Ga direct naar de content

Het EMS en de economische groei

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: juli 16 1986

Het EMS en de economische groei
Paul de Grauwe

Een van de grote verrassingen van
de werking van het EMS is, dat ondanks de relatieve stabiliteit van de
intra-EMS-wisselkoersen, de macroeconomische performance van de
deelnemende landen beneden het peil
van de andere gemdustrialiseerde landen is gebleven. Dit merkwaardige verschijnsel wordt geillustreerd in onderstaande tabel.
Tabel 1. Macro-economische performance van EMS en niet-EMS industriele landen a)
EMS-

landen

Groei van het bnp
(jaarlijks
gemiddelde)
1973-1978
1979-1985

2,8
1,7

Inflatie
(jaarlijks
gemiddelde)
1973-1978
1979-1985

9,1
8,3

1985

4,6

Europese
nietlanden b)
EMSlanden
NietEMS-

2,9
2,7

9,6
6,9
3,8

1,9
1.8

12,5
8,8
5,9

Bron: OESO, Main economic indicators en Economic
outlook.
a) De groepsgemiddelden zijn gewogen, gebruik makend
van BNP-gewichten.
b) De niet-EMS-landen zijn de volgende: Oostenrijk,
Noorwegen, Zweden, Zwitserland, Finland, Spanje, het
VK, Canada, de VS, Japan. De Europese niet-EMS-landen
zijn dezelfde behalve de VS, Japan en Canada.

Het meest opvallende in tabel 1 is de
groeivertraging binnen het EMS sinds
1979. Een dergelijke groeivertraging
observeren we niet in de groep van
gemdustrialiseerde landen buiten het
EMS. Omdat deze laatste groep nietEuropese landen bevat, worden in
tabel 1 ook de macro-economische indicatoren van de Europese tanden buiten het EMS weergegeven. De vergelijking van de EMS- met de Europese
niet-EMS-landen leert ons dat deze
laatste groep landen zowel voor als na
1979 trage groeiers bevatte, terwijl de
EMS-landen sinds 1979 gedegradeerd
werden in het groei-klassement.
Vanwaar deze merkwaardige groeivertraging die de EMS-landen hebben
gekend sinds het ontstaan van het
systeem? Een eerste mogelijke verklaring zou kunnen zijn dat deze landen
een groter succes hebben gekend in
het bestrijden van inflatie, zodat de
groeivertraging de prijs is geweest
voor dit succes. Dezelfde tabel 1 leert
ons echter dat dit geen goede verklaring kan zijn. De inflatie is zowel binnen
ESB 23-7-1986

als buiten het EMS op een gelijksoortige wijze gedaald. De EMS-landen zijn
niet succesvoller geweest dan de andere industriele landen in de bestrijding van de inflatie.
Een andere mogelijke verklaring
doet beroep op de stroeve aanbodzijde. Alhoewel het onmiskenbaar is dat
allelei rigiditeiten de Europese economiee’n parten spelen, lijkt deze verklaring onvoldoende om te begrijpen
waarom de groei van de EMS-landen
zo sterk is ingezakt sinds 1979, terwijl
in andere Europese landen een dergelijke groeivertraging niet wordt geobserveerd. Deze landen lijden nochtans
ook aan ‘Euro-sclerose’. Aanbodverklaringen zijn onvoldoende. We moeten ook de vraagpolitiek in de analyse
betrekken.
Het is onmiskenbaar dat het budgettaire beleid binnen het EMS, vooral
sinds 1982, aanzienlijk restrictiever is

geweest dan in de andere industrieTe
landen. Dit fenomeen illustreren we in
tabel 2.
Het valt op dat tot in 1981 het budgettaire beleid in het EMS relatief expansief was (hetgeen vooral te wijten
was aan het Franse beleid in 1981).
Sinds 1982 zien we een totale ommekeer. Terwijl het budgettaire beleid buiten het EMS gemiddeld ietwat losser
wordt, hebben we een budgettaire ommezwaai binnen het EMS en krijgen
we een duidelijk restrictief beleid.
Waarom deze deflatiore politiek binnen het EMS? Een mogelijke verklaring is de volgende. De EMS-landen
kenden bij de aanvang van het systeem veel grotere budgettaire tekorten dan de andere gemdustrialiseerde
landen. Deze tqkorten bedroegen, anno 1979, 3,6% van het BNP in het
EMS, tegen slechts 1,3% buiten het
EMS. In 1981 was het verschil nog groten geworden: 5,5% in het EMS en
1,9% erbuiten. Deze ongunstige budgettaire situatie verklaart ongetwijfeld
waarom de EMS-landen gedwongen
werden om, sinds 1982, aan budgettaire sanering te doen.
Indien deze verklaring juist is voorspelt ze niets goeds over het toekomstige beleid. In 1985 bedroeg het
budgettaire tekort in de EMS-landen,
ondanks grote saneringsoperaties,
nog altijd 4,9% van het BNP (tegen
3,39 buiten het EMS; 3,9% in de VS).
In een dergelijke situatie is het waarschijnlijk dat de financiele en politieke
druk om aan sanering te blijven doen
binnen het EMS nog een tijdje zal
aanhouden.
Een algemene les die uit de ervaringen van de EMS-landen kan worden
geleerd, is dat hoe aantrekkelijk stabiele wisselkoersen ook mogen zijn, ze
nog geen successen in het macroeconomische beleid garanderen. Het
EMS leert ons dat stabiele wisselkoersen kunnen samengaan met inferieure
macro-economische resultaten.

Tabel 2. Verandering in structureel
overheidstekort (als % van BNP, jaargemiddelde) a)
EMSlanden
1979-1981
1982-1985

-0,36
0,53

NietEMSlanden

Europese-

0,41

0,94
-0,04

-0,20

niet-EMSlanden

Bron: OESO, Economic outlook, december 1984 en mei
1986.
a) Een negatief teken duidt aan dat stimulerende budgettaire maatregelen werden genomen; een positief teken dat
een restrictief budgettair beleid werd gevoerd.

715

Auteur