Ga direct naar de content

Herijking: een gepasseerd station

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: juni 17 1993

Herijking: een gepasseerd station
Stel dat het sociale-zekerheidsstelsel de grote kwaal van onze maatschappij vormt. Dan nog is het de
vraag of ‘herijking van de verzorgingsstaat’ op dit moment de passende remedie vormt. Weliswaar is
het volumebeleid door achtereenvolgende regeringen nooit met
een adequate inzet gevoerd, en
hebben de sociale partners nooit
echt meegewerkt. Maar wat zou de
uitkomst van dat beleid nog kunnen zijn als die inzet en medewerking er nu wel in voldoende mate
waren?
Feit is dat het arbeidsopnemingsvermogen van onze economic al seA. van der Zwan
dert 1975 aan erosie onderhevig is,
waarbij laaggekwalificeerde arbeid het ernstigst getroffen wordt. Samen met de steeds fundamentelere
‘mismatch’ tussen vraag en aanbod van arbeid, heeft
dit een oneigenlijk gebruik van de WAO in gang gezet, iets dat vervolgens op andere regelingen is overgeslagen. Aldus heeft het sociale-zekerheidsstelsel
zich ontwikkeld tot een vangnet voor vrijwel iedereen wiens arbeidskwalificaties te kort schieten, waarbij het onderscheid tussen kunnen en willen diffuus
geworden is.
Meer dan tien jaar geleden tekende het gevaar
van deze ontwrichting zich reeds duidelijk af. De recessie van begin jaren tachtig met zijn dramafische
uitstoot van arbeid zette namelijk in zonder dat de
werkgelegenheid zich van de voorgaande recessie
voldoende had weten te herstellen. Dat beeld is sedertdien niet veranderd, niettegenstaande de uitzonderlijk lange periode van hoogconjunctuur die we
thans afgesloten hebben. Het ziet er zelfs naar uit,
dat wij aan de vooravond staan van een hernieuwde
grootschalige uitstoot van arbeid. Maar anders dan in
de beginjaren tachtig zijn we tegen die druk niet
meer bestand.
Als er een periode geweest is waarin herijking
van de verzorgingsstaat aan de orde was, dan was dat
gedurende de kabinetten Lubbers-I en II. Helaas zijn
in die periode de aanzetten tot activerend arbeidsmarktbeleid gestrand, terwijl de werkgelegenheidspolitiek gereduceerd werd tot een beleid van lage
lonen. Lubbers-Ill heeft hierin geen verandering gebracht. Dit neemt niet weg dat ten tijde van de kabinetten Lubbers wel degelijk werkgelegenheidssuccessen zijn geboekt. Deze successen zijn echter bovenal
door de hoogconjunctuur gecreeerd, en zullen bij
een omslag ook weer snel te niet worden gedaan. De
huidige uitstoot van arbeid is immers veel groter dan
de reele teruggang van de produktie. Marginale arbeidsplaatsen, gecreeerd in de jaren tachtig, gaan nu
als eerste weer verloren.
Door de kwalitatieve mismatch is de stijging van
de werkgelegenheid in de jaren tachtig evenmin ge-

paard gegaan met een adequate terugloop van de
werkloosheid. En hiermee zijn we op een kernpunt
beland. De kritische grens van het beroep op sociale
zekerheid is al lang overschreden. Nu opnieuw een
massale uitstoot van arbeid voor de deur staat, zal het
beroep op uitkeringen een verdere toeneming laten
zien, bij fors lagere belasting- en premie-inkomsten.
Ruimte voor conjunctureel stimuleringsbeleid ontbreekt. Onder die omstandigheden doet het prediken
van ‘herijking van de verzorgingsstaat’ tamelijk theoretisch aan; de sturingsmogelijkheden hiervoor zijn
inmiddels verdampt.
Onder de huidige economische omstandigheden
betekent het terugdringen van de sociale zekerheid
dus het drastisch korten op uitkeringsrecht en uitkeringshoogte. Nog afgezien van de politiek-maatschappelijke spanningen die dergelijke ingrepen teweeg
zullen brengen, zal de legitimering ervan alleen gevonden kunnen worden in een geloofwaardige verbetering van de werkgelegenheidsvooruitzichten.
Hier stuiten we op een tweede kritisch punt. Het
valt immers niet in te zien hoe deze werkgelegenheidsvooruitzichten geboden kunnen worden zonder
een ingrijpende strategische herorientatie van de Internationale monetaire en handelsbetrekkingen. Het
is immers de concurrence uit Azie die het arbeidsgenererend vermogen van de Europese economieen de
afgelopen decennia zo heeft ondermijnd. Op dit punt
valt alleen al door de snelle opkomst van China eerder een verscherping te verwachten dan een verzachting. Serieuze verbetering van de werkgelegenheid
zal dus moeten aansluiten bij wijzigingen in de internationale concurrentieverhoudingen. Frankrijk, dat
binnen Europa de leiding neemt van een nieuw protectiefront (minister Juppe spreekt reeds van ‘sociale
dumping’ door primitief-kapitalistische landen) zal
waarschijnlijk over niet te lange tijd door Duitsland
worden bijgevallen, gezien de grote sociale spanningen waaraan dit land blootstaat. Deze verwachting is
te meer gerechtvaardigd nu Duitse industrielen openlijk spreken over verplaatsing van produktie naar
China en Oost-Europa.
Maar hoe realistisch een dergelijke strategische
herorientatie ook mag zijn, zij houdt een trendbreuk
in die groot verzet zal oproepen. Politiek-maatschappelijke spanningen zullen nationaal en internationaal
hoog oplopen. De uitkomsten hiervan vallen niet helemaal te voorzien, het minst de heftigheid van de
conflicten en de wijze waarop ze uitgevochten zullen
worden. De afloop ervan zal wel uitdraaien op een
nieuw Bretton Woods. Voor het zover is zullen Europa en de wereld toneel van gisting en woelingen zijn.
Vast staat dat protectie het belaagde Europa slechts tijdelijk soelaas zal bieden; niet meer dan een adempauze om de economic weer concurrerend te maken.
Dat de verzorgingsstaat hierbij verder op de helling
zal gaan, laat zich raden. Herijking is een gepasseerd
station.

Auteur