Ga direct naar de content

Hoogopgeleide migranten hard geraakt door coronacrisis

Geplaatst als type:
Gepubliceerd om: september 24 2020

■ Jim Allen, Barbara Belfi en Lex Borghans (ROA)

De COVID-19-epidemie heeft de positie van jonge werkenden flink verslechterd. Met name uit Amerikaans onderzoek blijkt dat de gevolgen niet gelijk zijn verdeeld over verschillende bevolkingsgroepen, en dat migranten bijvoorbeeld harder worden getroffen.

Op basis van een enquête die in juni is ingevuld door 14.395 hbo-afgestudeerden bekijken we of ook in Nederland jonge migranten het zwaarder te verduren hebben gehad dan jongeren van Nederlandse afkomst. We kijken naar de gevolgen van de coronacrisis voor jongeren die maximaal zes jaar geleden zijn afgestudeerd bij een voltijd hbo-bacheloropleiding, die in Nederland wonen, en werkend of werkzoekend zijn.

De tabel laat voor vijf indicatoren zien hoe hbo’ers met een migratieachtergrond het hebben gedaan in de eerste maanden van de coronacrisis, in vergelijking met hbo’ers met een Nederlandse achtergrond. Een afgestudeerde heeft een migratieachtergrond als hij of zij in het buitenland is geboren of ouders heeft die in het buitenland zijn geboren. We onderscheiden westerse en niet-westerse migranten.

Op vrijwel alle fronten zijn hbo’ers met een migratieachtergrond zwaarder door de coronacrisis getroffen dan hbo’ers met een volledig Nederlandse achtergrond. Ze zijn vaker hun baan kwijtgeraakt, en worden minder vaak doorbetaald wanneer ze minder uren zijn gaan werken. Ze ervaren door corona meer angst voor het verlies van werk en geven aan meer financiële problemen te hebben dan voor de coronatijd. Al deze verschillen zijn statistisch significant. Alleen op één punt blijken migranten geen nadeel te ondervinden: wanneer ze meer uren zijn gaan werken krijgen ze deze uren even vaak als autochtonen volledig uitbetaald.

Interessant is dat hbo’ers met een westerse migratieachtergrond het gemiddeld zwaarder te verduren hebben gehad dan hun niet-westerse leeftijdsgenoten. Uit nadere analyses blijkt dat dit komt doordat westerse migranten veel vaker zijn afgestudeerd in de kunst- en cultuursector dan niet-westerse migranten. Na controle voor opleidingssector – en ook voor geslacht, leeftijd, regio en afstudeerjaar – verdwijnen deze verschillen tussen afgestudeerden met een westerse en niet-westerse achtergrond. De verschillen tussen migranten en autochtone afgestudeerden blijven echter vrijwel allemaal overeind. De conclusie lijkt derhalve gerechtvaardigd dat tijdens de coronacrisis migranten met een hoog opleidingsniveau meer in de problemen zijn gekomen op de arbeidsmarkt dan autochtonen.

Auteurs