Ga direct naar de content

Het Nationaal Betalings Circuit en de Postbank

Geplaatst als type:
Gepubliceerd om: mei 26 1982

Het Nationaal Betalings Circuit
en de Postbank
D. KULSDOM — M. VAN DE WESTERINGH

Als in de jaren zestig het bedrijfsleven overgaat van
uitbetaling van weekloon naar maandloon (niet in de
laatste plaats op aandringen van de huisbank) en de
salarisrekening wordt geintroduceerd, betekent dat het
startsein voor de giralisering van het betalingsverkeer.
Een giralisering die uiteindelijk resulteerde in twee girocircuits: het bestaande girocircuit van de Post-Cheque
en Girodienst (PCGD) en het in 1967 opgerichte circuit
van de banken in de Bank Giro Centrale. Dit had niet
alleen gevolgen voor de Postgiro, die er een geduchte concurrent bij kreeg, maar ook voor de Rijks Post Spaarbank
(RPS). Immers: giralisering van het betalingsverkeer
betekende voor de banken niet alleen een kostendrukkende factor, maar — dank zij de salarisrekening — ook
toegang tot de ,,goedkope” spaargelden en andere retailbankingactiviteiten als de hypothecaire lening en het consumptief krediet.
Mede tegen de achtergrond van de bankfusies van
midden jaren zeventig kwam de toenmalige minister van
Financien Duisenberg met het Wetsontwerp postbankwet. Een ontwerp van wet dat enerzijds een Postbank
als ,,countervailing power” in de gekartelliseerde bankwereld wilde laten functioneren en anderzijds de combinatie van RPS en PCGD faciliteiten wilde verschaffen
voor toegang tot de voor het betalingsverkeer zo belangrijke zakelijke-rekeninghouder.
Noch van het een noch van het ander zou iets terechtkomen. Onder druk van liberale politici, bankwezen en
bedrijfsleven werd de zo gevreesde ,,staatsbank” op de
lange baan geschoven. Nu zou dit geenszins eeneinde van
de discussie betekenen. De opdracht van de minister in
november 1975 aan de Stuurgroep Integratie Giroverkeer
blies de discussie weer nieuw leven in. Een opdracht die
in 1978 zou worden omgebogen tot het opstellen van een
Voorontwerp nationaal betalingscircuit, nadat duidelijk
werd dat er door de PTT een datacommunicatienetwerk
(DN-1) zou worden gerealiseerd. Ogenschijnlijk voltrok
zich hier een puur technische handeling: de automatisering van het betalingsverkeer als logisch gevolg op de
integratie van de tot nu toe zelfstandig opererende girocircuits.
De vooruitzichten voor de marktaandelen
Bij de verdediging van de Postbank uit het oogpunt van
de continui’teit van de dienstverlening door RPS en
PCGD, werd altijd gewezen op het teruglopen van het
marktaandeel van deze instellingen op de verschillende
deelmarkten. Voor de Postgiro was vooral de daling van
het aandeel in de zakelijke markt alarmerend: in 1970 had
de PCGD nog 26,4% van de zakelijke rekeningen onder
beheer, terwijl dat in 1981 nogslechts 14,7% was. Depositie van de RPS liep terug van 24,3% van de spaartegoeden in 1960, tot 17,2% in 1970 en 13,8% in September
1981. Maar ook de ontwikkeling van het marktaandeel

568

voor particuliere-rekeninghouders baarde zorgen. De
daling op beide markten ligt in elkaars verlengde. Het gebrek aan krediet- en depositofaciliteiten voor het bedrijfsleven leidt ertoe dat deze instellingen zich van de
RPS/PCGD gaan afwenden. De particuliere-rekeninghouders volgen dan door de koppeling die er bestaat met
de bedrijfsrekeningen via de girale loonbetaling. Overschrijving van salarissen en lonen van het bankencircuit
naar het circuit van RPS/PCGD zal immers tot extra
tijdverlies leiden.
Wat minder duidelijk in het oog springt, is dat door
invoering van het Nationaal Betalings Circuit (NBC) het
verloop van de zakelijke-rekeninghouder naar de banken
zal worden versneld. Het particuliere bankwezen zou
daarmee toegang krijgen tot het girocircuit. Toen met de
oprichting van de Bank Giro Centrale het zogenaamde
kruisverkeer tussen de banken werd vergemakkelijkt,
hield de PCGD het eigen circuit ,,gesloten” voor de
banken. Dit betekende dat de banken een rekening bij de
Postgiro moesten aanhouden om het verkeer tussen posten bankgiro mogelijk te maken. Behalve dat de banken
een niet-rentende zogenaamde ,,verzamelgiro” bij de
PCGD moesten aanhouden, betekende het ook een
enorm tijdverlies. Enerzijds door de administratieve handelingen verbonden aan dit intercircuitverkeer, anderzijds
door verlenging van de tijdsduur van overboekingen van
bankzijde om met de zo verkregen rentebaten, f. 51 mln.
in 1980, de kosten te bestrijden. Het geld zat immers bijna
een voile werkwerk tussen het ene en het andere circuit.
Het is daarom voor de zakelijke-rekeninghouder bijzonder onaantrekkelijk om alleen een rekening bij de huisbank aan te houden. Alle betalingen van clie’nten die
alleen maar een girorekening hebben zouden een extra
week onderweg zijn.
De meeste zakelijke-rekeninghouders houden dus naast
hun bankrekening een rekening bij de Postgiro aan.
Als het NBC wordt ingevoerd — hetgeen uit de aard van
de zaak de integratie van de twee circuits betekent — dan
is er geen noodzaak meer voor de zakelijke-rekeninghouder bij de PCGD een rekening aan te houden. Het gebrek aan faciliteiten van de PCGD voor de zakelijkerekeninghouder zal dit proces versnellen. Zoals al eerder
genoemd, zal dit ook effect hebben voor het aantal particuliere rekeningen. Kortom, de ontwikkelingen rond de
automatisering van het betalingsverkeer hebben de doelstellingen van het wetsontwerp Postbankwetachterhaald.
De saldi bij de PCGD zullen sneller atrofieren dan bij indiening van het wetsontwerp was voorzien.
Het Nationaal Betalings Circuit
Had de minister nu in een jaar tijd tegenstrijdige opdrachten gegeven toen hij in 1974 een commissie instelde
om hem te adviseren inzake de integratie en uitbouw van
de RPS en PCGD, en in 1975 een werkgroep in het leven

riep die moest onderzoeken of integratie van de girocircuits wenselijk is? Ons inziens wel, maar of de minister een
andere keus had is een tweede. De ontwikkeling die aan
beide opdrachten ten grondslag ligt is namelijk dezelfde:

,,valutering” heeft de PCGDnooitmeegedaan. De PCGD,
gerekend tot de institutionele beleggers (via de RPS),

decentralisatie op het niveau van retailbanking in de vorm

dekte haar kosten uit de opbrengsten van voornamelijk

van een uitgebreid filialennet, en centralisatie in de be-

staatsobligaties. Als nu door invoering van het NBC — en
dus afschaffing van de pijplijn — de kosten voor de

schikkingsbevoegdheid in de vorm van bankfusies.
Een beweging die midden jaren zeventig nationaal gezien

haar grenzen bereikte.
Ook de PCGD/ RPS vormde hierop geen uitzondering

op de tijd die verloopt tussen afboeking en bijschrijving.

Aan onderlinge afspraken van de banken omtrent deze

consument opeens zichtbaar zullen worden doordat de
banken voor elke overboeking nu een tarief moeten gaan
doorberekenen, kunnen de gelddiensten de Postbank

met zelfs een jarenlange voorsprong door een fijnmazig

weleens als voonvaarde stellen mee te doen aan uniforme

filialennet. De Postbank moest voor de nodige organisa-

tariferingsafspraken. Dat daardoor de concurrentie ver-

torische centralisatie zorgen, hetgeen materieel gezien ge-

der wordt ingeperkt, is duidelijk.

stalte moest krijgen in de omvorming tot een algemene

Ook wat de concurrentie betreft neemt de discussie met

bank met de daarbij behorende ,,wholesale-activiteiten”.
Objectief gezien zou zo’n Postbank evenveel belang hebben bij een geautomatiseerd betalingsverkeer waarin
fondsen langs elektronische weg razendsnel van de ene

invoering van het NBC een andere wending. Al jaren lang
azen de buitenlandse banken die hier zijn gevestigd op

naar de andere rekening overgaan. De Postbank is er

getuigd NBC met ,,automated teller machines” (ATM’s),

echter nog niet. Daarmee voert het andere aspect van de
automatisering de boventoon: de noodzaak van uitbreiding van de marktposities. Een winstgevende positie op
de retailmarkt vereist dat men als instelling veel particuliere-rekeninghouders heeft, gelet op het feit dat per
rekeninghouder het ingebrachte bedrag slechts beschei-

,,point of sale terminals” (POS) enz. in gemeenschappe-

den is. Ditkangebeurendooreenprijzenoorlogte voeren.
Het gevaar hierbij is echter dat de marktstructuur wordt
ontwricht.
Er blijft dus maar een mogelijkheid open om nieuwe
middelen te verkrijgen: namelijk door ze te halen bij

anderen. De enige instelling waarbij rekeninghouders
zouden kunnen worden gewonnen, zonderdeconcurrentie-

strijd tot onaanvaardbare hoogte op te drijven, is de
PCGD. Integratie van de girocircuits betekent zonder

Postbank altijd verlies van marktaandeel voor de PCGD.
De directie van de PTT-gelddiensten begreep dat ook,
en probeerde dit te voorkomen door een politick te voeren
van: ,,Geen NBC zonder Postbank”, wat tijdens de afgelopen kabinetsperiode werd afgezwakt tot: ,,Geen NBC

zonder uitgebreide gelddiensten”. De gelddiensten vormen evenwel een onderdeel van het hele PTT-conglomeraat. De vreemde situatie doet zich voor dat de telecommunicatiepoot met spanning zit te wachten op huur-

ders van de door haar op 1 maart 1982 verwezenlijkte infrastructuur voor het NBC: het datacommunicatienet-

toegang tot de binnenlandse spaarmarkt. Tot nu toe zijn
ze aangewezen op de dure geldmarkt. Een volledig op-

lijk beheer en toegankelijk voor alle clienten, verschaft
deze toegang. Het slaat de fase van opbouw van een duur
filialennet over. (Alleen de RABO heeft al zo’n 3.000

vestigingen.) Het NBC biedt zo de buitenlandse banken
een kans die zij zeker niet ongebruikt zullen laten. In
plaats dat het NBC de concurrentie op de binnenlandse
spaarmarkt inperkt, zal ze haar dus opvoeren.

Ten slotte
Vorig jaar heeft de Stuurgroep Integratie Giroverkeer
de oorspronkelijke opzet, welke zich juist zo sterk baseerde op de apparatieve toepassing, verlaten en is zij over-

gegaan tot een verenging. De Stuurgroep heeft het uitsluitend nog over de infrastructuur en de werkwijze. Het

voordeel van de verenging is dat de invoering van het
NBC mogelijk wordt zonder op de komst van de Postbank te hoeven wachten. De mate waarin allerlei rand-

apparatuur wordt geplaatst, wordt nu overgelaten aan de
individuele instellingen. Hierbij houden de banken het
initiatief in eigen hand en in zekere zin de RPS/PCGD
ook, omdat op deze wijze een filialennet noodzakelijk

blijft en de buitenlandse concurrentie buiten de deur

werk DN-1.

wordt gehouden.
De vraag is of het niet slechts handelt om uitstel van
executie voor de gelddiensten. De Postbank heeft nog
wel een troefkaart. Zij kan proberen om door middel van

Enkele nieuwe ontwikkelingen

versnelde invoering van POS-terminalsde zakelijke-reke-

binnen afzienbare tijd ook zal komen. Toch heeft de

ninghouders (voornamelijk benzinemaatschappijen) aan
zich te binden. Of hiermee de Postbank wordt gered,
is een tweede.

RPS/ PCGD-combinatie nog een aantal ijzers in het vuur
dat de strijd nog even open laat. Zo vervalt door de automatisering de ,,pijplijn”. Met de pijplijn wordt gewezen

D. Kulsdom
M. van de Westeringh

Het ligt in de lijn der verwachtingen dat het NBC er

ESB 2-6-1982

569

Auteurs