Ga direct naar de content

Flexibele arbeidsmarkt dankzij de EMU?

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: oktober 29 1997

Flexibele arbeidsmarkt dankzij de EMU?
Aute ur(s ):
Butter, F.A.G. den (auteur)
De auteur is hoogleraar algemene economie aan de Vrije Universiteit, Amsterdam en bestuurslid van de EALE.
Ve rs che ne n in:
ESB, 82e jaargang, nr. 4130, pagina 908, 26 november 1997 (datum)
Rubrie k :
Uit de vakliteratuur
Tre fw oord(e n):
arbeidsmarkt, uit, de, vakliteratuur

In de discussies over de voor- en nadelen van de EMU verschuift de aandacht van het monetaire en budgettaire beleid naar de
arbeidsmarkt. Dat is niet zo verwonderlijk nu, mede dankzij de in het Verdrag van Maastricht gestelde criteria, de inflatie en de
begrotingstekor- ten in de meeste aspirant EMU-landen tot een aanvaardbaar niveau zijn teruggebracht. De hoge werkloosheid vormt
nog het enige majeure beleidsprobleem.
Over het algemeen luidt de diagnose dat de hoge werkloosheid in Europa van structurele aard is. Vandaar dat de oplossing vooral gezien
wordt in institutionele veranderingen waardoor de flexibiliteit van de arbeidsmarkt wordt vergroot en schokken beter opgevangen
kunnen worden. Zijn dergelijke institutionele veranderingen gemakkelijker door te voeren binnen het beleidskader van de EMU dan
daarbuiten? Lars Calmfors stelde deze vraag in zijn lezing op het congres van de European Association of Labour Economists (EALE) in
Aarhus in september 1997 1.
Calmfors plaatst de institutionele hervorming op de arbeidsmarkt binnen de macro-economische theorie van de monetaire
beleidscoördinatie. Uitgangspunt is het model van Barro en Gordon dat het probleem van de tijdsinconsistentie in het monetaire
stabilisatiebeleid beschrijft. Monetair beleid kan daarbij alleen op korte termijn werkgelegenheid boven het structurele evenwichts-niveau
bewerkstelligen. Op de lange termijn leidt dit discretionaire beleid echter tot een hogere inflatie dan wanneer het monetaire beleid zich aan
een voorafgesproken beleidslijn zou hebben gehouden. Deze extra inflatie is hoger naarmate de evenwichtswaarde van de werkloosheid
hoger uitkomt.
Een institutionele hervorming van de arbeidsmarkt, waarbij arbeidsmarktrigiditeiten worden weggenomen, kan ertoe bijdragen dat het
natuurlijke werkloosheids- niveau daalt en dus ook de additionele inflatie die een discretionair monetair stabilisatiebeleid met zich
meebrengt. In de economie bestaan echter ook tegenkrachten tegen een dergelijke institutionele hervorming. De aanvulling van Calmfors
op het Barro-Gordon-model is dat hij deze weerstand tegen institutionele hervorming opneemt als een additioneel element in de
maatschappelijke verliesfunctie (of preferentiefunctie). Aldus is in het model de politieke afweging ingebouwd tussen de weerstand
tegen institutionele hervorming en de betere beleidsprestaties in termen van minder werkloosheid en eventueel minder inflatie die zo’n
hervorming oplevert.
De vraag is nu in hoeverre deze politieke afweging anders uitpakt binnen de EMU dan wanneer de landen afzonderlijk, buiten de EMU
om, een beslissing tot institutionele hervorming van de arbeidsmarkt zouden nemen. Een eenduidig antwoord blijkt niet mogelijk. Dat is
jammer voor fervente voor- of tegenstanders van de EMU die weer een extra argument of bezwaar aan hun lijstje hadden kunnen
toevoegen. De nuancering van Calmfors past daarentegen volledig in het wetenschappelijk debat over de EMU waarbij de voors en
tegens zo goed mogelijk tegen elkaar worden afgewogen en waar geen plaats is voor borrelpraat.
Zo maakt het volgens Calmfors geen verschil voor de hervormingsgezindheid binnen of buiten de EMU wanneer het monetair beleid
volledig volgens vaste regels plaatsvindt en zich dus geen tijdsinconsistentie voordoet. Indien de monetaire autoriteiten daarentegen
met gevaar voor extra inflatie een actieve conjunctuurpolitiek bedrijven, kan de bereidheid om tot hervorming van de arbeidsmarkt te
komen buiten de monetaire unie groter zijn dan daarbinnen. Dit geldt wanneer de welvaartseffecten van flexibilisering bij een activistisch
monetair beleid buiten de EMU groter zijn dan daarbinnen.
Maar de weegschaal kan ook de andere kant uitslaan: er zijn mechanismen waardoor de hervormingsgezindheid binnen de monetaire unie
groter is dan daarbuiten. Opmerkelijk is dat Calmfors juist daarom voorstelt om arbeidsmarktbeleid niet in de discussie rond de EMU te
betrekken. Hij is namelijk bang dat de weerstand tegen institutionele hervorming van de arbeidsmarkt zal neerslaan in een weerstand
tegen de EMU, wanneer het argument wordt gehanteerd dat het klimaat voor een dergelijke institutionele hervorming binnen de EMU
gunstiger is dan daarbuiten. Deze argumentatie lijkt mij echter wat al te defensief. Immers, indien de voorwaarden gelden waarbij
flexibilisering van de arbeidsmarkt binnen de EMU meer voordeel oplevert dan daarbuiten, zal een rationeel publiek (zeg de sociale
partners) geen bezwaar tegen de EMU hebben.
Dit geldt bijvoorbeeld wanneer het welvaartsverlies vanwege schommelingen in de werkgelegenheid groter wordt naarmate de
gemiddelde werkloosheidsvoet hoger is. Flexibilisering van de arbeidsmarkt, waardoor men op een lager werkloosheidsniveau uitkomt, is
dan binnen de EMU van belang vanuit een voorzorgsmotief. De werkgelegenheidsschommelingen zullen binnen de EMU namelijk groter
zijn dan daarbuiten omdat er minder mogelijkheden zijn om asymmetrische schokken te dempen. Een gunstig klimaat voor hervorming
van de arbeidsmarkt binnen de monetaire unie ontstaat ook wanneer de reële lonen zich dankzij de hervorming beter aan exogene macro-

economische schokken aanpassen. Het monetaire beleid hoeft dan minder grote schokken op te vangen. Kortom, de EMU is goed voor
de flexibiliteit op de arbeidsmarkt, indien deze slecht is voor het stabilisatiebeleid op de arbeidsmarkt

1 L. Calmfors, Unemployment, labour market reform and EMU, Institute for International Economic Studies, Stockholm University,
mimeo, september 1997.

Copyright © 1997 – 2003 Economisch Statistische Berichten (www.economie.nl)

Auteur