Ga direct naar de content

Gematigd optimisme

Geplaatst als type:
Gepubliceerd om: januari 12 1994

Conjunctuur

Gematigd
• •
optimisme
De OESO voorziet dit jaar een aantrekken van de groei tot gemiddeld
2,1% voor de 24 geïndustrialiseerde
landen. Belangrijkste motor achter de
verwachte groei van de wereldhandel
met 5,4% in 1994 vormen de Angelsaksische landen, die een groei van
rond 3% kunnen laten zien. Omdat
voor de Europese landen de ruimte
voor binnenlandse groei prikkels beperkt is, zal hier het herstel met name
moeten worden getrokken door stijgende exporten. Volgens de OESO is
het echter nog allerminst zeker of de
versoepeling van het monetaire beleid voldoende sterk zal zijn om het
verkrappende effect van noodzakelijke overheidsbezuinigingen
te neutraliseren. Bezorgd is de OESO over een
verder oplopen van de werkloosheid
in Europa, die op termijn een bedreiging kan vormen voor de overheidsfinanciën. Doordat de economische
groei in Europa beperkt zal blijven
voorziet de OESO wel dat de inflatie
in 1994 en 1995 een verdere daling
kan laten zien. Voor Japan is de
OESO uiterst voorzichtig. De combinatie van een sterk verslechterde concurrentiepositie en een binnenlandse
vraaguitval zal ook in 1994 een stempel drukken op het verloop van de
Japanse conjunctuur.

Economie VS groeit sterk
De groei over het derde kwartaal is
in twee stappen opwaarts herzien
van 2,7% tot 2,9%. Terwijl de verwachtingen omtrent de groei van de
Amerikaanse economie in het vierde
kwartaal van 1993 al hoog gespannen waren, lijken de werkelijke cijfers nog beter dan verwacht. Voor
het vierde kwartaal lopen de schattingen zelfs op tot bijna 5%. Zowel het
bedrijfsleven als de consumenten tonen een sterker wordend optimisme.
Zo is de index voor inkoopmanagers
(NAPM) de afgelopen maanden gestegen tot 57,9% en noteert de index
voor het consumentenvertrouwen
in

november boven de SO. Geholpen
door het lage renteniveau weet met
name de huizensector hiervan sterk
te profiteren. Nadat de werkloosheid
in 1993 een daling heeft ingezet tot
6,4% in december, wordt voor het
eerste kwartaal van 1994 een verdere
toename van het aantal banen voorzien. De regering verwacht dat de bedrijven dit jaar de sterkste groei in de
investeringen zullen laten zien van
de afgelopen zes jaar.
Zowel de dollar als het pond zagen
zich gesteund door steeds betere economische cijfers. In de Verenigde Staten is hierdoor de angst voor een verkrapping van het monetaire beleid
toegenomen.
De Dow Jones index kon record na
record laten optekenen. Voor het
eerst werd een slotstand van boven
de 3S00 bereikt. Voor de breder samengestelde S&P 500 index, die ook
in 1993 al was achtergebleven, gold
dat nog niet. Op Wall Street waren
het vooral de cyclische fondsen die
de kar trokken. Het positieve nieuws
ten aanzien van de economische ontwikkeling lag daaraan mede ten
grondslag. Van tijd tot tijd zorgt de
obligatiemarkt voor enige onrust, als
de opduikende inflatie-angst de obligatiekoersen drukt. Tot nu toe blijken
echter de positieve krachten sterker,
met name de winstontwikkeling van
het Amerikaanse bedrijfsleven.

]apansegroeigeflatteerd
Tegen alle verwachtingen in heeft de
Japanse economie in het derde kwartaal van 1993 nog een groei laten
zien. Dank zij de huizenbouw en investeringen van de overheid werd
een groei van 0,5% behaald ten opzichte van het voorgaande kwartaal.
Dit cijfer geeft echter geen reden
voor optimisme. Meer recente economische indicatoren schetsen een aanhoudend negatief beeld. De detailhandelsverkopen lieten in november
voor de IS-de maand in successie op
jaarbasis een daling zien en de industriële produktie noteerde in november bijna 4% lager dan dezelfde
maand een jaar eerder. Als gevolg
hiervan is de werkloosheid opgelopen tot 2,S% en lijkt het Japanse ‘life
time employment’ op zijn grondvesten te schudden. Dit heeft de Japanse
werknemer uiterst pessimistisch gestemd over de hoogte van de jaarlijkse bonussen. Naast de binnenlandse
vraagterugval kampt Japan ook met

de negatieve gevolgen van de sterke
Japanse yen. Hierdoor is de sterke
stijging van het handelsoverschot uit
het recente verleden tot stilstand gekomen. De afgelopen twee maanden
heeft het handelsoverschot zelfs een
daling laten zien tot $ 9,05 mrd. in november, doordat de groei van de export onder druk is komen staan.
De roep om nieuwe stimuleringsmaatregelen wordt almaar sterker. Na
stimuleringen in de vorm van overheidsinvesteringen en renteverlagingen gaan nu stemmen op om via een
verlaging van de inkomstenbelasting
de Japanse bevolking tot consumeren
aan te zetten. Cruciaal hiervoor is
evenwel dat de consument zijn vertrouwen herwint en niet de extra inkomsten gebruikt om zich via nog hogere besparingen te wapenen voor
economisch slechtere tijden.
De Japnse yen stond onder druk.
In Japan leek met het begin van het
nieuwe jaar het vertrouwen in een
opleving van de economie volledig
verdwenen te zijn. Daarbij liet de regering in het ongewisse of, en zo ja
wanneer, ze de inkomstenbelastingen
zal verlagen. Daar komt bij dat van
Amerikaanse zijde de noodzaak voor
een sterkere Japanse yen minder relevant is geworden nu een eind is gekomen aan de stijging van het Japanse
handelsoverschot en de Amerikaanse
economie sterk groeit. Toch heeft de
Amerikaanse minister van Financiën
nog eens benadrukt dat Japan niet de
zwakke yen moet gebruiken om via
de export de recessie te boven te komen. De Japanse yen daalde van
f 1,77 tot bijnaf 1,71 per 100 yen.
Eind vorig jaar was alle hoop voor
de Japanse beurs verdwenen toen
zelfs even het niveau van 16.000 voor
de Nikkei-index werd doorbroken.
Sindsdien is toch sprake van enige
opluchting en zijn we weer boven de
1S.000 beland. Hieraan liggen mede
steunaankopen, die geïnitieerd worden door de Japanse overheid, ten
grondslag. Met het oog op de afsluiting van het boekjaar eind maart
wordt alle mogelijke moeite gedaan
de boeken van beleggers en banken
er nog redelijk te doen uitzien.

Duits herstel onzeker
De meevallende cijfers over de Duitse economie in het tweede en derde
kwartaal van vorig jaar vormden voor
de Duitse regering aanvankelijk aanleiding om een economisch herstel

van 1% à 1,5% in 1994 te prognosticeren. Recentelijk echter heeft de
Duitse regering haar optimisme iets
getemperd. Aanleiding vormde een
reeks van economische cijfers die
aanduiden dat de Duitse economie in
de laatste maanden van vorig jaar
een negatieve wending heeft genomen. De industriële produktie lag in
november 4,5% onder het niveau van
dezelfde maand een jaar eerder en
2,1% lager dan in oktober. Het extreem koude weer lijkt hiervoor maar
ten dele een verklaring te kunnen geven, aangezien dit gepaard zou moeten gaan met een hogere energieproduktie. Daarnaast is de werkloosheid
gestegen van 7,8% in november tot
8,1% in december en algemeen leeft
de verwachting dat deze stijging in
de loop van dit jaar zal voortduren.
Van sommige kanten wordt zelfs
gesproken over een ‘double dip’-scenario, waarbij de Duitse economie in
1994 weer opnieuw in een recessie
terecht zou komen. Deze visie wordt
echter tegengesproken door het verloop van de conjunctuurindicator
van
het Duitse Handelsblatt, die al gedurende vijf achtereenvolgende
maanden een stijging laat zien. Ook het
Duitse bedrijfsleven is niet uitgesproken somber. Van het Duitse bedrijfsleven acht de meerderheid het dieptepunt van de recessie achter de rug,
een sterke opleving van de conjunctuur wordt evenwel niet voorzien.
De opkomende twijfels over de herstelkracht van de Duitse economie beklemtonen eens te meer de noodzaak
om de rentetarieven verder te verlagen. De Bundesbank heeft al aangegeven, bij monde van president Tietmeyer, dat in de loop van 1994 de
inflatie onder de 3% zal duiken, waarmee vanuit de Bundesbank de bereidheid tot renteverlagingen lijkt te zijn
toegenomen.
Evenals de Japanse yen stond ook
de Duitse mark onder druk. In Duitsland zorgden met name berichten
over de werkloosheid, de industriële
produktie en orderontvangsten voor
een toenemende onzekerheid over
een snel economisch herstel. Echter
de Bundesbank zag hierin geen reden om al bij de eerste bijeenkomst
in het nieuwe jaar de officiële tarieven te verlagen. Pas als de inflatie, de
geldgroei en de koers van de Duitse
mark het toelaten zal de Bundesbank
de tarieven verlagen. Ten opzichte
van de gulden viel de Duitse mark terug totf 1,118. Echter de daling van

E5B 12-1-1994

beide valuta’s was groter ten opzichte van de Angelsaksische valuta’s.

Twijfels over Britse
renteverlaging
De Britse economie onderscheidt
zich in positieve zin duidelijk van de
rest van Europa. In het derde kwartaallag het bbp 2,1% hoger dan een
jaar eerder. Dit groeicijfer volgt op
een groei van 1,9% in het tweede
kwartaal. De groei-impuls wordt gedragen door de consumenten. In november zijn de detailhandelsverkopen met 3,9% gestegen, na een stijging van 3,4% in oktober. Wel neemt

!
Fvan Lanschot
Bankiers nv
SINDS 1737
door de sterke groei de vrees voor
het oplopen van de inflatie toe. De
daling van de inflatie tot onder de
1,5% werd voor een groot deel veroorzaakt doordat de hypotheektarieven het afgelopen jaar sterk zijn gedaald. Wanneer hiervoor wordt
gecorrigeerd dan ligt de inflatie ruim
1o/o-punt hoger. Gegeven het feit dat
de lange rente inmiddels haar dieptepunt lijkt te hebben bereikt en het
komend jaar een lichte stijging kan
laten zien, moet er rekening mee worden gehouden dat de inflatie vanaf
het huidige lage niveau weer relatief
snel zal stijgen. Dit maakt een verlaging van de Britse basisrente, als compensatie voor de bezuinigingen bij
de overheid, minder waarschijnlijk.
De hoop op een renteverlaging werd
nog eens extra verkleind doordat in
december de geldhoeveelheid een
stijging van 5,8% op jaarbasis heeft
laten zien. Evenals de Duitse Bundesbank beschouwt ook de Britse Bank
of England de ontwikkeling van de
geldhoeveelheid als indicator voor de
inflatie.

op 1,7% uitgekomen. Hiermee is over
het gehele jaar 1993 de inflatie op
2,1% uitgekomen, tegenover 3,7% in
1992. De sterke gulden, dalende
grondstoffen en het eruit/open van
de BTW-verhoging van 1992 vormden de belangrijkste factoren voor
het dalend inflatieverloop. Voor dit
jaar wordt verwacht dat de inflatie
zich zal stabiliseren en op jaarbasis
iets boven het huidige niveau zal uitkomen. Een tweede punt waar Nederland zich positief distantieerde van
Duitsland was de winkelomzet. In november lag de detailhandelsomzet
3,6% hoger dan een jaar eerder. Gecorrigeerd voor inflatie was de stijging 2,4% groot, echter een groot
deel hiervan moet worden toegeschreven aan het verschil in koopdagen.
Na de Duitse discontoverlaging op
22 oktober tot 5,75%, heeft de Bundesbank vervolgens een pas op de
plaats gemaakt. De Nederlandsche
Bank daarentegen heeft gesteund
door de sterke positie van de gulden
vervolgens voortgang gemaakt met
tariefsverlagingen. Met name de sterke prestatie van Nederland op het
gebied van de inflatie, die de afgelopen twee maanden op 1,7% is uitgekomen, bood hiervoor de ruimte.
Nadat eind december het beleningstarief was verlaagd tot 5,6%, is op 6
januari het beleningstarief opnieuw
verlaagd en wel tot 5,5%. Een verlaging van de voorschotrente tot 5,25%
was noodzakelijk, aangezien dit tarief
als bodem voor het beleningstarief
wordt gehanteerd. De Nederlandse
officiële en geldmarkttarieven noteren inmiddels 50 basispunten onder
de vergelijkbare Duitse tarieven. De
Nederlandse obligaties wisten evenwel niet evenredig sterk te profiteren
van de lagere Nederlandse geldmarkttarieven. Na sterke koersdalingen in
de laatste weken van vorig jaar is de
10-jaarsrente na even de 5,50% te
hebben gehaald vervolgens weer
licht opgelopen. Een belangrijke factor hierbij was dat vanuit de Verenigde Staten het renteklimaat een lichte
verslechtering heeft laten zien als gevolg van de vrees voor een oplopende inflatie.

Lage inflatie Nederland
Op verschillende fronten presteert
Nederland aanmerkelijk beter dan de
belangrijkste handelspartner Duitsland. In december is de inflatie voor
de tweede achtereenvolgende
maand

Deze bijdrage is ontleend aan de tweewekelijkse publikatie Beleggen met Van

Lanschot