Ga direct naar de content

Het tekort van paars

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: augustus 20 1997

Het tekort van paars
Aute ur(s ):
Keuzenkamp, H.A.
Ve rs che ne n in:
ESB, 82e jaargang, nr. 4120, pagina 689, 17 september 1997 (datum)
Rubrie k :
Redactioneel
Tre fw oord(e n):
overheidsfinanciën

Dat het goed gaat met de economie en overheidsfinanciën is geen nieuws. Niet alleen het bbp stijgt sterker dan in de meeste OESOlanden, maar ook de werkgelegenheid neemt met sprongen toe. Loonmatiging en het daaruit volgende winstherstel van het
bedrijfsleven heeft daartoe een belangrijke bijdrage geleverd. Een stabiel monetair beleid, sanering van de overheidsfinanciën gevolgd
door lastenverlichting, en een toenemende nadruk op marktwerking deden de rest. Dit staat nu bekend als het poldermodel, dat zou
floreren dankzij de consensus over het beleid.
Vaak wordt dan verwezen naar het Akkoord van Wassenaar uit 1982, waarin de vakbeweging zich bereid toonde de lonen te matigen in
ruil voor arbeidsduurverkorting. De consensus kende echter grenzen. Bijvoorbeeld toen de geprivilegeerde positie van ambtenaren in het
geding kwam: de beelden van massale demonstraties tegen de korting op de ambtenarensalarissen, begin jaren tachtig, zijn door de
poldermythe vervaagd. Ook de institutionele herziening van de sociale zekerheid ging met hevige twisten gepaard. De door Den Uyl(!)
voorgestelde herziening van de ziektewet haalde het niet. De door Van der Louw gewenste participatieplicht voor werkloze jongeren
evenmin. Door het stalen verzet van de sociale ‘partners’ tegen institutionele vernieuwing waren de maatregelen die uiteindelijk genomen
werden veelal financieel en gradueel van aard: bevriezing van het minimumloon en verlaging van enige uitkeringspercentages. Nuttig
voor de beheersing van de collectieve lasten, maar minder effectief bij de aanpak van de structurele zwakten van de Nederlandse
economie. In die zin zijn enkele gebeurtenissen die minder snel met het poldermodel in verband worden gebracht, van grotere betekenis
geweest: de wao-crisis en de sanering bij Philips.
De wao-crisis past bepaald slecht in de poldermythe. Als er een jaar genoemd mag worden waarin consensus ontbrak, dan was het wel
1991. Misschien is het de grootste verdienste van Lubbers en Kok geweest dat zij toen de ongemeen felle tegenstand van zowel
werkgevers als werknemers hebben weten te weerstaan. Over de invulling van de maatregelen om de wao te beheersen kan getwist
worden, maar dat de meest kostbare sociale verzekering fundamenteel ter discussie werd gesteld is van onschatbare therapeutische
waarde geweest voor de vernieuwing van onze verzorgingsstaat. De sanering bij Philips (‘operatie Centurion’) was een psychologische
doorbraak in de zin dat duidelijk werd dat zelfs Neerlands Glorie in het zuiden des lands zich niet langer aan de tucht van de
wereldmarkten kon onttrekken. De vakbeweging pakte deze boodschap niet goed op, weigerde om herziening van het pensioenstelsel
mogelijk te maken en bleef vasthouden aan arbeidsduurverkorting. Het gevolg was de historisch unieke uitsluiting van de FNV bij de
gesloten cao.
De wao-crisis en de vernieuwing van Philips hebben gemeen dat veranderingen ondanks, in plaats van dankzij, de sociale partners tot
stand zijn gekomen. Het tekort van het huidige paarse beleid is dat van deze ervaringen onvoldoende is geleerd. Het kabinet heeft de
afgelopen jaren tal van goede maatregelen genomen om de economie te moderniseren. Soms werd de tegenstand van het middenveld
getrotseerd (winkelsluitingswet), vaker echter werd geprobeerd niemand voor het hoofd te stoten. Het gevolg is dat de institutionele
vernieuwing tempo ontbeert.
Dit is bijvoorbeeld te merken op het departement van sociale zaken. Een veelheid van vriendelijke (en zeker niet verkeerde) maatregelen
moet voor grotere participatie van kansarmen zorgen. Een relatief klein experiment maakt echter onbarmhartig duidelijk wat er schort. Het
kabinet zal het experiment voor eenvoudige dienstverlening (de ‘witte werkster’) in structureel beleid omzetten. Een werkgever die een
langdurig werkloze aanneemt en deze voor een prijs van maximaal f. 17,50 per uur als dienstverlener aanbiedt kan f. 19.000 subsidie
krijgen. Als het salaris niet meer bedraagt dan 115% van het minimumloon, dan komt daarbij nog eens vier jaar f. 4.500 ‘vermindering
langdurig werlozen’ (VWL) plus structureel f. 3.660 ‘specifieke afdrachtskorting’ (SPAK). Voorwaar geen misselijke drempelverlaging,
onderin. Maar het werkt niet 1. Waar gehoopt werd op de creatie van 900 banen, blijken slechts 83 banen voor witte werksters te zijn
gerealiseerd. Van de 45 schoonmaakbedrijven die wilden meedoen, hebben zich er dertig teruggetrokken. Hoe is dit mogelijk? In een
reactie legde Melkert de schuld bij arbeidsvoorziening, die niet in staat zou zijn arbeidskrachten te vinden. Instituties, die bij zulke
prikkels nog niet functioneren, zijn volkomen ziek. Blijkbaar hebben arbeidsvoorziening noch potentiële werknemers belang bij activering.
Dit zou anders zijn als de werkloze niet afhankelijk is van arbeidsvoorziening maar zelf (direct of via bijvoorbeeld een uitzendbureau) met
de subsidie in een rugzak naar werk zou kunnen zoeken. Wat ook zou helpen is indien arbeidsvoorziening en de lokale
bijstandsorganisatie nauwer samen gingen werken, en zelf financieel voordeel zouden krijgen bij reïntegratie. Een constatering die
genoegzaam bekend is. Institutionele vernieuwing op dit front loopt echter ver achter bij de fiscale facilitering: openbreken van
machtsblokken is moeilijker dan het invoeren van afdrachtskortingen. Het tekort van paars laat zich momenteel niet meer uitdrukken in
financieringssaldi. Paars-II is welkom, maar zal zich sterker moeten maken om het institutionele deficit te saneren

1 Proef ‘witte werksters’ blijkt fiasco, Het Parool, 13 september 1997, blz. 5.

Copyright © 1997 – 2003 Economisch Statistische Berichten ( www.economie.nl)

Auteur