Ga direct naar de content

Financiële en politieke problemen op de Nederlandse Antillen

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: mei 26 1982

Financiele en politieke problemen
op de Nederlandse Antillen
DRS. T. G. KORVER *

De economische ontwikkeling op de vier eilandgebieden van de Nederlandse Antillen
(Aruba, Curacao, Bonaire en de Bovenwindse Eilanden) verloopt betrekkelijk rustig.
De situatie van de overheidsfinancien daarentegen is uitermate onbevredigend.
Oorzaak is dat betalingsverplichtingen tussen de centrale overheid en de overheden
van de afzonderlijke eilanden op grote schaal niet worden nagekomen.
Dit is weer toe te schrijven aan het ontbreken van een werkelijk eenheidsbesef
in de Nederlandse Antillen en een overheersende orientatie op de belangen van het eigen eiland.
Het onafhankelijkheidsstreven van Aruba vormt daarbij nog een extra complicatie.
In dit artikel wordt geprobeerd een overzicht te geven van de situatie rond de
overheidsfinancien en de verdeling van de lusten en lasten van het Antilliaanse
verband over de afzonderlijke eilanden.

Inleiding
De Nederlandse Antillen verkeren in een dualistische
situatie. De economische ontwikkeling van de eilanden gaat
vrij voorspoedig; positieve ree’le economische groei blijft, ondanks de recessie in de wereld, voortduren en de internationale monetaire reserves nemen toe. Aan de andere kant verkeert
het land in een politick moeilijke en misschien zelfs explosieve fase. De dreiging van Arubaanse onafhankelijkheid
maakt de politieke toekomst onzeker. In dit artikel worden
enkele belangrijke kenmerken van de Antilliaanse situatie besproken. Begonnen wordt met de economische situatie; deze
vertoont een overwegend gunstig beeld. Dat beeld wordt
echter somberder indien ook de overheidsfinancien worden
bezien. Vervolgens is getracht de oorzaak aan te wijzen van
het niet goed functionerende financiele systeem. Daarbij is
een ruwe berekening gemaakt van de lusten en lasten die voor
de eilanden kleven aan het samenwerkingsverband. Het stuk
wordt besloten met enkele conclusies.
De economische ontwikkeling
Hoewel een scherp zicht op de economische ontwikkeling
wordt belemmerd door de beperkte beschikbaarheid van betrouwbare statistische gegevens, is het wel duidelijk dat het de
Nederlandse Antillen niet slecht gaat. De ree’le groei bedroeg
in 1980 en 1981 naar schatting 2 a 3%perjaar. Ookde werkgelegenheid nam in die jaren toe in ongeveer dat zelfde tempo.
Dit neemt niet wegdatde werkloosheid gemiddeld nog steeds
hoogis, nl. 15%. Ten opzichte van de situatie in 1977iserwat
dit betreft weinig verbeterd. Daarbij is het opvallend dat de
werkloosheid tussen de eilanden sterk varieert. Het ene uiterste is Sint Maarten met een overspannen arbeidsmarkt;
Curacao vormt het andere uiterste met een werkloosheid
boven de 20%; Aruba bevindt zich daar tussenin: volledige
werkgelegenheid is daar bijna bereikt. Enkele andere kerngegevens van de Antilliaanse economic zijn weergegeven in
label 1.
ESB 2-6-1982

Tabel 1. Inflatie, betalingsbalans en offlciele reserves in de
Nederlandse Antillen
1977

Officiele reserves b) . . . . . .

1978

1979

1980

97
217

162

172

211

1981

— c)
342 d)

Bron: Bank vande Nederlandse Antillen, Quarterly Bulletin, diverse nummers.
a) Lopende rekening, kasbasis, in mln. Antilliaanse gld. (Naf.).
b) Incl. goud excl. het netto buitenlands actief van de commerciele banken, in mln.
Naf.
c) Definitief cijfer nog niet beschikbaar. Vrijwel zeker gaat het om een groot overschot.
d) De Antilliaanse gulden heeft een vaste waarde ten opzichte van de Amerikaanse dollar
($ l = f . 1,79).

De werkloosheid buiten beschouwing gelaten ontstaat dus
een gunstig beeld van een land met dalende inflatie, aanhoudende ree’le groei, en een overschot op de betalingsbalans.
Maar dit gunstige beeld is bedrieglijk, de overheidsfinancien
zijn zeer onoverzichtelijk. Betalingsverplichtingen tussen
centrale en lagere overheid worden op grote schaal niet nagekomen. Het ergst wreekt zich dat voor de centrale overheid.
In de volgende paragraaf worden de overheidsfinancien belicht.
Overheidsfinancien
Sinds 1977 zijn de uitgaven van de centrale overheid (kort•weg het land genoemd) en de eilandgebieden 1) sterk ge-

* De auteur, afkomstig van het Ministerie van Financien te Den Haag,
is tijdelijk werkzaam bij het Departement Staatkundige Structuur
Eilanden in de Nederlandse Antillen. Hij danktdrs. H. A. Snoeken
L. A. van Romondt voor hun hulp. Het artikel is a titre personnel
geschreven.
1) De Nederlandse Antillen bestaan uit vier eilandgebieden: Aruba,
Curacao, Bonaire en het eilandgebied Bovenwinden (Saba, Sint
Maarten en Sint Eustatius).

563

stegen. Tabel 2 geeft een overzicht voor het land en de beide
grootste eilanden.

Het land regelt welgeving, heffing en invordering van de indirecle belastingen. Het land draagt eveneens zorg voor heffing

en oplegging van de directe belastingen en heeft recht op 35%
van de hoofdsom. Het eilandgebied vordert deze echler in en

Tabel 2. Overheidsuitgaven in mln. Naf.
1977

1978

1979

154
102

192
120
290

325

1980

220
375
778

602

heefl bovendien hel rechl opcenten te heffen. Zo is een complex sysleem gecreeerd van vaststelling, heffing, invordering
en verrekening van de belastingen. Behalve de hierboven genoemde direcle en indirecle belaslingen is het systeem o.m.
nog voorzien van een tankbelasting en een z.g. bullenbaaiheffing. Deze spelen echler in het verrekensysteem geen rol, zij
vallen volledig loe aan hel eiland waar zij worden geheven

(Curacao) 2).

Ook de belastingontvangsten van de overheden stegen
sterk in de afgelopen vijf jaar (zie label 3).

Bonaire en de Bovenwindse Eilanden (Sinl Maarten, Saba,
Sinl Euslalius) vallen in zekere zin buiten de verrekening.
De ERNA beval hoofdslukken waarin is vaslgelegd dal een
nadelig saldo van de begroting van elk der beide eilandgebieden wordt overgenomen door hel land. Vanzelfsprekend behoefl dit nadelige saldo goedkeuring door het land.

Tabel 3. Belastingontvangsten in de Nederlandse Antillen,
in mln. Naf.

leidt lol een netto middelenslroom van de eilanden Curacao

1975

1976

1977

1978

1979

1980

322

428

465

529

563

684

De in 1951 gekozen verdeelsleutel voor de ontvangsten
en Aruba naar hel land en vervolgens van hel land naar de
kleine eilanden.
De vaslstelling van de verdeelsleutel is geen resultaat geweesl van nauwkeurige becijferingen omlrenl de verdeling
van de laslen van hel bestuur tussen land en eilandgebieden,

maar is eenvoudigweg in overleg vastgesteld. De door deze

Bron: Bank van de Nederlandse Anlilien, Quarterly Bulletin.

opbrengstverdeling bepaalde betalingen werden voor Curacao en Aruba een zware last en in 1972 schortte Curacao de
De cijfers van label 3 zijn niel zonder meer vergelijkbaar mel

belalingen aan de landsregering op; in lalere jaren werd be-

die van label 2. Tabel 3 beval nl. lolalen inclusief de Boven-

laling hervat, maar niet volledig. Ook Aruba belaalde vanaf

winden en Bonaire. Ter illuslralie is in label 4 voor 1980 hel
lotaal van de belastingonlvangslen uilgesplilsl naar aard van

beide grole eilanden een aanzienlijke schuldposilie bereikl

de belasling en ontvanger ervan.

Land

— op goederen en diensten
— op Internationale trans-

van resp. Naf. 23 mln. (Aruba) en Naf. 75 mln. (Curasao). Hel
slaken van de belalingen plaatste hel land uileraard voor problemen. Een uilweg werd gecreeerd door monetaire financiering; de regering gaf schatkistpapier uit of ging een renteloze
lening aan bij de Bank van de Nederlandse Anlilien (BNA).

Tabel 4. Belastingontvangsten in 1980, in mln. Naf.

Belasting:
— op inkomensen winsten

1975 niet of slechts gedeeltelijk. Per ultimo 1977 hadden de

Aruba

Curacao

Bonaire

Bovenwinden

—

124

340

5

20

4
43

II

9

0

3

7
23

Uit label 4 blijkl duidelijk hoe prominenl de plaals van de
eilandgebieden is (en hoe bescheiden die van het land) bij de
verzameling van belaslinggelden. Curacao zorgde alleen al
voor 56% van de totale opbrengsl, Aruba en hel land voor
ieder 20%. De zo vergaarde middelen dienen, samen mel de

opbrengsl van de financieringsoperaties ende overige inkom-

In 1979 werd het overleg afgerond over een nieuwe verdeelsleutel voor de belastingopbrengst. Bepaald werd dal van de
direcle belaslingen 25% voor de landsregering is en dal de indirecle belastingen gelijk worden verdeeld tussen hel land en
hel eiland waar de belasling is vergaard. De percenlages werden dus ongunstiger voor het land, maar de hoop beslond dal
de belalingen nu zonder haperen zouden verlopen. De hoop
bleek ijdel. De schulden bleven groeien, zoals blijkl uit onderstaande label.
Tabel 5. Schuldpositie Curasao en Aruba aan land, in
mln. Naf.
Curacao

Oktoberl98l . . . . . . . . . . . . .

Aruba

Totaal

165

23
42

207

98

sten van de overheid, ter dekking van de uilgaven van alle

overheden samen. Een gedeelle van de hierboven genoemde
lolalen blijfl bij de oorspronkelijke onlvanger. Hel grootste
gedeelte echler wordl via een bepaalde sleutelgedistribueerd.

Bij de bovenstaande schuldposities moel worden aange-

Hel sysleem van verdeling van de onlvangen middelen over
cenlrale overheid en de lagere bestuursorganen inde Antillen

lekend dal zij niet alleen niet-afgedragen belastingonlvangslen belreffen. De situatie is in feile ernsliger; het kwaad van
niet betalen heeft zich als een olievlek verspreid. De eilandgebieden dragen ook onvolledig bij aan het ambtenarenpensioenfonds en de landsradiodienst (die de lelecommunicalie
verzorgt). Bovendien is in label 5 niet opgenomen wal Cura-

verschilt hemelsbreed van hel Nederlandse. Waar gemeenlen

cao en Aruba schuldig zijn aan de Sociale Verzekerings Bank.

en provincies in Nederland voor een zeer belangrijk deel van

Deze schuld is slrikl gesproken immers geen schuld aan de
landsregering; hij bedraagt voor elk der beide eilanden rond
de Naf. 15 mln.

De verdeelsleutel

hun inkomslen afhankelijk zijn van uitkeringen uit de rijksbegroling, is in de Anlilien hel omgekeerde het geval. Per

saldo loopt er een middelenstroom van Curacao en Aruba
naar het land.

De Eilandenregeling Nederlandse Antillen (ERNA), die in
1951 tol sland kwam, bepaalt dat de opbrengst van de indirecte belastingen voor 45% toekoml aan hel eilandgebied

waar de belasling is verkregen, hel restant is voor hel land.
564

2) Bovendien zijn zij voor dat eiland een niet onverdeeld genoegen.
De rechtmatigheid van deze belastingen wordt door de belastingplichtigen betwist. De Hoge Raad moet hierover beslissen.

Opmerkelijk aan het schuldverloop in de laatste jaren is de
van de landsregering (in binnen- en buitenland) is ongeveer
even groot als de vordering van het land op de grote eilanden
(schuld Naf. 213 mln. en vorderingen Naf. 207 mln.). De laatste vier jaren steeg de schuld van de eilandgebieden aan het

ternationale handel van elk van de eilanden. Bij het bestuurlijke contact tussen Curacao en Aruba speelt deze insulaire
orientatie ook een grote rol. Curacao is groter (het telt 2,7
maal zoveel inwoners als Aruba) en is bovendien de zetel van
de centrale regering. Landsbesluiten worden op Curacao gemaakt, maar gelden ook voor de andere eilanden. Het idee

parallelliteit ervan (althans in spiegelbeeld). De totale schuld

land met Naf. 109 mln.; in dezelfde periode pleegde het land

vat snel post dat het ene eiland het andere overheerst, ook al

een schuldvergroting van Naf. 113 mln. Doordat de schuldenaars niet betalen, moet het land dus lenen. Deze situatie zou
op zich relatief weinig kwaad kunnen indien de eilandgebie-

hebben Arubaanse ministers zitting in de centrale regering.
Behalve een louter emotionele afwijzing van de centrale
regering kan wrijving ontstaan doordat de Arubaanse situa-

den de achtergehouden middelen direct of via het bankwezen

tie een ander beleid vraagt dan de Curacaose. Een voorbeeld
hiervan is de werkloosheid. Die vergt op Curacao een scherp

beschikbaar zouden stellen voor terugsluizing naar de centrale overheid. Dan zou slechts de marge voor het bankwezen

daarop gericht beleid. Op Aruba is die noodzaak echter veel

voor de overheid verloren zijn en het probleem zou voor het

geringer. Indien de centrale regering een actief werkgelegen-

overige een eigendomsprobleem zijn. Het is erger dan dat.
De beide grote eilanden hebben de terugsluizing weliswaar
ten dele mogelijk gemaakt, maar ook een gedeelte van het
geld besteed. Bovendien dreigt telkens bij verlenging van de

heidsprogramma zou beginnen, zal van Aruba het verwijt komen dat Arubaans belastinggeld wordt besteed aan een zuiver Curacaos probleem. Vanzelfsprekend wordt dit verwijt
ook regelmatig geuit ten aanzien van de zetel van de regering

looptijd van het wel teruggesluisde deel het gevaar van

en de kosten daarvan. De departementen met hun werkgele-

terugtrekking en besteding. Verder is het de vraag of het

genheid zijn op een na alle gevestigd in Willemstad. Is het

bankwezen ook in de toekomst groeiende belangstelling voor

inderdaad zo dat de lusten en de lasten daarvan ongelijk over

staatsschuld zal hebben. Ten slotte wordt de mogelijkheid

de eilanden zijn verdeeld? Hieronder volgen enkele ruwe berekeningen.

voor het land een lening bij de BNA aan te gaan nu, in legenstelling tot het verleden, begrensd. De schuldpositie van het
land bij de BNA is vrijwel even groot als dat plafond hoog is
(Naf. 90 mln.). De situatie voor het land is dus somber. De
oorzaak, het niet afdragen door de eilandgebieden, zou moe-

ten worden weggenomen.
Per begin maart jl. is de hoop weer opgeleefd dat de financie’le spelverruwing wordt teruggedrongen. De demissionaire
minister van Financien bereikte een akkoord met het eilandgebied Curacao over afwikkeling van de schulden. Het akkoord komt neer op bevriezing van de schulden die voor 1978
zijn ontstaan. De schuld over 1978 t/ m 1980 zou worden omgezet in een langlopende lening aan het eilandgebied. Over
1981 zal volledig en op tijd worden afgedragen. Bij dit akkoord lijkt twijfel in twee vormen op zijn plaats. In de eerste
plaats is het onzeker of Curacao in staat zal zijn de overeengekomen afdracht te doen. Ten tweede is het zeer de vraag of

Aruba bereid is een gelijkluidend akkoord te tekenen. De
kwijtgescholden schulden van voor 1978 zijn vooral voor
Curasao van belang, minder voor Aruba, zo wordt hier en
daar op Aruba gemopperd. Op Aruba is gesuggereerd de

door Aruba wel en door Curacao niet afgedragen bedragen
van voor 1978 eerst terug te vorderen. En zo begint de discussie weer van voren af aan.

Lusten en lasten

Bij een poging tot becijfering van de lusten en lasten van het
Antilliaanse verband voor Aruba en Curacao is de afwezig-

heid van goed cijfermateriaal een voorname belemmering. Zo
zijn er geen recente jaarrekeningen beschikbaar. Het cijfer-

werk kan dus niet anders gedaan worden dan met de begrotingsbedragen. De verschillen tussen de in de begroting geautoriseerde bedragen en de werkelijke cijfers kunnen groot

zijn. Voor 1982 geldt dit a fortiori omdat deze begroting nog
niet door de Staten is behandeld; amendering kan dus verschillen opleveren. Voor 1981 geldt dit bezwaar niet.
Verder is de allocatie van de landsinkomsten en -uitgaven
op zeer eenvoudige wijze gedaan. Aangenomen is dat een uitgave op Aruba een ,,lust” voor dat eiland is. Voor het grootste
deel van de uitgaven zal deze veronderstelling juist zijn. Salarissen die op een bepaald eiland worden uitbetaald, worden in
de economie van dat zelfde eiland besteed. Voor bouw of aan-

koop van onroerend goed en materiaal geldt hetzelfde. Het is
weliswaar niet onmogelijk dat de aankoop van goederen op
Aruba door het land (een ,,lust” voor Aruba) in werkelijkheid
een voordeel voor Curacao is omdat b.v. van dat eiland het
gekochte kantoormateriaal afkomstig is. Evenzeer valt te be-

togen dat een gedeelte van de salarissen die in Willemstad

Financiele politick en politieke financien

(Curacao) worden betaald, overgemaakt wordt aan gezinnen

De vraag rijst welke de achterliggende oorzaak is van de

van ambtenaren die van Aruba afkomstig zijn. Met dergelijke

financiele problemen. Voor een deel zal het antwoord kunnen

complicaties is echter geen rekening gehouden. Wel zijn

worden gevonden in de onmogelijkheid middelen af te staan

enkele categorieen van inkomsten en uitgaven uit het plaatje

omdat zij er niet zijn. Voor een ander deel speelt in de Antillen, meer dan in een werkelijke eenheidsstaat, het gevaar dat

gehaald omdat ze duidelijk niet alloceerbaar zijn.
De eerste en ruwste cijferopstelling volgt rechtstreeks uit de

eilandbelangen prevaleren boven de nationale. Er bestaat

landsbegroting (voor 1982). Er is slechts rekening gehouden

een sterk ontwikkeld eilandelijk identiteitsbesef. De politick
is louter eilandelijk, er bestaan geen nationale politieke partijen. De politici worden elk door kiezers van maar een eiland
gekozen en dus is de kans groot dat zij slechts of voornamelij k
de belangen van dat eiland dienen.
Ook de economie kent dat eilandelijke accent. Het onder-

met inkomsten en uitgaven van het land en niet met de
leningsoperaties ter dekking van het begrotingstekort. Inkomsten en uitgaven belopen dus een verschillend totaal (zie
label 6).
In de verdeling in label 6 zijn enkele posten ten onrechle gealloceerd. De eersle belrefl de uitgaven wegens vertegenwoor-

linge contact is gering en valt in het niet vergeleken met de in-

diging builen de Nederlandse Antillen. Deze post (Naf. 4mln.)

Tabel 6. Landsinkomsten en -uitgaven over 1982 (ongecorrigeerd)
Aruba

Land
in Naf. mln.
465
434

ESB 2-6-1982

in procenten
100
100

in Naf. mln.
85

125

in procenten
18
29

Bonaire
in Naf. mln.
22
11

in procenten
5
3

Curacao
in Naf. mln.
326
282

in procenten
70
65

Bovenwinden

in Naf. min.
32
17

in procenten
7
4

565

Het aardige van de cijfers voor 1977 is dat zij sporen met de

is in Curasao genoteerd, maar wordt ten behoeve van alle eilanden gedaan en buiten de Antillen uitgegeven. Deze en de

resultaten van een analoog onderzoek dat in 1978 is uitgevoerd 3). Daarbij werd getracht van de begrotingsposten een
gedeelte te isoleren waarvan redelijkerwijs kon worden aangenomen dat het ten behoeve van alle eilanden was opgevoerd 4). Elke departementsbegroting kreeg zo een algemene
component. De in de bovenstaande tabellen gebruikte methode is een minder fijnzinnige. Deze scheidt slechts de

overige niet-alloceerbare of niet-relevante posten worden in

label 7 ondergebracht in een restkolom. Een tweede nietrelevante post is de landsbijdrage aan het Pensioenfonds; de
hiermee gemoeide Naf. 31 mln. zijn in label 6 voorlopig op
Curacao gealloceerd, maar horen daar niet. Een belangrijke
post is voorts rente en aflossing op overheidsschuld. De meeste betalingen hiervoor zijn in de begroting als uitgaven op
Curacao opgenomen. In tabel 7 zijn alle rente-en aflossings-

evident niet-alloceerbare posten van de rest. Een verfijning
ten opzichte van de methode van Hilhorst c.s. is daarentegen
dat alle eilandgebieden in de bovenstaande tabellen apart zijn
vermeld. Hilhorst c.s. vergeleken slechts Aruba met de overige
eilanden. Door hun positieve zoeken naar algemene posten is
het totaal daarvan veel hoger dan in de bovenstaande tabellen.
Voor het eiland Aruba leverden de verschillende methoden
toch vrijwel identieke resultaten. Hilhorst c.s. berekenden dat
Aruba in 1977 ca. Naf. 13 mln. afdroeg 5), mijn berekening

betaling als niet-toerekenbaar opgevat. Zij vloeien immers
voort uit de financieringstekorten van voorgaande jaren. Bij
toerekening aan Cora9ao zou men de last van het tekort in
vorige jaren als lust voor Curacao rekenen. Dit zougebeuren
louter omdat de kas waaruit rente en aflossing worden betaald op Curasao gevestigd is. De kredietverstrekkers kunnen echter van alle eilanden afkomstig zijn.

Niet alleen de uitgavenzijde, ook de inkomstenkant be-

kwam uit op Naf. 15 mln. Hilhorst c.s. hebben hun berekenin-

hoeft correctie. Opnieuw is de allocatie van leningstransacties
vermeden. Bovendien valt het te betwijfelen of de toerekening
van de winst van de centrale bank aan Curasao hoort te Worden toegerekend. Ertegen pleit het feit dat de winst ontstaan
is uit transacties die over de zes eilanden zijn verdeeld. Voor
een juiste toerekening zou de verdeling van de transacties en

gen vervolgd met een allocatie van de bij hen omvangrijke
post ,,algemeen”, daarbij gebruik makend van een aantal alternatieve verdeelsleutels. Deze stap heb ik niet gezet. Het

aantal arbitraire elementen zou nog met een worden verhoogd, nl. de keuze van een verdeelsleutel.
Vergelijkt men 1977 met 1982 dan valt op dat de uitgaven
van de landsregering in 1982 evenwichtiger zijn verdeeld. In
1977 vond twee derde van de landsuitgaven plaats op Curacao;
in 1982 zal dit nog slechts ruim de helft (52%) zijn. Het aandeel van het grootste eiland in de landsinkomsten is in beide
jaren 56 a 57%. De grote daling van de landsuitgaven op
Curacao bewerkstelligde de omslag voor dat eiland. Van ontvanger werd het netto betaler. De Arubaanse positie is in procenten gemeten ruwweg constant. Zowel in 1977 als in 1982
werd 26% van de landsinkomsten vergaard op of via Aruba.
Van de landsuitgaven werd in 1977 19%enzalin 1982 18%op
Aruba worden besteed.
De vraag is hoe de bovenstaande resultaten moeten worden ge’interpreteerd. In eerste plaats staat vast dat zij in deze
vorm nog niet bruikbaar zijn als basis voor beleidsbeslissingen. Daarvoor is het fundament te zwak en de uitwerking te
gebrekkig. Het werken met begrotingscijfers als basis schept
te veel onzekerheden. Gerealiseerde uitgaven zijn vanzelfsprekend van veel groter belang voor een beoordeling of een eiland te veel betaalt. Realisaties gespecificeerd per eiland zijn
helaas niet beschikbaar. Zodra dit wel zo wordt kan een definitievere conclusie worden gemaakt. Verder zouden de beste-

het resultaat ervan (winst of verlies) bekend moeten zijn. In
tabel 7 is de winstafdracht dan ook als niet-alloceerbaar opgenomen. In tabel 8 is de gehele berekening ook gedaan voor
1981.
In grote lijnen vertoont 1981 hetzelfde beeld als 1982. In

beide jaren geldt dat Aruba en Curacao per saldo afdragen
aan de kleine eilanden en aan de niet-gealloceerde uitgaven.

In 1981 droegen zij daartoe respectievelijk Naf. 30 mln. en
Naf. 29 mln. af. Voor 1982 is de verhouding tussen de twee
eilanden sterk gewijzigd. Het gezamenlijke tekort van Bovenwinden, Bonaire en de restkolom bedraagt dit jaar Naf. 65
mln., waarvan Naf. 31 mln. als financieringstekort door het

land zelf wordt gedekt (nl. het verschil tussen Naf. 465 mln.
uitgaven en Naf. 434 mln. inkomsten). Van de dan nog reste-

rende Naf. 34 mln. draagt Aruba Naf. 30 mln. en Curacao
Naf. 4 mln. bij.
Bij een wat diepere duik in het verleden blijkt dat de cijfers,
althans voor Aruba, constant zijn. In 1977 vloeide ook 19%
van de gecorrigeerde landsuitgaven naar Aruba en bracht het

eiland 26% van de gecorrigeerde inkomsten op. In dat jaar
kreeg Curacao echter 67% van de gecorrigeerde uitgaven,
waartegenover het 56% van de landsinkomsten leverde. Per
saldo en na correctie onttrok Curafao toen Naf. 23 mln. aan
de begroting terwijl Aruba daarentegen Naf. 15 mln. bijdroeg.
Ook in dat jaar ontvingen de kleine eilanden per saldo, nl.
Naf. 15 mln. (na correctie). De ,,restkolom” sloot dat jaar
met een overschot van Naf. 23 mln. (voornamelijk leningopbrengsten, deze zijn in 1981 en 1982 echter niet in de begroting zelf geplaatst).

3) G. J. M. Hilhorst, G. Benthem van den Bergh, A. J. M van de
Laar en O. Braun, Aruba en onafhankelijkheid. Institute of Social
Studies, Den Haag, 1978, biz. 55-65.
4) Helaas zijn de hierbij gehanteerde criteria niet te achterhalen.

5) Hilhorst c.s., op. cit., appendix, tabel A3, biz. 131-132.

Tabel 7. Landsinkomsten en -uitgaven over 1982 gecorrigeerd voor niet-toerekenbare posten
Aruba

Land

Bonaire

Bovenwinden

Curasao

Niet-gealloceerd

n Naf. mln in procenten in Naf. mln. in procenten in Naf. mln. in procenten in Naf. mln. in procenten in Naf. mln. in procenten in Naf. mln. in procenten
465
434

100
100

85
115

18
26

22
1!

5
3

52
57

245
249

32
17

7
4

81
42

17
10

Tabel 8. Landsinkomsten en-uitgaven in 1981, gecorrigeerd voor niet-toerekenbare posten
Land

Aruba

Bonaire

Bovenwinden

Curacao

Niet-gealloceerd

in Naf. mln in procenten n Naf. mln in procenten in Naf. mln. in procenten in Naf. mln in procenten in Naf. mln. in procenten in Naf. mln. in procenten
451
452

566

100
100

87
117

19
26

23
13

5
3

240
269

53
60

29
12

6
3

73
41

16
9

dingen en inkomsten wellicht nog nauwkeuriger op hun gewicht bij de afweging van lusten en lasten moeten worden bezien. Het is dan ook kwestieus of de gehanteerde methode
voor 1982 bruikbaar is bij het tentatief toetsen van voor- en
nadelen voor Aruba en Curacao.
De moeilijkheid blijft steeds het vinden van goede criteria
voor toetsing. Een bijdrage van Naf. 30 mln. van Aruba en
Naf. 4 mln. voor Curacao kan b.v. passen binnen een crite-

rium waarin de werkloosheid een overheersende rol speelt.
Verder kan het tegenvallende toeristenverkeer naar Curacao
reden zijn voor Aruba (waar het toeristenverkeer blijft groeien) om uit solidariteit een grote bijdrage af te staan. Een
mogelijk criterium zou voorts kunnen zijn het bruto nationaal produkt van elk der eilanden. Hiervoor zijn opnieuw
geen cijfers beschikbaar. Het eenvoudigste criterium zou zijn

de bijdrage per hoofd van de bevolking. Indien de resultaten
daaraan zouden worden getoetst, ontstaat een duidelijk
scheef beeld. Hantering van dit grove criterium — met zijn
charme van eenvoud — maakt, althans voor een deel, begrijpelijk dat het eiland Aruba meer zeggenschap over de landsfinancien wenst. Hierbij wordtgedachtaanherzieningvande
bestuursstructuur; decentralisatie van landstaken zou aan de

financiele en emotionele grieven tegemoet komen. Mocht dat
niet lukken — en de voortekenen wijzen daarop — dan valt te
vrezen dat de Arubaanse politic! in een ,,vlucht naar voren”
zullen kiezen voor onafhankelijkheid.

Conclusies

De Nederlandse Antillen zien zich tegenover grote problemen geplaatst. Het ontbreken van een werkelijk eenheidsbesef en het bestaan van een primair eilandelijke orientatie vertalen zich op financieel gebied in een steeds moeilijker wordende situatie voor de landsregering. Voornaamste schuldigen zijn de beide grote eilanden Curacao en Aruba die hun
verplichtingen niet nakomen. Complicatie hierbij is het
Arubaanse onafhankelijkheidsstreven. Vanuit dit eiland is

toenemend verzet tegen de bestaande verdeling van financiele
middelen en regeringsmacht. Een ruwe berekening toont aan
dat Curacao de laatstejaren weliswaareengeringeraandeel van
de overheidsuitgaven op zijn bodem ziet uitgegeven dan in
1977, maar toch nog steeds een qua ,,lusten/lasten”gunstige
positie inneemt. Aruba vertoont een constant beeld van een
groter aandeel in de landsinkomsten dan in de landsuitgaven.
Deze constante netto afdracht van Aruba aan het land vormt

samen met de levende onafhankelijkheidswens een explosief
mengsel. Herziening van de bestuursstructuur kan de rijkheid

van dat mengsel verminderen, maar dat proces is tijdrovend.
Men kan slechts hopen dat zich geen ontijdige vonkvorming

zal voordoen.
T. G. Korver

Auteur