Ga direct naar de content

Institutentop

Geplaatst als type:
Gepubliceerd om: februari 24 2006

economentop

Institutentop
A. Jolink en S.G. van der Lecq
Hoofdredacteur ESB respectievelijk voormalig
hoofdredacteur ESB. Beide auteurs zijn eveneens
verbonden aan de Erasmus Universiteit Rotterdam.
a.jolink@sdu.nl

In ESB van medio december j.l. werden de verrichtingen van
Nederlandse economen gerangschikt in de internationale
publicatietop-40 (Van der Lecq, 2005). Tegelijkertijd met de
rangschikking van de individuele publicisten, werd een rangschikking van de bijbehorende instituten gepresenteerd.
In dit artikel was de conclusie juist (‘Tilburg leidt, VU rukt op
en UvA zakt!’) maar de tabel die de bijbehorende conclusie
had moeten onderbouwen was onjuist. Bijgaand wordt de
verbeterde tabel afgedrukt.

Tabel 1. Institutentop 2005

positie 2005 instituut

score 2005 positie 2004 positie 2003

1

Universiteit van Tilburg

52,18

1

1

2

Wageningen Universiteit
en Researchcentrum

41,26

5

6

3

Vrije Universiteit

40,49

4

3

4

Erasmus Universiteit Rotterdam

38,28

2

2

5

Universiteit van Amsterdam

33,88

3

4

6

Rijksuniversiteit Groningen

29,11

6

5

7

Radbouduniversiteit Nijmegen

20,68

7

8

8

Universiteit Maastricht

20,37

8

7

9

Universiteit Utrecht

6,04

9

9

totaal

282,29

D

e verbeterde tabel leidt tot een aantal hernieuwde reflecties. Zoals ook al in de vorige publicatie was geconstateerd,
is de totale productie van de gezamenlijke instituten gestaag
gedaald van 387,65 in 2003 naar 282,29 vorig jaar.
Bij de rangschikking van de instituten valt op dat er een aantal clusters zijn te onderscheiden. De Universiteit van Tilburg
staat fier aan kop, met daaronder een subtop met Wageningen
Universiteit, de Vrije Universiteit en de Erasmus Universiteit
Rotterdam. In de middenmoot zitten de Universiteit van
Amsterdam en de Rijksuniversiteit Groningen. Bij de laatste
plaatsen (7 tot en met 9) komen in de afgelopen jaren steeds
dezelfde instituten voor: de Radbouduniversiteit Nijmegen, de
Universiteit Maastricht en de Universiteit Utrecht. Het laatste
instituut ligt met een score van 6,04 beduidend lager dan de rest
van de instituten.
De dynamiek van de afgelopen jaren heeft zich met name
voltrokken in de middenmoot en in de subtop. Wageningen
Universiteit is gestegen in de relatieve rangschikking ten nadele
van de Erasmus Universiteit Rotterdam en de Universiteit van
Amsterdam. De Erasmus Universiteit is na enkele jaren op
de tweede plaats in 2005 gedaald naar een vierde plaats. De
Universiteit van Amsterdam is van de subtop in de middenmoot
92

ESB  24-2-2006

terechtgekomen. De Vrije Universiteit is in de afgelopen jaren
vrij stabiel gebleven en heeft in de rangschikking een derde
plaast weten te behouden. Overigens geven de onderliggende
scores aan dat de relatieve rangschikking vertekenend werkt:
het verschil tussen de plaats 2 en 3 en tussen de plaats 7 en 8 is
minder dan 1 punt.

Conclusie

Bij vergelijking van de toppen van 2003, 2004 en 2005 heeft
er een herschikking binnen de subtop plaatsgevonden en heeft
Wageningen Universiteit het in 2005 goed gedaan. De Erasmus
Universiteit Rotterdam is afgezakt naar een vierde plaats, maar
houdt zich nog steeds staande in de subtop, net achter de
Vrije Universiteit. De verliezer van 2005 is de Universiteit van
Amsterdam, die na een aanvankelijke stijging in 2004, in 2005
op een vijfde plek is terechtgekomen. De Radbouduniversiteit
Nijmegen, de Universiteit Maastricht en de Universiteit
Utrecht blijven stabiel, maar blijven ook in 2005 in de onderste
regionen. n
Albert Jolink en Fieke van der Lecq

Literatuur
S.G. van der Lecq (2005), Tilburg leidt, VU rukt op en UvA zakt!,
ESB, 16 december 2005, 529-531.

Auteurs