Verwachtingen van huishoudens kunnen de macro-economie beïnvloeden. Zo kunnen hogere inflatieverwachtingen zich vertalen in een daadwerkelijk hogere inflatie en kan de verwachting van een recessie juist ook zorgen voor minder consumptie. Het LISS-panel van april 2022 laat zien dat huishoudens wel een hoge inflatie verwachten, maar zich nog geen zorgen maken over de economie als geheel.
De figuur toont de verwachting van huishoudens voor de macro-economie in de komende twee jaar en inschattingen over de afgelopen twee jaar. De inschatting over de afgelopen twee jaar kan dus afwijken van de gerealiseerde waarden. Zo schatten huishoudens in april 2022 dat de economische groei in 2020 rond de nul procent was, terwijl het eigenlijk −3,9 procent was.
In april 2022 verwachtten huishoudens dat de inflatie de komende jaren fors hoger zou zijn dan in 2021 en 2020. Ook ten opzichte van de gerealiseerde gemiddelde inflatie van 1,8 procent gedurende de periode 2017–2019 ligt de verwachting veel hoger. Ondanks dat huishoudens verwachten dat de inflatie in 2022 een piek bereikt, blijft de gemiddelde inflatieverwachting tot en met 2024 boven de vier procent.
Omtrent de economische groei zijn de verwachtingen positief, namelijk net boven de groei die huishoudens hebben ingeschat voor 2020 en 2021. De verwachtingen liggen echter wel fors lager dan de gemiddelde gerealiseerde groei van het bruto binnenlands product van 2,5 procent in de periode 2017–2019.
Daarnaast is ook te zien dat werkloosheidsverwachtingen voor de komende jaren lager liggen dan de verwachting over de afgelopen twee jaar. Ondanks deze positieve vooruitzichten, liggen de verwachtingen nog wel boven het gemiddelde werkloosheidpercentage van vier procent in de periode 2017–2019.
Het lijkt er dus op dat huishoudens vooralsnog (april 2022) verwachten dat het risico op een inflatieschok overheerst, en dat de impact van de huidige aanbodschokken op de reële economie beperkt zal blijven.
Auteurs
Categorieën