De laatste tijd is ‘dollarisering’ in het nieuws: Argentinië heeft aangekondigd op termijn de dollar te willen invoeren en ook andere
Latijns-Amerikaanse landen hebben serieuze interesse getoond hun munt te vervangen door de dollar. Wat is dollarisering precies
en, belangrijker, is het een goed idee?
Dollarisering houdt in dat de nationale munt in het transactie- en kapitaalverkeer wordt vervangen door een buitenlandse valuta. Dit
proces wordt dollarisering genoemd, omdat deze substitutie het vaakst plaatsvindt richting de dollar. Dollarisering vindt informeel plaats
als personen en bedrijven vrijwillig verkiezen buitenlandse valuta te gebruiken. Dollarisering kan ook van overheidswege gebeuren, als
bepaald wordt dat de nationale valuta haar rol als wettelijk betaalmiddel verliest ten gunste van de buitenlandse valuta. Dit artikel
bespreekt de wenselijkheid van officiële dollarisering. Echter, omdat de mate van informele dollarisering een belangrijke factor is bij het
bepalen van de wenselijkheid van officiële dollarisering, wordt daar eerst op ingegaan.
Informele dollarisering
In veel ontwikkelingslanden worden harde valuta gebruikt voor spaar- en transactiedoeleinden. In een aantal Latijns-Amerikaanse landen
bijvoorbeeld, maken deposito’s en kasgeld in harde valuta verreweg het grootste deel van de geldhoeveelheid uit; in veel andere
opkomende markten is dit aandeel ongeveer een kwart 1. Maar naast activa zijn ook schulden, met name de externe schulden, van
bedrijven en overheden in ontwikkelingslanden grotendeels in buitenlandse valuta. tabel 1 illustreert de mate van informele dollarisering
in Argentinië.

Tabel 1. Aandeel van buitenlandse valuta in financiële grootheden in Argentinië (1998)
financiële grootheid

Kasgeld
Deposito’s publiek bij binnenlandse banken
Kredietverlening aan de private sector
Overheidsschuld
Externe schuld

buitenlandse valuta
%
73%
55%
62%
91%
95%

Bron: IMF data

Dollarisering van activa is in de eerste plaats een reactie op economische instabiliteit, zoals (hyper)inflatie en wisselkoersschokken.
Harde valuta vertegenwoordigen een vastere waarde, wat in het transactieverkeer en voor spaardoeleinden voordelig is. Opvallend is
echter, dat na stabilisatie vaak geen ‘de-dollarisering’ optreedt. Dit heeft twee oorzaken. Allereerst lijkt dollarisering pad-afhankelijk: bij de
omschakeling naar een andere valuta treden allerlei vaste kosten op. Zijn die eenmaal gemaakt, dan is denken en handelen in de nieuwe
valuta net zo makkelijk als in de nationale munt. Ten tweede zijn in buitenlandse valuta gedenomineerde activa een vorm van verzekering,
omdat hun waarde tegengesteld beweegt aan de economische situatie van een land. Een crisis gaat immers vaak gepaard met een
waardedaling van de munt, waardoor de koopkracht van in de nationale munt gedenomineerde activa daalt, terwijl de waarde van in
buitenlandse valuta gedenomineerde activa stijgt. Spaarders kunnen zich dus het beste tegen negatieve inkomensschokken verzekeren
door in buitenlandse valuta gedenomineerde activa aan te houden.
Bij de informele dollarisering van externe schulden spelen meerdere factoren een rol. Allereerst hebben kredietverschaffers, zoals
internationale banken, hun passiva in harde valuta. Omdat banken geen grote verschillen mogen hebben tussen de valuta waarin hun
activa en passiva gedenomineerd zijn, hebben zij een preferentie om in harde valuta geld uit te lenen. Belangrijker is dat overheden in

staat zijn de waarde van hun munt te beïnvloeden door hun beleid. Een overheid met een grote externe schuld in eigen valuta kan in de
verleiding komen de waarde van de munt te laten dalen teneinde haar reële schuldenlast te beperken. Omdat geldschieters vooraf niet
kunnen zien of overheden te goeder trouw zijn, dient de valuta waarin het contract wordt aangegaan als selectiemechanisme: een lening
in binnenlandse valuta trekt overheden aan die van plan zijn de waarde van hun munt te verminderen, terwijl een dollarlening overheden
selecteert die te goeder trouw zijn.
Naast deze selectiefunctie creëert het contract zelf prikkels voor de lenende overheid om haar gedrag te veranderen. Wanneer een lening
in binnenlandse valuta is aangegaan, wordt devaluatie aantrekkelijker, terwijl dollarleningen een prikkel creëren de waarde van de eigen
munt overeind te houden. Tezamen leiden deze contractuele aspecten ertoe dat er slechts een kleine markt is voor lenen in eigen valuta,
omdat het renteverschil met dollarleningen te hoog is.
Voor- en nadelen
Een voordeel van informele dollarisering is dat economieën ook ten tijde van ernstige instabiliteit gemonetiseerd blijven. Daarbij biedt het
aan ingezetenen ook de zekerheid dat hun spaargelden niet verdampen. Het heeft echter ook nadelen. Ten eerste leidt informele
dollarisering tot een verlies aan seigniorage (het inkomen uit geldcreatie). Ten tweede wordt daling van de munt een pijnlijk proces: deze
verhoogt immers de tegenwaarde in binnenlandse valuta van de externe schulden van overheden en bedrijven. Als laatste wordt de
economie gevoeliger voor financiële crises. Immers, wanneer een groot gedeelte van deposito’s bij banken in buitenlandse valuta
gedenomineerd is, kunnen banken een negatieve positie opbouwen in buitenlandse valuta, als zij de gelden uit de deposito’s aanwenden
voor kredieten in de nationale valuta. Een waardedaling kan zodoende leiden tot een verslechtering in de balansen van banken en tot een
bankencrisis. Maar ook als de banken geen netto negatieve positie in dollars hebben, is het risico op een banken- en valutacrisis groot.
Omdat deposito’s sneller opvraagbaar zijn dan uitstaande kredieten, ontstaat bij een daling van vertrouwen in het bankwezen een tijdelijk
tekort aan dollars bij de banken. In dit geval moeten banken dollars kopen van de centrale bank of op de open markt. Omdat reserves
beperkt zijn, verliest de centrale bank haar rol als ‘lender of last resort’. Een vertrouwenscrisis kan zodoende moeilijker bezworen worden
en kan al snel leiden tot een wisselkoersdaling. Informele dollarisering smeedt zodoende een hechte band tussen twee plaaggeesten van
ontwikkelingslanden: bankencrises en valutacrises.
Officiële dollarisering
Wat zijn de nadelen van dollarisering…
Nu over naar officiële dollarisering. Waarom zou een land de eigen valuta willen inruilen? Naast gekrenkte nationale trots zijn er immers
ook economische kosten aan verbonden. Voor een analyse van deze kosten kunnen we terecht bij de theorie van het optimale
valutagebied. Laten we aannemen dat het monetaire beleid van het ‘thuisland’ van de valuta geen rekening houdt met de situatie in het
land dat officieel dollariseert. Als het gedollariseerde land getroffen wordt door een negatieve schok die het thuisland niet raakt, blijft het
monetaire beleid dus ongewijzigd. Aanpassing aan deze schok vereist in het getroffen land in dit geval een reële depreciatie, welke alleen
kan geschieden door een daling van het binnenlandse prijspeil. Als prijzen en lonen inflexibel zijn, geschiedt dit slechts langzaam en
vindt als resultaat een economische krimp plaats, die voorkomen had kunnen worden door een eigen ruimer monetair beleid of een
depreciatie van de nominale wisselkoers. Dit bezwaar tegen één munt in een bepaald gebied weegt minder zwaar naarmate het risico van
zulke asymmetrische schokken kleiner is en er andere aanpassingsmechanismen voorhanden zijn. De theorie van het optimale
valutagebied leert dan ook dat één munt slechts voordelig kan zijn als de economische verwevenheid groot is en de economische
structuur vergelijkbaar. Ook factormobiliteit en de aanwezigheid van budgettaire mechanismen die de impact van asymmetrische
schokken tussen deelnemende regio’s verzachten, dragen bij aan de aantrekkelijkheid van een muntunie.
Het valt op dat een aantal landen dat dollarisering overweegt geen optimaal valutagebied vormt met het ‘thuisland’ van de in te voeren
munt. Allereerst verschilt de economische structuur van deze landen sterk van de Amerikaanse economie. Ten tweede loopt de
economische verwevenheid met de vs sterk uiteen: exporten en importen uit de vs bedragen voor Mexico ieder circa 20% van het bnp,
maar voor Argentinië ongeveer 2%. Daarbij is de factormobiliteit beperkt en is van budgettaire steun bij tegenvallende groei geen sprake.
Het risico van asymmetrische schokken voor dollariserende landen en daarmee de kosten van het opgeven van monetair- en
wisselkoersbeleid lijken dus groot.
Andere nadelen zijn dat de seigniorage wordt overgeboekt naar een buitenlandse centrale bank en dat de nationale centrale bank de
mogelijkheid verliest op te treden als ‘lender of last resort’. Daarbij zou dollarisering tot grotere overheidstekorten kunnen leiden. De
disciplinerende werking die van financiële markten of een onafhankelijke centrale bank uitgaat op de overheid neemt immers af: grote
tekorten worden niet langer met een daling van de wisselkoers afgestraft en de centrale bank kan expansief beleid niet langer met een
rentestijging beantwoorden. Tel al deze nadelen bij elkaar op en de conclusie lijkt onontkoombaar: dollarisering is een slecht plan.
…en hoe groot zijn ze?
Maar bij nadere bestudering blijken deze argumenten niet altijd overtuigend. De theorie van het optimale valutagebied gaat uit van
landen die financiële stabiliteit kennen en vooral bloot staan aan reële schokken. In deze landen kunnen wisselkoers- en monetair beleid
anti-cyclisch werken. Echter, veel opkomende markten worden gekenmerkt door verregaande informele dollarisering (met name van
externe schuld), financiële fragiliteit en een verleden van inflatie. In landen met deze kenmerken zijn de mogelijkheden om monetair en
wisselkoersbeleid anti-cyclisch in te zetten zeer beperkt. Stel dat een land wordt getroffen door een negatieve externe schok. We hebben
gezien dat een waardedaling van de munt in de context van een partieel gedollariseerd financieel systeem kan leiden tot een bankencrisis.
Ook bedrijven en overheden met grote externe schulden in buitenlandse valuta kunnen in financiële problemen terecht komen. Daarbij
maakt een waardedaling oude inflatiespoken wakker en treedt vaak ‘overshooting’ van de wisselkoers op. Om deze problemen te
voorkomen wordt de waarde van de munt, ook in landen met een flexibele wisselkoers, vaak verdedigd met renteverhogingen. Het gevolg
is dat de reële rente zowel in landen met een flexibele wisselkoers als in landen met een wisselkoerskoppeling pro-cyclisch beweegt. De
reactie op een negatieve schok is immers een renteverhoging. Onderzoek voor Latijns-Amerika in de periode 1960-1998 bevestigt deze
pro-cyclische beweging van de reële rente 2.
We kunnen dit illustreren met behulp van figuur 1 en figuur 2, die het verloop weergeven van de reële rente en de economische groei in

Mexico (met een zwevende wisselkoers), Argentinië (met een currency board) en Panama (gedollariseerd). Deze figuren geven aan dat de
reële rente in Argentinië en Mexico een pro-cyclische beweging toont: de rente stijgt ten tijde van crises en daalt in perioden van groei.
Ook blijkt de volatiliteit in de reële rente in Mexico en Argentinië veel hoger dan in het gedollariseerde Panama, waar de financiële crises
nauwelijks effect hadden.

Figuur 1. Reële rente in Argentinië, Mexico en Panama

Figuur 2. Reële groei in Argentinië, Mexico en Panama
Aanpassing aan reële schokken
Het verdwijnen van ‘eigen’ monetair beleid lijkt zodoende geen groot verlies. Wèl is het zo dat ondanks de gevaren van devaluatie of
depreciatie, bewegingen in de nominale wisselkoers een snellere manier lijken om de reële wisselkoers aan te passen dan binnenlandse
aanpassing van prijzen en lonen. In gedollariseerde landen (en in landen die hun koppeling vasthouden) moeten aanpassingen aan
schokken via de reële economie plaatsvinden, wat kan resulteren in hogere werkloosheid als reactie op negatieve schokken. De
gegevens voor Argentinië en Mexico bevestigen dit. De reactie op de crisis van 1994 was in Argentinië en Mexico een stijging van de
werkloosheid. In Mexico, waar een forse daling van de wisselkoers plaatsvond, was deze stijging echter minder groot en daalde de
werkloosheid ook sneller, onder invloed van de snellere aanpassing van de reële loonkosten (zie figuur 3a, figuur 3b en figuur 3c).

Figuur 3a. Reële effectieve wisselkoersen (o.b.v. prijzen en loonkosten in verhouding tot de VS) en werkloosheid in Argentinië.

Figuur 3b. Reële effectieve wisselkoersen (o.b.v. prijzen en loonkosten in verhouding tot de VS) en werkloosheid in Mexico.

Figuur 3c. Reële effectieve wisselkoersen (o.b.v. prijzen en loonkosten in verhouding tot de VS) en werkloosheid in Panama.
Dit beeld wordt door twee zaken genuanceerd: allereerst is het de vraag of de nasleep van de Mexicaanse crisis een gedollariseerd
Argentinië wel zo sterk geraakt zou hebben. De oorzaak van de recessie in Argentinië was de door de turbulentie op internationale
financiële markten sterk oplopende rente, die in combinatie met een zwakke financiële sector tot een bankencrisis leidde. Daarnaast toont
de ervaring van Panama en Argentinië dat een geleidelijke depreciatie van de reële wisselkoers mogelijk is. In Argentinië heeft
lastenverlaging ertoe geleid dat de loonkosten per eenheid product na vier jaar evenveel gedaald zijn als in Mexico.
Rol van de centrale bank
Ook de overige nadelen blijken mee te vallen wanneer ze vergeleken worden met de feitelijke situatie in veel ontwikkelingslanden. Zo is
het allerminst duidelijk dat een centrale bank die optreedt als ‘lender of last resort’ altijd een goede zaak is. Bij onvoldoende toezicht
brengt deze rol immers een substantieel moreel risico met zich mee, omdat onvoorzichtige banken als het mis gaat steun krijgen van de
centrale bank. Overigens hebben in informeel gedollariseerde economieën centrale banken al een deel van hun ‘lender of last resort’
functie verloren. Een bankencrisis zal in een economie met veel deposito’s in buitenlandse valuta immers leiden tot een tekort aan
buitenlandse valuta, welke de centrale bank niet kan ‘bijdrukken’. In de praktijk zijn daarom alternatieven ontwikkeld, zoals sterk toezicht,
hoge liquiditeitsvereisten en een grote voorraad reserves bij de nationale centrale bank. Ook kan de overheid zelf als geldschieter
optreden. In Argentinië, waar het currency board systeem de ‘lender of last resort’ functie beperkt, zijn de laatste jaren innovatieve
vormen van deposito- en liquiditeitsgaranties ontwikkeld. De Argentijnse centrale bank is een contingente kredietlijn aangegaan, welke
haar het recht geeft tegen onderpand direct dollars te lenen bij internationale banken. Daarnaast heeft de overheid de oprichting van een
privaat garantiefonds gesteund, waarbij banken hun deposito’s kunnen verzekeren.
Budgettaire discipline
Als laatste leert de ervaring dat budgettaire discipline niet beduidend hoger is in landen waar een waardedaling van de munt als
afstraffing dreigt. De discipline van financiële markten blijft na dollarisering in een minder sterke variant bestaan, via de risicopremie op
de staatsschuld. Dollarisering kan daarentegen ook disciplinerend werken, omdat monetaire financiering van tekorten uitgesloten is.
Daarnaast is een hoge rente juist een oorzaak van een hoog financieringstekort. Zo heeft in de eurozone rentedaling een belangrijke
bijdrage geleverd aan budgettaire consolidatie.
Voordelen van officiële dollarisering
Officiële dollarisering kan voor opkomende economieën een aantal voordelen hebben. De eerste is een stabielere, lagere rente.
Opkomende markten worden periodiek geconfronteerd met een gebrek aan vertrouwen in de economie en het niveau van de wisselkoers,
dat kan voortkomen uit een negatieve schok, of uit besmetting. Deze vertrouwenscrises geven aanleiding tot verwachtingen omtrent
daling van wisselkoers en een stijging van de rente, waardoor de kredietwaardigheid van debiteuren in een land verslechtert. Uiteindelijk
kan een massale uitstroom van kapitaal op gang komen, die leidt tot een financiële crisis. Dollarisering doorbreekt deze cyclus in het
begin, omdat de mogelijkheid van devaluatie of depreciatie afwezig is. Hierdoor kunnen de eerder beschreven renteverhogingen
achterwege blijven. Wel zal ook na dollarisering een gematigde pro-cyclische rentebeweging blijven bestaan, omdat een negatieve schok
gepaard zal gaan met een opwaartse bijstelling van het debiteurenrisico in een land.
Andere voordelen zijn lage inflatie, toegenomen stabiliteit van de financiële sector en vermindering van de transactiekosten in het
handels- en kapitaalverkeer. Tezamen kunnen deze factoren aanleiding geven tot verdieping van binnenlandse financiële markten.
Immers, wanneer negatieve economische schokken kunnen leiden tot devaluatie en/of rentestijgingen, zal de waarde van in binnenlandse
valuta gedenomineerde activa een ongewenste covariantie vertonen met het inkomen: ten gevolge van een negatieve schok daalt zowel
het inkomen als de waarde van deze activa. Dit is een reden om in buitenlandse valuta en in buitenlandse banken en activa te beleggen.
Als het wisselkoersrisico verdwijnt en sterke renteschokken uitblijven, kunnen deze gelden in het binnenlandse financiële stelsel belegd
worden. Eerder genoemd onderzoek bevestigt dat de ontwikkeling van binnenlandse financiële markten in sterke mate samenhangt met
de stabiliteit van de wisselkoers.
Dollarisering in Argentinië

Het is interessant de gevolgen van dollarisering voor één land in meer detail te bekijken. Argentinië is gezien de serieuze interesse in
dollarisering hiervoor een goede kandidaat. De keuze in 1991 voor een currency board heeft Argentinië al een aantal voor- en nadelen
van dollarisering gebracht: er is geen wisselkoerscrisis opgetreden, de inflatie is teruggebracht van duizenden procenten naar nul
procent per jaar en na hervormingen in 1994 is de mate van financiële intermediatie in de economie en de internationale integratie van het
bankwezen sterk toegenomen. De gebrekkige ‘lender of last resort’ functie van de centrale bank en de noodzaak schokken in de reële
economie op te vangen deelt de currency board met de nadelen van dollarisering.
Voor Argentinië zou dollarisering twee belangrijke voordelen meebrengen ten opzichte van een currency board: een sterke vermindering
van de pro-cyclische renteschokken en een daling van de gemiddelde rente. figuur 1 geeft al een indicatie van de grotere stabiliteit in de
rente die te winnen is door dollarisering. De potentiële renteverlaging bestaat uit twee delen: het verdwijnen van de devaluatierisicopremie en het verminderen van het gemiddelde debiteurenrisico. In Argentinië komt het devaluatierisico tot uitdrukking in het
verschil tussen peso- en dollarleningen aan anderszins gelijkwaardige debiteuren. Het verdwijnen van dit peso-dollar renteverschil kan
voor burgers en bedrijven een behoorlijke rentedaling met zich mee brengen, zoals tabel 2 aangeeft.

Tabel 2. Peso-dollar renteverschil in Argentinië, gemiddelde over 1994-1998 in procenten
Prime lending (30 dagen)a
Staatsleningen
Gemiddelde bedrijven (>90 dagen)
Consumptief krediet

2
2
4
17

a. ‘prime lending’ heeft betrekking op leningen aan bedrijven met de hoogst mogelijke kredietwaardigheid
Bron: data van de Banco Central de la Republica de Argentina

Maar ook de rente op dollarleningen kan dalen, omdat het debiteurenrisico dat hierin is opgenomen, samenhangt met het
devaluatierisico: een devaluatie maakt het immers kostbaarder om dollarleningen terug te betalen. Data voor Argentinië bevestigen dit
verband. figuur 4 schetst het verloop van het devaluatie- en debiteurenrisico op leningen aan Argentijnse bedrijven. Als indicator voor
het devaluatierisico dient het peso-dollar renteverschil. De indicator voor het debiteurenrisico is het renteverschil op leningen in dollars
aan gelijkwaardige Argentijnse en Amerikaanse bedrijven. De correlatiecoëfficiënt is 0,8.

Figuur 4. Risicopremies op leningen aan Argentijnse bedrijven.
De data hebben betrekking op leningen voor 30 dagen aan bedrijven met de hoogst mogelijke kredietwaardigheid (‘prime lending’)
Het is echter lastig te bepalen hoe groot de daling van de dollarrente door dollarisering zal zijn. In het beste geval verdwijnen de rentepieken die veroorzaakt worden door periodieke vertrouwenscrises. Het rente-écart blijft dan op het niveau dat het in perioden van
vertrouwen in de wisselkoers was. Over de periode 1994-1998 zou dit een daling van de gemiddelde rente op ‘prime lending’ (leningen aan
bedrijven met de hoogst mogelijke kredietwaardigheid) van 1,4%, en op staatsleningen van 3,3% hebben betekend.
De jaarlijkse budgettaire kosten van dollarisering zijn voor Argentinië naar schatting 0,2% van het bbp 3. Bescheiden extra groei of een
kleine rentedaling op de schuld zijn al voldoende om deze kosten compenseren. Ter illustratie: om de budgettaire lasten van dollarisatie
te compenseren is een eliminatie van de peso-rentespread en een daling van de dollarrentespread met 0,5% voldoende 4.
Voor Argentinië betekent een keuze voor dollarisering zodoende een lagere, stabielere rente en verdere verdieping van de financiële
markten. De belangrijkste prijs van deze voordelen is een onherroepelijke opgave van het wisselkoersinstrument. Maar als Argentinië
voornemens is de huidige koppeling te handhaven, lijkt dollarisering een verstandige optie.
Conclusie
Op het eerste gezicht lijkt dollarisering voor de meeste ontwikkelingslanden een slecht plan. Immers, indien landen geen optimaal
valutagebied vormen met het ‘thuisland’ van de over te nemen valuta, zullen de kosten van het opgeven van wisselkoers- en monetair
beleid hoog zijn. Daarnaast wordt de ‘lender of last resort’ functie aan de centrale bank ontnomen en loopt de overheid een fiks bedrag
aan seigniorage mis. En dan de coup de grâce: dollarisering zal tot grotere overheidstekorten leiden, omdat de disciplinerende werking
die van financiële markten uitgaat op de overheid afneemt.
Bij nadere bestudering blijft echter slechts één nadeel van dollarisering overeind: de moeilijkheid om veranderingen in relatieve prijzen
zonder het wisselkoersinstrument tot stand te brengen. Gezien de frequentie waarmee ontwikkelingslanden blootstaan aan zowel
positieve als negatieve schokken, is dit zeker geen geringe tekortkoming. Het probleem is echter, dat in landen met fragiele financiële

stelsels, een verregaande mate van informele dollarisering en een verleden van inflatie, de mogelijkheid om de wisselkoers aan te passen
gepaard gaat met risico’s op een crisis en met pro-cyclisch monetair beleid. Tegenover het nadeel van rigiditeit biedt dollarisering
significante voordelen: een stabielere en gemiddeld lagere rente, lage inflatie en financiële verdieping. De uiteindelijke afweging tussen
de voor- en nadelen van dollarisering zal bepaald worden door factoren als het risico van asymmetrische schokken ten opzichte van het
‘thuisland’ van de over te nemen valuta, de mate van informele dollarisering en de voorkeur voor financiële stabiliteit.

1 IMF, Monetary policy in dollarized economies, IMF Occasional Paper, 1999.
2 R. Hausmann et al, Financial turmoil and the choice of an exchange rate regime, Inter American Development Bank, 1999.
3 De opbrengsten uit geldcreatie worden geschat op 750 miljoen dollar per jaar. De huidige contingente kredietfaciliteit kost 32
basispunten over het bedrag waarover de optie genomen wordt. Een uitbreiding daarvan van 8% naar 20% van de deposito’s kost 0,0032
x 9 miljard dollar = 29 miljoen dollar. Het bbp over 1998 bedroeg 340 miljard dollar.
4 De uitstaande peso-leningen vormen 3% van het bbp, de uitstaande

Copyright © 1999 – 2003 Economisch Statistische Berichten (www.economie.nl)

Auteur