Ga direct naar de content

Hond in krakerskleren

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: mei 16 2003

Hond in krakerskleren
Aute ur(s ):
Jonkhoff, W. (auteur)
Ve rs che ne n in:
ESB, 88e jaargang, nr. 4403, pagina 217, 16 mei 2003 (datum)
Rubrie k :
Van de redactie
Tre fw oord(e n):

Alles heeft zo zijn externe effecten. Die worden hard bestreden. In de tweede helft van de twintigste eeuw werd het roken ontmaskerd als
grote overlastveroorzaker. Stankoverlast uit de haven werd in Rotterdam zo effectief bestreden dat men daarvoor nu alleen nog in het
museum terecht kan. Er zijn geluidswallen, airconditioning en stiltecoupe’s in treinen. Maar er staan nog flink wat overlastveroorzakers te
wachten. Je zal ze de kost moeten geven. Wie zou u het liefst de kost geven: een hond of een kraker? Waarschijnlijk zouden veel mensen
de eerste groep kiezen. Honden staan voor huiselijkheid en speelsheid. Ze bieden de mogelijkheid om ergernissen op de zaak af te
reageren en een leidersrol op zich te nemen, ook als men in het echte leven onder de plak zit. Een hond geeft zijn bezitter genegenheid en
trouw. Bij mensen zijn die eigenschappen vaak veel moeilijker op te wekken. Bovendien ligt de tijd dat mensenhandel legaal was achter
ons. Nu bewaren honden het tonen van hun eenvoudig gevoelsleven niet alleen maar voor hun bezitters. Ook een vreemdeling wordt
nog wel eens getrakteerd op een lik. De meeste honden geven onbekenden een blafconcert. Of ze bijten. Niet voor niets nemen veel
mensen een hond uit zakelijker overwegingen dan hierboven vermeld: prima inbraakbeveiliging. Andere effecten: honden laten op straat
hun mest achter, ze geven hardlopers de stuipen, en met in het achterhoofd dat over smaak wel degelijk kan worden getwist: ze stinken.
Willen we het hondenbezit niet verbieden doch gedogen (dit is Nederland) dan moet er actie worden ondernomen. Dan moet, indachtig
het Coase-theorema, worden bekeken of eigendomsrechten juist kunnen worden gespecificeerd. Zo ja, dan kunnen de slachtoffers van
het hondenbezit onderhandelen met de hondenbezitters en zal er een optimale vergoeding tot stand komen. In de praktijk zullen de
transactiekosten voor een dergelijke actie te hoog zijn: probeer alle slachtoffers van hondenpoep, stank, beten en blaffen maar eens bij
elkaar te krijgen en tot actie te manen. De overheid treedt daarom op als vertegenwoordiger van de slachtoffers. Wie op een zoekmachine op het internet als zoekterm ‘hondenbelasting’ ingeeft, stuit op heel veel gemeentelijke websites die vertellen hoe hoog de
belasting is, hoe men zich moet melden, enzovoort. Dat het belasten van de hondenoverlast op gemeentelijk niveau wordt uitgevochten,
is goed. Zo kunnen de slachtoffers op een zo laag mogelijk niveau, namelijk dat van het gemeentehuis, de degens kruisen met de
hondenbezitters. De uitkomst hiervan is evenwel dat in veel gemeenten de hondenbelasting is afgeschaft. De door honden benadeelden
hebben het nakijken en moeten de ongemakken maar accepteren. Woont u in een dergelijke gemeente dan geeft u honden dus al de kost,
of u wilt of niet! Krakers worden soms ook geassocieerd met honden: ze zijn agressief, storten hele buurten in het ongeluk met hun
lawaai en rommeligheid en zien er werkschuw uit. En ze drinken bier. Afgelopen weekeinde werd voor het eerst sinds tien jaar weer de
landelijke kraakdag georganiseerd. Deze dag werd gehouden sinds 1977, zo ongeveer het begin van de kraakbeweging, en is nu weer in
vol ornaat terug1. De laatste tien jaar was er onvoldoende animo maar die is nu weer enigszins terug: dertien panden werden gekraakt.
Krakers ageerden en ageren tegen het verstoppende effect dat huizenspeculanten uitoefenen op de woningmarkt. (Uiteraard zijn deze
speculanten niet de enigen. Het grootste probleem is de sociale woningbouw, die voor wachtlijsten zorgt). Huizenbezitters speculeren
bijvoorbeeld als een woning tegen hun zin niet onbewoonbaar wordt verklaard. Ze wachten dan tot het pand van ellende de geest geeft.
Dat wordt dan onbewoonbaar verklaard. Er kan gesloopt en opnieuw gebouwd worden. Daarna resteert een veel hogere opbrengst.
Panden kunnen hierdoor lang leegstaan, terwijl er lange wachtlijsten zijn. De verdienste van de kraakbeweging is dat dit niet eindeloos
kan duren. Staat een pand een jaar leeg dan mag het gekraakt worden. Sterker nog, de eigenaar is verplicht de krakers voorzieningen
zoals elektriciteit ter beschikking te stellen. En heb je eenmaal krakers in je pand dan krijg je ze er niet zomaar uit. U zult dus liever ook
geen krakers de kost geven. Maar als u dat zou moeten doen, lag het eigenlijk voornamelijk aan uzelf. Met het stijgen van de
huizenprijzen in de jaren negentig zullen voor huizenbezitters de opportuniteitskosten van leegstand hoger zijn geworden. Het is dus niet
vreemd dat de kraakdag de afgelopen tien jaar niet kon worden georganiseerd wegens gebrek aan kandidaat-panden. Maar met de eerste
regionale dalingen van huizenprijzen achter de kiezen kon de landelijke kraakdag van 2004 wel eens een succes worden. Natuurlijk,
krakers betalen helemaal niet voor het woninggebruik, zodat de prijs te laag is. Niettemin vormen ze een prima stok achter de deur op het
efficiënt alloceren van woonruimte. Wie geeft er nu het meeste overlast? De dag dat iedereen zonder externe effecten is, laat nog lang op
zich wachten.

1 Zie de Telegraaf van 12 mei.

Copyright © 2003 Economisch Statistische Berichten (www.economie.nl)

Auteur