Ga direct naar de content

input/output

Geplaatst als type:
Gepubliceerd om: februari 6 2009

input
Mobiel

Toezicht

Voor het Centraal Bureau voor de Statistiek analyseert Bouwman
de verspreiding en het gebruik van mobiele telefoons in
Nederland. Hij stelt dat in 2008 vrijwel alle Nederlanders
een mobiele telefoon bezitten en dat vijftien procent van
de Nederlanders twee of meer mobiele toestellen bezit. Van
alle respondenten in zijn onderzoek geeft 72 procent aan de
mobiele telefoon vooral privé te gebruiken. Mannen gebruiken
de verschillende mobiele diensten, zoals internet en e-mail,
meestal meer dan vrouwen, behalve het sms’en, dat ongeveer 82 procent van de vrouwen doet, tegenover ongeveer 75
procent van de mannen. De auteur stelt dat Nederland in het
mobiele telefoongebruik nog achterloopt bij Finland, waar van
alle mobiele diensten meer gebruik wordt gemaakt.

Hertig et al. van het Tilburg Law and
Economics Centre stellen dat het toezicht op de banken in Europa gefaald
heeft. De auteurs onderzoeken daarom
de mogelijkheid dat individuele lidstaten van de eurozone hun toezicht op de
financiële markten vrijwillig overdragen
aan de ECB. De auteurs stellen hierbij
dat gecentraliseerd toezicht meer rekening kan houden met grensoverschrijdende effecten. Vooral landen waar veel banken met buitenlandse eigenaren zijn, zullen voor deze constructie kiezen, omdat
zij zo beschermd worden tegen de mogelijke nationale belangen
van banken die onder buitenlands toezicht staan. Ook kan gecentraliseerd toezicht voor kleinere lidstaten een reductie in de toezichtkosten betekenen. Door de keuze vrijwillig te maken stellen
de auteurs daarnaast dat de politieke haalbaarheid groter is.

Bouwman, H. (2008) Het gebruik van mobiele diensten. In: CBS. De digitale
economie. 189-195. Den Haag: CBS.

Hertig, G., R. Lee en J. McCahery (2009) Empowering the ECB to supervise banks:

Multinational

a choice based approach. TILEC discussieartikel nr 2009-001. Tilburg: TILEC.

Namini en Pennings van het Tinbergen Instituut gebruiken een
model om de relatie tussen horizontale en verticale multinational-activiteit en binnen- en buitenlandse investeringen te schatten. Bij horizontale multinational-activiteiten onderneemt een
multinational in verschillende landen dezelfde activiteiten. Bij
verticale activiteiten geldt dat de multinational aanleverings- of
klantenrelaties exclusief in het buitenland heeft. Horizontale
multinational-activiteit heeft een positief effect op de binnen- en
buitenlandse investeringen, terwijl de verticale variant zowel een
positief als een negatief effect op de investeringen kan hebben.
Het negatieve effect is sterker naarmate het verschil in technologische kennis tussen het binnen- en buitenland groter is.
Namini, J. en E. Pennings (2009) Horizontal multinational firms, vertical
multinational firms and domestic investment. Tinbergen Instituut discussieartikel nr 09-004/2. Rotterdam: Tinbergen Instituut.

Gezondheid
Voor het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu analyseren Van Gils et al. op basis van een literatuuronderzoek welke
preventiemaatregelen in de gezondheidszorg wel, en welke niet
kosteneffectief zijn. Zij constateren dat de preventieve controle
op verwijdingen van delen van de aorta en op baarmoederhalskanker kosteneffectief zijn. De auteurs stellen dat controle op
verwijderingen de kans op deze aandoening met vijftig procent
verkleint, maar stellen dat een dergelijk getal voor baarmoederhalskanker niet gegeven kan worden. Omdat de resultaten op
buitenlandse literatuur gebaseerd zijn, terwijl in Nederland de
controles op andere leeftijden worden gedaan dan in het buitenland, zijn de resultaten volgens de auteurs niet vergelijkbaar.
Gils, P. van, G. de Wit, A. Schuit en M. van den Berg (2008) Kosteneffectiviteit
van preventie. RIVM briefrapport 270091008/2008. Den Haag: RIVM.

Biologisch
Voor het LEI doen Van Wijk-Jansen en Tacken een consumenten­
onderzoek onder 24 gebruikers van biologisch vlees. De
onderzoekers zijn met name geïnteresseerd in de mate waarin
gemak een rol speelt bij de aankoop van biologisch voedsel.
Alle consumenten blijken hun voedsel in de supermarkt aan te
schaffen en kiezen vooral voor biologische producten omdat
zij deze ervaren als lekkerder en beter voor de gezondheid. De
meerderheid van de consumenten stelt dat gemak en biologisch
goed met elkaar te combineren zijn, waarbij zij gemak definiëren
als de tijd die besteed wordt aan het inkopen en bereiden van
het vleesproduct. De respondenten geven aan dat wanneer zij
niet-biologisch consumeren, zij dit vooral doen vanwege de hoge
prijs van biologisch vlees.

Vergrijzing
Winnubst en Van Leeuwen van het EIM onderzoeken welke
invloed de vergrijzing zal hebben op de concurrentiepositie van
het Nederlandse mkb. Omdat bij het mkb ten opzichte van het
grootbedrijf relatief weinig werknemers van 45 jaar of ouder
werken, heeft het mkb volgens de auteurs een relatief goede
uitgangspositie. Toch moet het mkb zich voorbereiden op de
toekomst, omdat het arbeidsaanbod zal dalen. De auteurs
stellen dat de middelgrote en kleine ondernemers zich hier nog
niet voldoende van bewust zijn en de brancheorganisaties de
i
­ndividuele bedrijven hierover beter moeten informeren.

Wijk-Jansen, E. van en G. Tacken (2009) Biologisch en gemak. Een combinatie

Winnubst, M. en M. van Leeuwen (2009) Toekomst concurrentiepositie MKB.

voor de toekomst? LEI-rapport nr 2008-028. Den Haag: LEI.

Zoetermeer: EIM.

68

ESB

94(4553) 6 februari 2009

De auteur heeft verklaard dit artikel alleen te publiceren in ESB en niet elders
te publiceren in wat voor medium dan ook. Het is wel toegestaan om het artikel voor eigen gebruik
en voor publicatie op een intranet van de werkgever van de auteur aan te wenden.

output
LIFO

Bankcrisis

Abbring en Campbell constateren voor het National Bureau of
Economic Research dat naarmate een bedrijf langer bestaat,
dit een kleinere kans heeft om failliet te gaan. Om deze dynamiek van last-in first-out te beschrijven gebruiken de auteurs
een model waarbij de langstzittende marktpartij het eerst mag
bepalen hoeveel zij produceert, voordat de jongere bedrijven dit
kunnen bepalen. Wanneer in hun model de marktvraag boven
een bepaalde drempel stijgt, ontstaat er ruimte voor een nieuw
bedrijf in de markt. Wanneer daarna een negatieve vraagschok
optreedt, kunnen de jongste bedrijven pas als laatste hun beslissing nemen, en zijn zij de eerste die de markt moeten verlaten.
Abbring, J. en J. Campbell (2009) Last-in first-out oligopoly dynamics. NBER

Reinhart en Rogoff stellen voor het Centre for Economic Policy
Research dat financiële crises vergaande gevolgen hebben voor
de financiële positie van overheden van zowel ontwikkelde als
zich ontwikkelende landen. Drie jaar na een crisis stijgt de
overheidsschuld met gemiddeld 86 procent, een verhoging
die volgens de auteurs veel groter is dan alleen de kosten van
het oplossen van de financiële crisis. Daarnaast constateren
Reinhart en Rogoff dat crises zowel in opkomende als in ontwikkelde economieën vaak voorafgegaan worden door zeepbellen
op activamarkten en dat huizenprijzen zich na een crisis op
dezelfde manier bewegen: na een financiële crisis zitten de
huizenprijzen gemiddeld vier jaar in een dal.

werkdocument nr 14674. Cambridge, Mass.: NBER.

Reinhart, C. en K. Rogoff (2009) Banking crises: an equal opportunity menace.
CEPR discussieartikel nr 7131. Londen: CEPR.

Betaalmiddel
Bolt en Chakravorti van De
Nederlandsche Bank onderzoeken op
welke manier bedrijven en banken
de keuze van consumenten voor het
gebruik van een bepaald betaalsysteem
kunnen beïnvloeden. Welk systeem hun
voorkeur heeft, ligt aan de mate waarin
een betaalsysteem de winstmogelijkheden van bedrijven verhoogt, de mate
waarin het kan beschermen tegen diefstal en het tijdspad van betalingen. De auteurs geven daarnaast
aan dat wanneer bedrijven verschillende prijzen kunnen rekenen
voor verschillende betaalinstrumenten, zij risicovolle consumenten kunnen weren, bijvoorbeeld door hogere prijzen te rekenen
wanneer een creditcard gebruikt wordt. Wanneer bedrijven dit
kunnen doen, verhogen zij hun winst, terwijl de winst van de
bank maximaal is wanneer het bedrijf geen verschillende prijzen
voor de verschillende betaalinstrumenten mag rekenen.
Bolt, W. en S. Chakravorti (2008) Consumer choice and merchant acceptance of

Migratie
Of de migratie van een individu afhangt van zijn mate van risico­
aversiteit, onderzoeken Jaeger et al. van het Researchcentrum
voor Onderwijs en Arbeidsmarkt. Hiervoor gebruiken zij data uit
Duitsland, waar ongeveer 1,1 procent van de populatie per jaar
tussen regio’s migreert. De auteurs constateren dat mensen die
meer bereid zijn om risico te nemen, eerder zullen migreren.
Dit resultaat is robuust wanneer de auteurs corrigeren voor
onder andere leeftijd, opleidingsniveau en geslacht. Volgens hen
heeft iemand die aangeeft meer risico te nemen, een 22 tot 55
procent hogere kans om te migreren dan iemand die aangeeft
weinig risico te nemen.
Jaeger, D., T. Dohmen, A. Falk, D. Huffman, U. Sunde en H. Bonin (2008)
Direct evidence on risk attitudes and migration. ROA research memorandum
RM-2008/11. Maastricht: ROA.

Massaontslag

payment media. DNB werkdocument nr 197. Amsterdam: DNB.

In 2007 kregen scholen in veertien regio’s drieduizend euro
voor elke schoolverlater die zij minder hadden dan in 2006. Of
deze prikkel geholpen heeft om het aantal schoolverlaters te
verminderen, onderzoeken Van der Steeg et al. van het Centraal
Planbureau. Zij constateren in de regio’s waar de prikkel
gegeven werd een daling van het aantal schoolverlaters van drie
procent optrad, terwijl de daling in de overige regio’s even groot
was. Daarnaast was het aantal terugkerende schoolverlaters in
de regio’s die de financiële prikkel ontvingen niet groter dan in
de regio’s zonder de prikkel.

Scheele et al. van de Wetenschappelijke Raad voor het
Regeringsbeleid vragen zich af wat de gevolgen van een massaontslag zijn voor de ontslagen werknemers. In 2001–2002
verloren in totaal 27.900 mensen bij 380 bedrijven hun baan
bij massaontslagen. Van deze groep had twee derde na een half
jaar weer werk en na drie jaar was dit percentage 68,4 procent.
Bijna de helft van de ontslagen werknemers gaat er in inkomen
niet op achteruit na het vinden van een nieuwe baan. De auteurs
stellen dat de jongeren zelfs een iets betere loonontwikkeling
doormaken na een massaontslag. De eerste drie maanden na
een massaontslag is het gedrag van de werknemer indicatief
voor het verdere verloop van de werkloosheid. Degenen die na
drie maanden een uitzendbaan hadden, vonden later veel vaker
een vaste baan dan degenen die na drie maanden een uitkering
hadden.

Steeg, M. van der, R. van Elk en D. Webbink (2008) Did the 2006 covenants

Scheele, D., R. van Gaalen en J. van Rooijen (2009) Werk en inkomsten na mas-

reduce school dropout in the Netherlands? CPB document 177. Den Haag: CPB.

saontslag. WRR verkenning nr 20. Amsterdam: Amsterdam University Press.

Schoolverlaters

De auteur heeft verklaard dit artikel alleen te publiceren in ESB en niet elders

te publiceren in wat voor medium dan ook. Het is wel toegestaan om het artikel voor eigen gebruik
en voor publicatie op een intranet van de werkgever van de auteur aan te wenden.

ESB

94(4553) 6 februari 2009

69