Ga direct naar de content

Het platteland is meer dan landbouw

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: juni 9 2002

Het platteland is meer dan landbouw
Aute ur(s ):
Folmer, H. (auteur)
Hoogleraar algemene economie aan Wageningen Universiteit.
Ve rs che ne n in:
ESB, 87e jaargang, nr. 4373, pagina 619, 6 september 2002 (datum)
Rubrie k :
Prikkel
Tre fw oord(e n):

Eurocommissaris Fischler heeft onlangs voorstellen gelanceerd voor wat genoemd wordt een ingrijpende hervorming van het
Europese landbouwbeleid. De plannen zijn er op gericht een duurzame en marktgerichte Europese landbouw tot stand te brengen.
Om dit te bereiken stelt Fischler een ontkoppeling van inkomenssteun en productie voor, zodat boeren niet langer worden
gestimuleerd overschotten te produceren. Ook worden ze, evenals de overheid, verlost van veel bureaucratische rompslomp door de
afbouw van prijssteun en exportsubsidies. De inkomenssteun wordt in zeven jaar met twintig procent verminderd. De vrijgekomen
gelden worden beschikbaar gesteld voor plattelandsontwikkeling. Een ander belangrijk onderdeel van het plan is dat de
inkomenssteun wordt gekoppeld aan voorwaarden met betrekking tot milieu, dierenwelzijn en voedselkwaliteit. Met dit alles beoogt
Fischler ons het land van melk en honing binnen te voeren met een veelvoud aan win-win situaties, waarbij zowel boeren als
consumenten als belastingbetalers als bestuurders als het platteland als de wereldhandel er op vooruitgaan.
Zoals verwacht kwamen er nogal wat negatieve reacties op de voorstellen. Tot het vaste ritueel behoort de kritiek uit de zuidelijke
lidstaten van de Unie, Frankrijk uiteraard voorop, die het huidige beleid zo veel mogelijk in tact willen laten. Uit Duitsland kwamen
negatieve geluiden op het voornemen om de steun per bedrijf aan een maximum van € 300.000 per jaar te binden. Dit zal met name in
Oost-Duitsland banen gaan kosten. In Ierland werd de ontkoppeling van steun en productie bekritiseerd vanwege de gevreesde
negatieve gevolgen voor de vleesexport. In Nederland roerden zich met name lto- Nederland en coöperaties als het
aardappelzetmeelconcern Avebe vanwege de verlaging van de prijzen van graan en zetmeelaardappelen. Oud-minister Brinkhorst
daarentegen vroeg zich af of een verdere aftopping van de inkomenssteun niet nodig is met het oog op de betaalbaarheid van het
landbouwbeleid na de uitbreiding, zelfs al worden de boeren in de kandidaat lidstaten zwaar achtergesteld bij hun collega’s in het
westen.
Een onderdeel dat terecht positief werd ontvangen was de paragraaf over milieu, dierenwelzijn en voedselkwaliteit. Ook viel er weinig
kritiek te beluisteren op het plan plattelandsontwikkeling te stimuleren. Ten onrechte, omdat Fischler er vanuit gaat dat
plattelandsontwikkeling samenvalt met vernieuwing van de landbouw. Hoewel vernieuwing van de landbouw op zich prima is, dient
voorkomen te worden dat met de ondersteuning hiervan overbodige en onjuiste subsidiëring plaats vindt. Dat dit gevaar niet
denkbeeldig is, blijkt uit de plannen van Fischler om de gelden die vrijkomen uit de vermindering van inkomenssteun vooral in te zetten
voor het stimuleren van landschapsbeheer. Wellicht verwacht Fischler hiermee kritiek op de verminderde inkomenssteun af te kopen?
Zelfs in de meest uitgesproken plattelandsgemeenten biedt de landbouw nog slechts aan enkele procenten van de beroepsbevolking
werk. Ook de plaatselijke indirecte werkgelegenheid verbonden met de landbouw is sterk teruggelopen. De traditionele dorpssmid is
allang vervangen; lokale Rabobanken fuseren in hoog tempo. Andere sectoren, met name de dienstensector, zoals bijvoorbeeld het
toerisme in Friesland, Drenthe en Zeeland, beginnen de landbouw naar de kroon te steken. Indien er al geld beschikbaar moet worden
gesteld voor plattelandsontwikkeling, dient voorkomen te worden dat dit aan nevenactiviteiten van de landbouw ten goede komt, zoals
kamperen bij de boer, agrarisch natuurbeheer of een winkel aan huis. Laat deze activiteiten zichzelf maar bedruipen.
Sterker nog, subsidiëring van nevenactiviteiten kan de ontwikkeling van de sector in de weg staan doordat doorstroming op de
grondmarkt vertraagd wordt. Landbouwbedrijven met groeipotentieel zijn dan niet in staat uit te breiden. Ook is er groeiende twijfel over
de kwaliteit van agrarisch natuurbeheer in de zin dat het versnippering van natuur in de hand werkt en dat er weinig garanties voor
duurzaamheid bestaan vanwege de mogelijkheid van kortlopende contracten. Tenslotte kan subsidiëring van nevenactiviteiten tot
concurrentievervalsing leiden doordat bijvoorbeeld boerencampings wel en reguliere campings niet gesubsidieerd worden.
De vraag dient zich aan of er überhaupt geld beschikbaar moet worden gesteld voor plattelandsontwikkeling, met name in een
dichtbevolkt land als Nederland. Met uitzondering van enkele uithoeken is het probleem niet de leegloop uit maar juist de toeloop naar
het platteland van allerlei activiteiten uit stedelijke gebieden. In het ruimtelijk ordeningsbeleid vertaalt dit zich in de vraag hoe de
verstedelijking van het platteland in goede banen te leiden.
Plattelandsontwikkeling hoort dan ook niet thuis bij de Eurocommissaris van landbouw of het ministerie van lnv, maar bij Economische
Zaken of vrom, die minder geneigd zullen zijn hun oor te laten hangen naar de roep uit landbouwkringen en in staat mogen worden
geacht een evenwichtige afweging van belangen te maken. Dit geldt des te meer nu er op lnv een boer zetelt met grote
landbouwbedrijven in de Hoeksche Waard en Frankrijk.

Copyright © 2002 – 2003 Economisch Statistische Berichten ( www.economie.nl )

Auteur