Ga direct naar de content

Het effect van demografische ontwikkelingen op economische groei

Geplaatst als type:
Gepubliceerd om: juni 23 2016

Demografische ontwikkeling speelt een grote rol bij het analyseren van economische groei. Dat wordt vaak over het hoofd gezien: de afgelopen decennia was bevolkingsgroei een belangrijke aanjager van economische groei in de Verenigde Staten, terwijl ze de Nederlandse economische groei maar beperkt stimuleerde en de Japanse zelfs afremde. In de Verenigde Staten en Japan zetten de positieve, respectievelijk negatieve demografische ontwikkelingen met betrekking tot de economische groei de komende decennia door. In Nederland zal het effect op de economische groei omslaan van positief naar negatief. De verhoging van de pensioenleeftijd vertraagt dit omslagpunt.

De Amerikaanse economie wordt vaak als voorbeeld gezien als het gaat om economische ontwikkeling. De Japanse economie staat daarentegen bekend om haar lage groei. De Nederlandse economie zit daar qua groei tussenin. In figuur 1 is te zien dat de Amerikaanse economie in de afgelopen decennia harder is gegroeid dan de Nederlandse, met 82 respectievelijk 62 procent sinds 1990 (gemiddeld 2,4 en 2,0 procent per jaar). De Japanse economie groeide in deze periode daarentegen maar met 25 procent (gemiddeld 0,9 procent per jaar).

440-443_BIESENBEEKproef-figuur1.jpg

Deze analyse richt zich op de periode vóór de economische crisis (1990–2008), omdat de vergelijkbaarheid tijdens de crisis lastiger is. De Nederlandse economie heeft namelijk met een dubbele dip te maken gehad en die van de Verenigde Staten en Japan maar met een enkele. Voor Nederland duurt het nog een aantal jaren voordat de productiecapaciteit weer volledig wordt benut (CPB, 2016). In de periode voor de crisis is de gemiddelde jaarlijkse groei van de Nederlandse economie met 2,7 procent bijna gelijk aan die van de Amerikaanse economie met 2,8 procent. De Japanse economie liet in deze periode een groei zien van gemiddeld 1,1 procent per jaar, zie figuur 2.

440-443_BIESENBEEKproef-figuur2.jpg

Drijvers van economische groei

Om te zien waardoor de verschillen in groei tussen de drie landen worden veroorzaakt, is het nuttig te kijken naar de onderliggende factoren. Groei van het bruto binnenlands product ontstaat doordat het totale aantal gewerkte uren toeneemt en/of doordat het bbp per gewerkt uur – de arbeidsproductiviteit – toeneemt. Figuur 2 laat zien dat de samenstelling van de economische groei van de drie landen nogal van elkaar verschilt.

Zo is de helft van de groei van de Nederlandse economie in de periode 1990–2008 toe te schrijven aan een toename van de arbeidsproductiviteit en de andere helft aan een stijging van het totale aantal gewerkte uren. In de Verenigde Staten liggen de verhoudingen anders, daar komt circa twee derde van de groei door de arbeidsproductiviteit.

Een opvallende casus is Japan. Het land maakte vanaf 1990 een lost decade door, waar het volgens velen anno 2016 nog steeds in vast zit. Kijkt men echter naar de ontwikkeling van de arbeidsproductiviteit, dan blijkt dat deze net zo sterk is toegenomen als in de Verenigde Staten. De lost decade van Japan wordt dus volledig veroorzaakt door een afname van het aantal gewerkte uren.

In de periode 2008–2014 daalt de groei in alle drie de landen sterk. In Nederland was er zelfs sprake van een lichte krimp, doordat het aantal gewerkte uren daalde en de groei van de arbeidsproductiviteit sterk afnam. De groei van zowel de Amerikaanse als de Japanse economie viel eveneens sterk terug, maar bleef positief, met name doordat de arbeidsproductiviteitsgroei nog redelijk standhield vergeleken met Nederland.

De verschillen in economische groei tussen deze drie landen lijken vooral voort te komen uit de ontwikkeling van het aantal gewerkte uren. Daarin spelen demografische ontwikkelingen een belangrijke rol. Een nadere uitsplitsing maakt dit goed zichtbaar; hierover gaat de volgende paragraaf.

De invloed van demografische ontwikkelingen

De ontwikkeling van het aantal gewerkte uren kan worden uitgesplitst in vier verschillende demografische factoren. De eerste factor is de totale omvang van de bevolking. De tweede is het aandeel van de bevolking dat een beroepsgeschikte leeftijd heeft (cohort 15–64). Als het aandeel in de beroepsgeschikte leeftijd afneemt is er sprake van vergrijzing. De derde factor is de netto-participatiegraad. Dit is het percentage van de beroepsgeschikte bevolking dat daadwerkelijk aan het werk is (de bruto-participatiegraad omvat ook de werklozen). De vierde en laatste factor is het gemiddelde aantal gewerkte uren per werkende. Dit kan als volgt worden weergegeven:

Totale aantal gewerkte uren = Bevolking  × Deel beroepsgeschikt × Deel werkend × Uren per werkende

= Bevolking × (Cohort 15-64 / Bevolking) × (Aantal werkenden / Cohort 15-64) × (Aantal gewerkte uren / Aantal werkenden)

440-443_BIESENBEEKproef-figuur3.jpg

Figuur 3 geeft de gemiddelde jaarlijkse groei van het aantal gewerkte uren in Nederland, de Verenigde Staten en Japan weer, uitgesplitst naar de bijdrage van deze vier factoren. Hieruit blijkt dat in de periode 1990–2008 de jaarlijkse stijging van het aantal gewerkte uren van 1,0 procent in de Verenigde Staten volledig op conto komt van demografische ontwikkelingen (+1,2 procentpunt per jaar). Het land kende namelijk een forse bevolkingsgroei dankzij een hoog geboortecijfer en migratie (OESO). Daarnaast was er in de Verenigde Staten in die periode nog geen sprake van vergrijzing: het aandeel mensen in de beroepsgeschikte leeftijd nam zelfs licht toe.

De belangrijkste oorzaak van de toename van het aantal gewerkte uren in Nederland was de forse stijging van de netto-participatie, als gevolg van de sterke toename van toetreding van vrouwen op de arbeidsmarkt (CBS, 2014). Ook de demografische ontwikkeling leverde hier per saldo een positieve bijdrage aan, van circa +0,4 procentpunt per jaar: de positieve bevolkingsgroei overtrof het negatieve effect van de vergrijzing (krimp van het cohort 15–64).

De Japanse economie had in tegenstelling tot die in Nederland en de Verenigde Staten per saldo juist last van de veranderende demografische ontwikkeling. De vergrijzing zorgde voor een negatieve bijdrage van 0,4 procentpunt per jaar. De matige groei van de bevolking bood hier weinig tegenwicht aan. Per saldo leverde de demografische ontwikkeling een negatieve bijdrage van 0,2 procentpunt per jaar. Daarnaast is het opvallend dat het aantal gewerkte uren per werkende flink afnam met 0,8 procentpunt per jaar, namelijk van 2031 uur in 1990 naar 1771 per werkende in 2008, zie tabel 1. Zo heeft de Japanse overheid onder andere in 1992 als onderdeel van een vijfjarenplan ter verbetering van de levensstandaarden de arbeidswet aangepast om de werktijd significant te verkorten (OESO, 2004).

440-443_BIESENBEEKproef-tabel2.jpg

In de periode die volgde, kantelde het beeld voor twee van de drie landen. In Nederland ging vergrijzing een grotere rol spelen. Daarnaast nam de netto-participatie af als gevolg van de crisis. De Amerikaanse economie zag eveneens een daling van de netto-participatie, maar had minder last van vergrijzing en kende wederom een sterke bevolkingsgroei. In Japan zette de krimp van het arbeidsaanbod in deze periode in dezelfde mate door als daarvoor. Onderliggend werd het negatieve effect van vergrijzing echter groter en sloeg de bevolkingsgroei om in krimp.

Demografische ontwikkelingen spelen onderliggend dus een belangrijke rol in het verschil in economische groei tussen de landen. Waar in de Verenigde Staten de toename van het aantal gewerkte uren volledig kan worden verklaard door demografische ontwikkelingen, speelde deze in Nederland een veel kleinere rol. Daar was in de periode 1990–2008 de stijging van het aantal gewerkte uren juist vooral te danken aan de toename van de netto-participatie. In Japan werkten de demografische ontwikkelingen juist negatief uit.

Toekomstige invloed van demografische ontwikkelingen op de economische groei

Figuur 4 laat het totale effect van demografische ontwikkelingen op de economische groei zien op basis van prognoses van de OESO over de ontwikkeling van bevolking en het cohort 15–64 tot aan 2050.

440-443_BIESENBEEKproef-figuur4.jpg

De demografische ontwikkeling zal in de toekomst een negatieve uitwerking op de groei van de Nederlandse economie hebben, omdat de bevolkingsgroei de komende decennia verder zal afnemen en de vergrijzing zal toenemen. Verhoging van de pensioenleeftijd zorgt ervoor dat deze negatieve uitwerking later optreedt, zie kader 1. Voor Japan zullen de demografische ontwikkelingen in de komende decennia een nog negatievere uitwerking op de economische groei hebben, van gemiddeld –1,0 procentpunt per jaar de komende twintig jaar naar gemiddeld –1,5 procentpunt in de jaren daarna. In de Verenigde Staten daarentegen zullen demografische ontwikkelingen ook de komende decennia een positieve bijdrage blijven leveren, van gemiddeld +0,5 procentpunt per jaar.

BiesenbeekKader1.png

Vanuit de netto-participatiegraad en het aantal gewerkte uren per werkende lijkt weinig groei te verwachten. De potentie tot het verder verhogen van de arbeidsparticipatie lijkt kleiner dan in het verleden. De netto-participatiegraad ligt in alle drie de landen in internationaal perspectief al op een hoog niveau, zie tabel 2.

440-443_BIESENBEEKproef-tabel3.jpg

Er is nog wel enige ruimte om de arbeidsparticipatie te verhogen. Zo kan in Nederland met name voor moeders met jonge kinderen de keuze om wel te werken nog worden beïnvloed met financiële prikkels (CPB, 2015). Hoewel het aantal gewerkte uren per persoon in Nederland beduidend lager ligt dan in de Verenigde Staten en Japan, reageert de keuze om meer uren te werken nauwelijks meer op financiële prikkels (CPB, 2015).

Conclusie

Als het om economische groei gaat, wordt de Amerikaanse economie vaak een voorbeeld voor Nederland genoemd. Dit is terecht als het op arbeidsproductiviteit aankomt, maar niet als het gaat om het aantal gewerkte uren. De toename van het aantal gewerkte uren is namelijk volledig te danken aan de groei van de omvang van de Amerikaanse bevolking. De Japanse economie daarentegen staat juist bekend als een slecht voorbeeld, vanwege haar lange periode van lage groei. De groei van de arbeidsproductiviteit in Japan was echter vergelijkbaar met die in de Verenigde Staten. De lage groei in Japan komt voor rekening van zowel lagere bevolkingsgroei, vergrijzing als daling van het aantal gewerkte uren per werkende over de afgelopen jaren. Dat de Nederlandse economische groei tot de crisis toch vergelijkbaar was met de Amerikaanse ondanks lagere groei van de arbeidsproductiviteit en de bevolking is te wijten aan een sterke toename van de netto-participatie vanwege het toetreden van vrouwen op de arbeidsmarkt.

Dit zijn de uitkomsten van een decompositie van de bronnen van economische groei. Door met deze decompositie naar de toekomst te kijken leren we het volgende: de Amerikaanse economie zal ook in de komende decennia een deel van de economische groei te danken hebben aan demografische ontwikkelingen. In Japan zal de economische groei nog meer worden gedrukt door demografische veranderingen. En in Nederland zal de komende jaren de bijdrage van demografische veranderingen op de economische groei omslaan van positief naar negatief. Het lijkt onwaarschijnlijk dat deze omslag in Nederland volledig opgevangen kan worden door een stijging van de netto-participatiegraad of het aantal uren per werkende. De verhoging van de pensioenleeftijd vertraagt deze omslag van een positieve naar een negatieve bijdrage van bevolkingsgroei op economische groei.

De invloed van demografische ontwikkelingen op economische groei is dus groot. Dat wordt nogal eens vergeten in het populaire debat, maar ook in het beleidsdebat. Door demografische ontwikkelingen en de afgenomen potentie om de arbeidsparticipatie te verhogen, zal economisch beleid ter stimulering van de economische groei zich in toenemede mate moeten richten op de verhoging van de arbeidsproductiviteit. Dit is al langer bekend, maar tot handelingsperspectief voor de beleidsmaker leidt dit nog onvoldoende. De OESO legt in haar onderzoeksprogramma een toenemende focus op arbeidsproductiviteit (McGowan et al., 2015). Dat is toe te juichen, en verdient navolging in de Nederlandse context.

Literatuur

CBS (2014). Deelname van vrouwen aan de arbeidsmarkt stabiliseert na jaren van stijging. CBS Webmagazine, 16 december.

CPB (2015) Kansrijk arbeidsmarktbeleid. CPB Boek, 16.

CPB (2016) Middellange Termijnverkenning 2018-2021. Den Haag: Centraal Planbureau.

McGowan, M.A., D. Andrews, C. Criscuolo en G. Nicoletti (2015) The future of productivity. Parijs: OESO.

OESO (2004) Employment Outlook 2004. Parijs: OESO.

Auteurs

Categorieën