Ga direct naar de content

Handelsoorlog leidt tot minder kleding made in China

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: januari 17 2020

■ Bert Burger (Atradius)

De handelsoorlog is straks wellicht ook merkbaar in de Nederlandse kledingwinkels. Nu hangen deze voor een belangrijk deel vol met niet al te dure broeken, jurkjes en andere textielproducten uit China. Andere landen worden echter steeds belangrijker als leverancier van onze vrijetijdsgarderobe. Het afgelopen jaar lieten met name Bangladesh en Vietnam een flinke stijging van de textielexport zien (figuur).

Wat in de textielindustrie gebeurt, is illustratief voor een bredere ontwikkeling, die bovendien al langer speelt. China wordt duurder als gevolg van stijgende loonkosten, wat past bij de ontwikkeling die het land doormaakt. China klimt op in de waardeketen en richt zich steeds meer op de productie en export van hoogwaardige producten. De sectoren die het moeten hebben van lage productiekosten, zoals de textielsector, hebben het juist moeilijk. Landen met lagere lonen nemen de productie over.

De handelsoorlog versnelt deze ontwikkeling, aangezien de Chinese export getroffen wordt door invoertarieven. De recente ‘phase one deal’ tussen de Verenigde Staten en China heeft voor nu de scherpste kantjes van het conflict afgehaald, maar de eerder ingestelde importtarieven worden niet teruggedraaid en ook op andere manieren blijft de rivaliteit tussen de beide grootmachten de wereldeconomie parten spelen. De verstoring van handelsstromen en verschuiving van productie naar minder optimale locaties werkt prijsopdrijvend, zelfs voor producten waarvoor geen tarieven zijn ingesteld. Het onzekere handelsklimaat zet de economische groei wereldwijd onder druk.

De ontwikkelingen in de textielsector laten dus zien dat sommige ­landen profiteren van de handelsoorlog. De loonkosten vertellen echter niet het hele verhaal. Landen met relatief hoge lonen, zoals Taiwan en Zuid-Korea, zien de textielexport dalen – dit past in het plaatje. Maar ook India wordt geconfronteerd met een daling, terwijl de loonniveaus daar net als in Bangladesh en Vietnam concurrerend zijn. De verklaring is dat ook landspecifieke factoren een rol spelen. In Bangladesh is het voor veel ­grote kledingconcerns makkelijk om meer kleding te laten produceren vanwege al bestaande productiefaciliteiten in dat land. Vietnam heeft sterke handelsbanden met de VS, dat de invoertarieven op Chinees textiel heeft ingesteld, en exporteert al veel textielproducten. In India ontbreken deze voorsprong gevende factoren en er heerst een relatief zwak investeringsklimaat voor buitenlandse ondernemingen.

Auteur

Categorieën