Ga direct naar de content

Nieuwjaarsartikel: Het eeuwige tekort vraagt om keuzes

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: januari 18 2024

Nederland stelt zichzelf vele doelen die door schaarstes niet allemaal gerealiseerd kunnen worden. Door die schaarste – het eeuwige tekort – te accepteren en er daadwerkelijk naar te handelen kunnen we met de beschikbare middelen meer welvaart creëren.

In het kort

  • Een gebrek aan prioritering houdt de status quo in stand, en ondermijnt de haalbaarheid van maatschappelijke doelstellingen.
  • De overheid moet randvoorwaarden scheppen, het prijsmechanisme benutten, en economische dynamiek stimuleren.
  • De arbeidsmarktkrapte vraagt om een betere allocatie, en emissiehandel kan de beperkte stikstofruimte efficiënt verdelen.

“Economie is de wetenschap van de wijsheid van het eeuwige tekort”, zo schreef wijlen hoogleraar economie Arnold Heertje al. Schaarste is van alle tijden en zelfs het wezenskenmerk van de economische wetenschap. En die wetenschap hielp eerdere generaties verstandig om te gaan met schaarstes die minstens zo nijpend waren voor de welvaart.

De schaarstes waar we voor staan zijn groot. Na decennia waarin het tegengaan van werkloosheid een continue strijd was, vermindert zelfs een recessie nu amper de arbeidsmarktkrapte. Ook de beperkte (en krimpende) ruimte voor de uitstoot van onder meer broeikasgassen en stikstof is een steeds dwingender restrictie op economische activiteit.

We lijken als samenleving echter meer moeite dan voorheen te hebben om de consequenties van schaarste – qua arbeid, milieu, klimaat, grondstoffen, netcapaciteit en overheidsfinanciën (MinEZK, 2023) – te aanvaarden. In een economie die blijkens de positieve outputgap (data: DNB) al boven haar capaciteit ‘draait’, ligt het voor de hand om gas terug te nemen. Maar het tegenovergestelde gebeurt. Politieke ambities stapelen zich op; macro-economisch beleid blijft overwegend stimulerend; en de kansen van een gezonde economische dynamiek, waarin het verdwijnen van laagproductieve bedrijven ruimte creëert voor nieuwe bedrijven, lijken in de samenleving onvoldoende op waarde te worden geschat.

Ik neem daarom in dit Nieuwjaarsartikel twee schaarstes onder de loep: arbeid en de fysieke leefomgeving. Voor beide geldt dat ze een grote invloed hebben op maatschappelijke doelstellingen, dat ze inelastischer zijn dan veel andere schaarstes, en dat de schaarste ervan nu eerder toe- dan afneemt. Het zijn daarom bij uitstek domeinen waar er werk nodig is om tot een goede verdeling van de schaarse middelen te komen. Afsluitend trek ik overkoepelende lessen over de omgang met schaarstes in onze economie.

Schaarste verlamt economie en samenleving

Schaarste kan welvaartsverhogend werken. Een vraag die het bestaande aanbod overtreft kan een krachtige stimulans zijn voor het vergroten van aanbod, en zo de schaarste verminderen: de essentie van welvaartsgroei.

Voor een aantal actuele schaarstes geldt echter dat een hoger aanbod irreëel of onwenselijk is. De klimaatdoelstellingen bepalen de schaarse ruimte voor netto broeikasgasemissies, een gebrek aan fysieke ruimte en stikstofruimte bemoeilijkt het realiseren van de beoogde woningbouwproductie, en een tekort aan vakmensen dreigt een bottleneck te worden voor de energie- en klimaattransitie.

Bij zo’n inelastisch aanbod betekent een toename van de vraag dat niet alle gestelde doelen gerealiseerd kunnen worden. Keuzes en prioritering zijn dan onvermijdelijk. Op korte termijn kan dit pijnlijk zijn: het impliceert sluiting van bedrijven en tijdelijke baanverliezen. En het betekent dat sommige maatschappelijke doelen pas later worden gehaald dan gewenst. De baten van nieuwe bedrijvigheid, productiviteit en haalbare maatschappelijke doelstellingen volgen pas later, en kunnen in de samenleving op andere plekken neerslaan dan de kosten. En niet zelden wordt er bij (dreigende) pijn naar de overheid gekeken voor compensatie.

Uitblijven scherpe keuzes bestendigt status quo

Precies omdat de benodige aanpassingen pijnlijk zijn, blijven de scherpe keuzes die ervoor nodig zijn soms uit. In tijden van historische arbeidsmarktkrapte groeide het beroep op arbeid vanuit de publieke sector door (ING, 2023) – terwijl arbeidskrachten ook hard nodig zijn om bijvoorbeeld de industrie te verduurzamen. Door ontoereikend stikstof­beleid werd de schaarste van stikstofruimte almaar nijpender, totdat projecten van groot maatschappelijk belang uitstel en afstel ondergingen vanwege een slechts minieme stikstofuitstoot. En hoewel de overheidsfinanciën er op de korte termijn goed voor staan, komen ook in dat domein de noodzakelijke keuzes bij schaarste steeds moeilijker tot stand.

Het begrip ‘scherpe keuzes’ vraagt om inkleuring. Soms moet de politiek scherpte bieden met gedetailleerde sturing, al blijft dat zelfs voor competente overheden een notoir riskante onderneming. Ik pleit echter vooral voor een overheid die met randvoorwaarden een maatschappelijk gewenste verdeling van schaarse middelen afdwingt. De scherpte zit dan in het kiezen van passende randvoorwaarden.

Niet kiezen is ook kiezen, luidt het gezegde. Inderdaad: een gebrek aan keuzes leidt tot instandhouding van de status quo. Schaarse middelen, zoals arbeid, fysieke ruimte en stikstofruimte, blijven waar ze zijn, waardoor nieuwe economische activiteiten niet tot stand komen. Deze instandhouding van de status quo staat op gespannen voet met maatschappelijke doelstellingen, zoals de energie- en klimaattransitie. Hoewel klimaatbeleid de afgelopen jaren veel meer vaart kreeg, komt diezelfde urgentie juist in andere domeinen – zoals arbeidsmarkt en ruimtelijke ordening – nog niet altijd goed naar voren.

Arbeidsmarktkrapte is complexe puzzel

De krapte op de arbeidsmarkt is historisch groot. De werkloosheid is volgens cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek slechts 3,6 procent, en sinds eind 2021 overtreft het aantal openstaande vacatures zelfs het aantal werklozen. Dit is deels te verklaren uit het feit dat de economie zich nog steeds in een hoogconjunctuur bevindt. Het lijkt als gevolg van vergrijzing echter ook een langdurig verschijnsel: ouderen consumeren wel, maar werken doorgaans niet. Bovendien heeft stimulerend beleid de arbeidsvraag opgestuwd.

Vanwege de belangrijke rol van arbeid in nagenoeg ieder economisch proces heeft arbeidsmarktkrapte grote gevolgen voor het ondernemingsklimaat en maatschappelijke ambities. Inderdaad dreigt arbeidsschaarste een bottleneck te worden voor onder meer woningbouw (EIB, 2021), de energie- en klimaattransitie (PBL en ROA, 2022), onderwijs (SER, 2023), zorg (SER, 2023) en kinderopvang (ESB, 2023).

Productiviteitsgroei blijft voorkeursroute

De mogelijkheden om het effectieve arbeidsaanbod te vergroten zijn beperkt. De voorkeursroute blijft het bevorderen van productiviteitsgroei. Dit is een continue doelstelling van economisch beleid, maar extra belangrijk in tijden van arbeidsmarktkrapte: door meer te produceren met dezelfde hoeveelheid arbeid kan de arbeidsschaarste afnemen.

Om de productiviteitsgroei te verhogen zullen we krachtiger moeten inzetten op verschillende instrumenten die tezamen een verschil kunnen maken. Zowel publieke als private investeringen in innovatie en R&D zijn nodig, idealiter conform de Lissabon-doelstelling van drie procent van het bruto binnenlands product. Adequate infrastructuur (fysiek, digitaal en energie) en hoogwaardig onderwijs blijven essentiële randvoorwaarden (MinEZK, 2019). De zorgwekkende verslechtering van PISA-scores van Nederlandse scholieren vormt daarom een risico voor onze toekomstige welvaart (Meelissen et al., 2023).

Ook economische dynamiek is belangrijk voor productiviteitsgroei, vooral in de dienstensector (CPB, 2021). De lage en soms zelfs dalende productiviteit in de (semi-)publieke sector vraagt specifiek om aandacht (SER, 2023). Concreet kan er onder meer worden ingezet op lagere regeldruk en op arbeidsbesparende technologie, zoals robotisering en kunstmatige intelligentie. Laatstgenoemde zou een grote productiviteitsgroei kunnen ontketenen, al is dit wel onzeker.

Meer arbeidsaanbod beperkt mogelijk

Ook een hoger arbeidsaanbod, via meer gewerkte uren of een hogere participatiegraad, kan de arbeidsschaarste verminderen. De afgelopen decennia is het arbeidsaanbod succesvol beleidsmatig gestimuleerd: de arbeidsparticipatie ligt historisch hoog, al is het aandeel deeltijdwerkers ook groot (onder meer in kraptesectoren zoals de zorg). Evenwel lijkt het resterende arbeidspotentieel beperkt (Kesteren en Klinker, 2023).

Een aandachtspunt blijft dat werken voldoende moet lonen. De roep in het publieke debat om een hoger minimumloon ondermijnt dit zolang er een automatische koppeling is met de uitkeringen, waaronder de AOW. Een grotere prikkel om bij een minimumloonsverhoging te gaan werken, valt vanwege de koppeling grotendeels weg. Het behouden van deze koppeling bij extra minimumloonsverhogingen is daarom in mijn ogen ongewenst.

Het arbeidsaanbod kan ook worden vergroot via arbeidsmigratie. Dit gaat wel gepaard met neveneffecten, zoals een hogere vraag die schaarstes (zoals het woningtekort) kan verergeren. Dit vraagt dus om een gedifferentieerde aanpak gericht op hoogproductieve sectoren en voor maatschappelijke opgaven relevante kraptesectoren (Adviesraad Migratie, 2023). Hiertoe is het waardevol om instrumenten te houden die hoogwaardige arbeidsmigratie stimuleren.

Betere allocatie van bestaand arbeidsaanbod

Hoewel er dus mogelijkheden zijn om de arbeidsschaarste te verminderen, lijkt het niet aannemelijk dat dit de komende jaren voldoende zal zijn. We moeten daarom ook kijken naar de arbeidsvraag (Kremer et al., 2023) en een betere verdeling van het bestaande arbeidsaanbod. Het prijsmechanisme binnen de arbeidsmarkt – de loonvorming – blijft leidend om tot een efficiënte allocatie te komen. Door fricties en de complexiteit van de markt is er evenwel meer nodig voor een goede allocatie. Ik zal hier drie voorbeelden noemen.

Aangezien de huidige overheidsdoelen tezamen meer arbeid vereisen dan haalbaar is, is er ten eerste prioritering vereist. In (semi-)publieke kraptesectoren kan dit loonsverhogingen impliceren; de beperkte beschikbaarheid van publieke middelen leidt dan automatisch tot prioritering. Een kleinere arbeidsinzet in publieke sectoren is ook een reële optie, zelfs als dit leidt tot lagere kwaliteit. Een keuze voor behoud van de kwaliteit van zorg impliceert bijvoorbeeld een geringere beschikbaarheid van arbeidskrachten elders in de economie.

Ten tweede kan de overheid economische dynamiek op de arbeidsmarkt stimuleren en zo een efficiëntere allocatie van arbeid bevorderen. Het verhogen van de arbeidsmobiliteit  kan werkenden naar productievere banen doen bewegen. Conform de adviezen van de Commissie-Borstlap is een grotere wendbaarheid van werkgevers en werknemers daarom gewenst. Vooralsnog ligt de nadruk bij de implementatie van deze adviezen erop om ‘flex minder flex’ te maken. Om de balans te behouden en de arbeidsmobiliteit te stimuleren is het raadzaam nu ook de vaste contracten minder vast te maken (Gonne, 2023), bijvoorbeeld via een versoepeling van het ontslagrecht. Een cruciale voorwaarde is een goed functionerende infrastructuur voor om- en bijscholing, zodat vrijgekomen arbeid ook daadwerkelijk terechtkomt op productievere plekken.

Een derde puzzelstukje is de aansluiting van onderwijs op de arbeidsmarkt, aangezien de huidige aansluitingsproblematiek de werving in verschillende kraptesectoren bemoeilijkt (Bakens et al., 2023). Hoewel de arbeidsvraag van de toekomst niet precies te voorspellen is, kunnen we wel anticiperen op aannemelijke trends, zoals het groeiende belang van digitale vaardigheden, en een toenemende arbeidsvraag voor de energietransitie. Zowel loopbaanbegeleiding (ook door werkgevers) als het experimenteren met financiële prikkels voor studies met goede arbeidsmarktperspectieven kunnen helpen. Ook is het raadzaam om kaders te stellen voor het onderwijsaanbod, wat onderwijsinstellingen kan aansporen tot het instellen van een numerus fixus.

Niet alles kan overal in de fysieke leefomgeving

De schaarste binnen de fysieke leefomgeving in Nederland – één van de dichtstbevolkte landen ter wereld – kan worden onderverdeeld in drie categorieën: ruimte, milieu en klimaat. Naast de beperkte fysieke ruimte komen ook de beperkte ruimte voor milieuverontreiniging en de uitstoot van broeikasgassen steeds helderder naar voren, vanwege de grote invloed op natuurkwaliteit en de leefbaarheid van de planeet (IPCC, 2023).

De schaarstes in de fysieke leefomgeving raken aan veel maatschappelijke doelstellingen. Zo zijn de beperkte stikstofruimte en geschikte fysieke ruimte potentiële bottlenecks voor onder meer woningbouw, energie- en digitale infrastructuur, en duurzame industrie (MinBZK, 2023a).

De schaarstes zijn bovendien inelastisch: de beschikbare ruimte in Nederland is eindig, en gegeven de doelstellingen rond natuurherstel en klimaatmitigatie is een lagere uitstoot van stikstof en broeikasgassen onontkoombaar. Zoals het Adviescollege Stikstofproblematiek onder leiding van Johan Remkes het formuleerde: niet alles kan overal (2020).

Omdat de schaarstes inelastisch zijn, is het noodzakelijk om verdeling af te dwingen. Bij broeikasgassen gebeurt dat binnen ETS-sectoren (Emissions Trading System) tamelijk efficiënt door de uitstoot te beprijzen. Een wenselijke verdeling van fysieke ruimte is zowel conceptueel als praktisch ingewikkelder. Ik richt me hier daarom op de vermoedelijk urgentste schaarste voor economische ontwikkeling: de verdeling van de stikstofruimte.

Emissiehandel verdeelt stikstofruimte efficiënt

Net als bij broeikasgassen is er bij stikstofuitstoot sprake van een extern effect: de schadelijke gevolgen voor mens en natuur. Vanwege ontoereikend beleid in het verleden zijn er voor de korte termijn geen aantrekkelijke opties meer. Om verdere grote economische en maatschappelijke schade te voorkomen zijn er snelle maatregelen nodig om depositie te reduceren; sommige maatregelen, zoals de uitkoopregeling, zijn de afgelopen jaren al genomen.

Voor de lange termijn is het wel mogelijk om te sturen op randvoorwaarden en vervolgens de concrete invulling aan ondernemers over te laten. Theoretisch is een passend instrument emissiehandel: deze vorm van doelsturing biedt (anders dan bijvoorbeeld een heffing) zekerheid over de vermindering van de stikstofuitstoot. Zoals het rapport ­Normeren en beprijzen van stikstofemissies (MinBZK, 2023b) beargumenteert, zou de huidige landelijke stikstofdoelstelling zelfs overbodig kunnen worden, omdat de totale toegestane uitstoot conform de natuurdoelen voor elk natuurgebied door de overheid wordt vastgesteld. Bedrijven kunnen deze emissierechten onderling verhandelen, zodat de rechten worden gekocht door bedrijven die er de meeste waarde mee kunnen genereren, en elk bedrijf een prikkel heeft om de uitstoot te reduceren. Aangezien de natuurschade voortvloeit uit (excessieve) stikstofdepositie, dient dit ook de basis te zijn voor de emissiehandel.

Wegens het lokale karakter van de stikstofproblematiek is het – mits uitvoerbaar – van groot belang om rekening te houden met de locatie van stikstofemissies. Vanwege het grensoverschrijdende karakter van stikstofuitstoot kunnen afspraken over deze uitstoot met buurlanden bovendien van grote waarde zijn.

Een belangrijk voordeel van emissiehandel is dat het economische dynamiek faciliteert. Momenteel is er een onevenwichtigheid tussen nieuwe projecten met relatief weinig uitstoot die geen vergunning krijgen, en bestaande activiteiten met een relatief hoge uitstoot. Sporadisch vindt er in feite al emissiehandel plaats: via het zogeheten ‘extern salderen’ kan de stikstofruimte die in vergunningen besloten ligt, worden verhandeld. Een emissiehandelssysteem kan dit externe salderen formaliseren en breed toegankelijk maken, waardoor niet alleen de benodigde reductie maar ook een economisch efficiëntere verdeling van de stikstofruimte kan worden gerealiseerd. Ook wordt hiermee ondernemersvrijheid geborgd en uitstootverlagende innovatie gestimuleerd.

Wel zou een emissiehandelssysteem voor activiteiten met minimale stikstofuitstoot tot hoge transactiekosten kunnen leiden. Een oplossing hiervoor is een verhoging van de ondergrens van de depositiewaarde (analoog aan de ondergrens bij het ETS), waardoor er zonder het kopen van rechten vergunningverlening mogelijk wordt (MinBZK, 2023b). Dit kan echter alleen onder voorwaarde dat er voldoende stappen zijn gezet om stikstofuitstoot te reduceren.

Implementatie en gevolgen emissiehandelssysteem

Economisch efficiënter gebruikmaken van de stikstofruimte via een emissierechtensysteem zal de landbouwsector veranderen, die verantwoordelijk is voor bijna de helft van de stikstofdepositie. Gezien de stikstofreductie die wettelijk nodig is, en het grote economische en maatschappelijke belang van andere activiteiten die tot stikstofdepositie leiden, is een emissiereductie in de landbouwsector onvermijdelijk. Bij de invoering van een emissiehandelssysteem dient er dan ook rekening te worden gehouden met de verdeling van de kosten en een passend ‘ingroeipad’.

Om de pijn van de transitie in de landbouwsector te verlichten, kan worden overwogen om emissierechten (deels) kosteloos aan boeren toe te kennen op basis van hun huidige uitstoot (naar rato van het plafond) – analoog aan de gratis uitstootrechten bij ETS . Een deel van de stikstofdaling kan gerealiseerd worden door reductie in andere sectoren en innovatie, maar ook zal er zeer waarschijnlijk een kleinere veestapel nodig zijn.

Ik ben me bewust van de praktische bezwaren die ook bij emissiehandel spelen. Bij ontwikkeling en implementatie van zo’n systeem zou er onder meer aandacht nodig zijn voor de uitvoerbaarheid, juridische houdbaarheid, buitenlandse emissies, en voor de gevolgen in het landelijk gebied. Evenwel geldt ook voor alternatieve oplossingsrichtingen – en zeker voor de status quo – dat er reële nadelen zijn. In de afweging tussen de mogelijke varianten lijkt emissiehandel ten minste een kansrijke optie, die reductie realiseert en de economie weer in beweging brengt.

Handelen naar schaarste

Hoewel de aard van de schaarste van arbeid en die in de fysieke leefomgeving verschillen, kunnen we uit deze casussen drie lessen trekken: stel kaders die de verdeling van schaarste afdwingen; benut de kracht van het prijsmechanisme voor allocatie van schaarse middelen; en stimuleer economische dynamiek.

In de eerste plaats illustreren beide casussen de noodzaak van het erkennen van en handelen naar schaarste. Het vergroten van aanbod blijft een terecht streven, en zeker bij arbeidsmarktkrapte blijft productiviteitsgroei een essentiële oplossingsrichting. Tegelijkertijd is het nodig om randvoorwaarden te stellen die verdeling afdwingen. Bij gebrek aan prioritering dreigen er maatschappelijke doelstellingen in gevaar te komen. Met expliciete keuzes kan de overheid de realisatie van de belangrijkste doelen van de samenleving veiligstellen. Bovendien kan aan ondernemers broodnodige duidelijkheid en aanpassingstijd worden geboden door bijtijds kaders te stellen. Zo worden ze in staat gesteld om te anticiperen op veranderingen in de economie, en kan de afbouw van activiteiten – voor zover nodig – in goede banen worden geleid.

Het maken van scherpe keuzes betekent nadrukkelijk niet dat de overheid de toekomstige economie in detail moet inkleuren. In sommige domeinen, zoals ruimtelijke ordening, is een coördinerende rol voor de overheid weggelegd. In de regel heeft het echter de voorkeur om generieke randvoorwaarden te stellen waarmee wordt gestuurd op maatschappelijk wenselijke uitkomsten, zonder dat de overheid met de economie gaat legoën. Dit voorkomt overheidsfalen, houdt de economie flexibel en benut de wendbaarheid en innovatiekracht van maatschappij en bedrijfsleven.

Een belangrijke manier om generieke randvoorwaarden te stellen – de tweede les – is om waar mogelijk de allocatieve efficiëntie van het prijsmechanisme te benutten. Een emissiehandelssysteem kan bijvoorbeeld bewerkstelligen dat de schaarse stikstofruimte op economisch efficiënte wijze wordt verdeeld, zonder dat er gedetailleerde sturing van de overheid nodig is. Ook voor arbeidsmarktkrapte kunnen prijsprikkels nuttig zijn, zoals bij de aansluiting van onderwijs op de arbeidsmarkt, en het voorkomen van een automatische koppeling bij incidentele minimumloonsverhogingen.

Het prijsmechanisme heeft bovendien als voordeel dat het kan bijdragen aan het stimuleren van economische dynamiek: de derde les. Dynamiek stelt nieuwe economische spelers in de gelegenheid om te groeien en om schaarse middelen aan te trekken, en stimuleert daarmee de economische vernieuwing en technologische vooruitgang die bepalend zijn geweest voor onze economische ontwikkeling. Vanzelfsprekend is hier onlosmakelijk aan verbonden dat bestaande activiteiten weg moeten kunnen vallen, zeker gezien de genoemde schaarstes in de economie. Deze kant van economische dynamiek is op korte termijn pijnlijk, maar uiteindelijk waardevol voor maatschappelijke en economische vooruitgang.

Een aandachtspunt bij zowel het beprijzen van externe effecten als de economische dynamiek die dit teweeg kan brengen, is weglek: economische activiteit, met bijbehorende neveneffecten, kan zich verplaatsen naar het buitenland. Bij het antwoord op de vraag hoe problematisch dit is, is er precisie nodig over wat er weglekt. Gezien het mondiale karakter van klimaatverandering kan weglek van CO2-uitstoot het externe effect verergeren in plaats van verminderen. Ook het verdwijnen van bedrijven die strategisch belangrijk zijn of sleutelrollen vervullen in economische ecosystemen is een risico. Weglek van werkgelegenheid is doorgaans minder problematisch, omdat gegeven de arbeidsmarktkrapte een sterk stijgende werkloosheid voorlopig onwaarschijnlijk is. Bij stikstofuitstoot kan weglek zelfs een onderdeel van de oplossing zijn, aangezien een hogere stikstofuitstoot op veel plekken geen risico vormt voor de natuur.

Tot slot

In Heertjes definitie van de economie als “wetenschap van de wijsheid van het eeuwige tekort” zit besloten dat schaarste van alle tijden is. De vraag is dus niet alleen hoe schaarste verminderd kan worden, maar ook hoe met schaarste om te gaan. De wijsheid schuilt er in eerste instantie in om dit gegeven te aanvaarden – en er vervolgens naar te handelen. Ik hoop dat ik een aantal handvatten heb kunnen bieden voor een economie die niet verzandt in de status quo, maar die in staat wordt gesteld te groeien.

Getty Images

Literatuur

Adviescollege Stikstofproblematiek (2020). Niet alles kan overal. Advies, 8 juni.

Adviesraad Migratie (2023) Verkenning: Arbeidsmigratie: Oplossing voor economie en demografie? Advies, 11 december.

Bakens, J., L. Cobben, H. Abbink et al. (2023) De arbeidsmarkt naar opleiding en beroep tot 2028. ROA. ROA Rapport, 003. Te vinden op cris.maastrichtuniversity.nl.

CPB (2021) The contribution of business dynamics to productivity growth in the Netherlands. CPB Discussion Paper, augustus.

EIB (2021) Trends op de bouwarbeidsmarkt, 2021–2025. Economisch Instituut voor de Bouw, Rapport, oktober.

ESB (2023) Dossier Kinderopvang. ESB, 108(4827S).

Gonne, N. (2023). Lifting labour supply to tackle tightness in the Netherlands. OECD Economics Department Working Papers, No. 1771. 

ING (2023) Arbeidsmarktkrapte: De impact van vergrijzing, verduurzaming en deglobalisering. ING Research, november.

IPCC (2023). Climate Change 2023: Synthesis Report. Te vinden op www.ipcc.ch.

Kesteren, J. van, en I. Klinker (2023) Onbenut arbeidspotentieel onder deeltijdwerkers beperkt. ESB, 109(4826), ), 467–469.

Kremer, J., G. Muskee, B. Kok en M. Imandt (2023) De oplossing voor langdurige krapte is minder arbeidsvraag. ESB, 108(4826), 484–486.

Meelissen, M., N. Maassen, J. Gubbels et al. (2023) Resultaten PISA-2022 in vogelvlucht. Universiteit Twente. Te vinden op www.rijksoverheid.nl.

MinBZK (2023a) Contourennotitie Nota Ruimte, 30 september. Te vinden op www.rijksoverheid.nl.

MinBZK (2023b) Normeren en beprijzen van stikstofemissies: Sturen op stikstof. ABDTOPConsult Rapport, 14 juni.

MinEZK (2019) Kamerbrief Groeistrategie voor Nederland op de lange termijn, CE-AEP / 19283606, 13 december.

MinEZK (2023) Perspectief op de Nederlandse economie: Innovatief, duurzaam, sterk en welvarend. MinEZK Rapport, juni.

PBL en ROA (2022) Inzicht in arbeidsmarktknelpunten voor de uitvoering van het klimaatbeleid. PBL-publicatienummer 4931.

SER (2023) Waardevol werk: Publieke dienstverlening onder druk. Oplossingsrichtingen voor de arbeidsmarktkrapte. SER Advies, 23/01.

Auteur

  • Sandor Gaastra

    Secretaris-generaal van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat

Categorieën

Plaats een reactie