Ga direct naar de content

Exporteren Belgische en Nederlandse ondernemingen te weinig naar verre landen?

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: juni 16 1982

Exporteren Belgische en Nederlandse
ondernemingen te weinig naar verre landen?
PROF. DR. P. DE GRAUWE*

Inleiding
Zowel in Belgie als in Nederland is een discussie ontstaan over de invloed van de exportstructuur op de concurrentiekracht van deze beide landen. Een zekere consensus schijnt zich te hebben afgetekend over een aspect
van het probleem, namelijk de regionale structuur van de
export. Hierover bestaat nu een relatief grote eensgezindheid. Gesteld wordtdat in beide landen de regionale structuur van de export ongunstig is. Met name Belgische en
Nederlandse ondernemingen zouden hun afzetmogelijkheden te veel in de directe buurlanden en te weinig in verre
(en snel groeiende) landen zoeken. De label 1 schijnt deze
opinie te bevestigen.
Tabel 1. Export naar OPEC- en ontwikkelingslanden
(OL) als percentage van de totale export in 1980
OPEClanden

Ontwikkelingslanden

OPEC- en
ontwikkelingslanden

6,9
9,5
12,5

18,9
17,1
16,8

25,8
26,6
29,3

Belgie . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

Franknjk a) . . . . . . . . . . . . . .
Vercnigd Koninkrijk . . . . . . .

Bron: IMF, Direction of trade.
a) Voor Frankrijk hebben de cijfers betrekking op 1979.

De export van Belgie en van Nederland naarde OPECen ontwikkelingslanden bedraagt slechts 13% van de totale uitvoer van deze twee landen, en is veel lager dan in de
andere landen zoals Duitsland, Frankrijk, het Verenigd
Koninkrijk en Italie.
Bij het gebruik maken van een ..constant market share”analyse komt men tot een gelijksoortige bevinding: al te
grote concentratie van de Belgische en de Nederlandse uitvoer in traaggroeiende buurlanden is een handicap geweest
voor de Belgische en de Nederlandse ondernemingen gedurendedejarenzeventig 1). Uitdezeobservatiesvolgtdan
gewoonlijk de conclusie dat de Belgische respectievelijk de
Nederlandse ondernemers niet dynamisch genoeg zijn en
dat ze afzet in verre markten niet aandurven. De volgende
stap is vlug gezet: Belgie en Nederland hebbeneen krachtig
industrieel exportbeleid nodig dat crop moet zijn gericht
de exporteurs te stimuleren om hun afzet in verre landen te
vergroten.

De zwakke regionale structuur van de Belgische en
Nederlandse uitvoer: een vals probleem
De bewering dat Belgie en Nederland een zwakke regionale structuur hebben van hun uitvoerpakket is gebaseerd op een onjuist gebruik van de statistische informatie
vervat in label I. Immers, het aandeel van de export naar
verre landen in hel lolale uilvoerpakkel zal om zuiver sta-

628

lislische redenen lager liggen bij kleine landen dan bij
grole landen. De reden is dal voor kleine landen hel grensverkeer een relatief grotere rol speelt dan voor grote landen. Het probleem kan op de volgende wijze worden geillusireerd. Vergelijken we Beieren met Belgie of Nederland: beide regie’s hebben ongeveerdezelfdeeconomische
dimensie. Een typische onderneming in Beieren verkoopt
een relatief groot deel van haar produktie in de omliggende regie’s, zoals Hessen, Baden-Wurtemberg, Oostenrijk
en een kleiner deel in verder liggende landen (waaronder
de OPEC-landen) een typisch Belgische onderneming verkoopt eveneens, zoals de Beierse onderneming, een relatief groot deel van haar produktie in omliggende regio’s,
zoals Nederland, Noord-Frankrijk, Rijnland en een kleiner deel in meerafgelegen gebieden, waaronder het OPECgebied. (Een zelfde redenering geldt voor Nederland.)
Wanneer nu de exportstatistieken van Duitsland worden
opgesteld, valtde Beierse,,export” naar Hessen en BadenWurtemberg weg. Het gevolg is dat wanneer de verhouding tussen de export naar de OPEC-landen en de totale
export wordt beschouwd, deze hoger zal zijn voor Beieren
(en Duitsland) dan voor Belgie, respectievelijk Nederland,
omdat de noemer in het eerste geval kleiner is. Dit betekent echter geenszins dat de Beierse onderneming een grotere afzet van haar produkten realiseert in OPEC-landen
dan de Belgische of Nederlandse onderneming. Het betekenl ook niet dat de Beierse (Duitse) onderneming een
gunstiger afzetstrucluur heeft. Deze zet evenveel produkten af in traag groeiende regio’s, zoals de Belgische en
Nederlandse onderneming, en heeft dus een even grote
..handicap” als deze laatste. Alleen verschijnt dit niet in
de exportstatislieken.
Een alternatieve indicator
Om te corrigeren voor deze vertekening, die de resultante is van verschillende economische dimensies van landen, moet het aandeel van de export naar OPEC-landen
en de ontwikkelingslanden in het nationaal produkt wor-

* Hoogleraar economic aan de Katholieke Universiteit van Leuven. Deauteuris Mqnique Feyaertsdankbaarvoorhaarefficiente
onderzoeksassistentie.
I) Zie Tijdschrift van de Nationale Bank van Belgie, november
1980, Brakman, lepma en Kuypers komen tot de bevinding dat
deze handicap in Nederland heeft gespeeld sinds de tweede helft
der jaren zeventig. Zie S. Brakman, C. J. lepma en S. K. Kuypers,
The determination of the Netherlands’ export performance
during the late seventies: a matter of competitiveness or export
structure?, Universiteit van Groningen, 1982. Deze idee dat de
regionale structuur van Belgie en Nederland ongunstig is, vindt
men ook regelmatig terug in de economische rapporten van international instellingen. Zie b.v. EG-commissie ..Economic Europeenne”, L’ evolution des structures sectorielles des economies
europeennes depuis la crise du petrole, 1973-1978, 1979, biz. 35.
Zie ook OESO-landen studies, b.v. Belgie-Luxemburg, april
1982.

den berekend. Deze indicator geeft weer hoeveel van de

land vergelijken met andere landen. Dit wordt gedaan in

nationale produktie wordt verkocht in verre landen. Ook

de figuren 1 en 2. Hieruit blijkt dat Belgie en Nederland

hier echter kan een vertekening optreden, in de omgekeerde richting dan, zoals blijkt uit label 2.

Tabel 2. Export naar OPEC- en ontwikkelingslanden
als percentage van het bruto nationaal produkt in 1980

het helemaal niet slechter hebben gedaan. In 1970 bedroeg

de Belgische export naar de OPEC-landen 0,5% van de tolale Belgische omzet van goederen en diensten. Voor Nederland was dit percentage 0,6. In 1980 waren deze percentages opgeklommen lol 1,6, respeclievelijk 1,7. De stijging van deze percentages is hoger dan in de andere EG-

landen.
OPEClanden

2,5
2,5

Verenigd Koninkrijk …….

2.1
2,5

Ontwikkelingslanden

OPEC- en
ontwikkelingslanden

Figuur 1. Export naar OPEC- en ontwikkelingslanden

3,6
3,3

6,1

als percentage van het bruto nationaal produkt en de invoer

3,8
3,3

5,9
5,8

Bron: IMF, Direction of trade, en International financial statistics.

a) De percentages zijn berekend voor 1979.

De export van Belgie (Nederland) naar de OPEC- en de

ontwikkelingslanden bedraagt 7,2% (6,1%) van het Belgische (Nederlandse) nationaal produkt; percentages die
hoger zijn dan in de andere landen. De vertekening die
hier optreedt vloeit voort uit het feit dat de exportstatistieken produktie(omzet)cijfers zijn, terwijl het bruto

nationaal produkt de toegevoegde waarde weergeeft. In
kleine landen zoals Belgie en Nederland zal de export nor-

maliter meer invoer bevatten (en dus minder toegevoegde
waarde) dan in een groot land. Dit geeft een opwaartse

vertekening van het Belgische en Nederlandse percentage
in label 2. Om hiervoor te corrigeren zou de toegevoegde
waarde in de export moeten worden gedeeld door hel bru-

lo nationaal produkt. Een allernatieve benadering bestaat

Figuur 2. Export naar de OPEC-landen als percentage
van het bruto nationaal produkt en de invoer

erin de exportcijfers le delen door hel bruto nationaal produkt en de waarde van de invoer. Deze indicator meel dan
welk aandeel van de lotale omzet van goederen en diensten wordl uitgevoerd. De resultaten van deze berekening
worden weergegeven in label 3.
Wal hel meest opvalt in deze label is dat de vijf be-

schouwde landen een gelijk aandeel van hun produktie afzellen in OPEC- en ontwikkelingslanden. Daarenboven

zijn Belgie en Nederland landen die het op dit gebied in
vergelijking met Duitsland en Frankrijk zelfs iels beler
doen. M.a.w., er is geen bewijs le vinden voor de bewe-

ring dal Belgische of Nederlandse ondernemingen een
minder grole inspanning doen dan hun Duilse of Franse

collega’s om hun produklen af te zetlen in verre landen.
1970

Tabel 3. Export naar OPEC- en ontwikkelingslanden
als percentage van het bruto nationaal produkt en de

invoer in 1980
OPEClanden

Ontwikkelingslanden

, OPEC- en
ontwikkelingslanden
4,5

Belgie . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
1.2
1.0
1,7
1,9

2,8
3,1

3,8

2,6

4,5

Bron: IMF, Direction of trade, en International financial statistics.
a) De percentages zijn berekend voor 1979.

1971

1971

1?T3

1974

I97J

1976

1977

1971

Besluit
Er is geen bewijs voorhanden dat Belgische en Nederlandse ondernemingen een minder grote inspanning leveren om goederen af le zetten in verre landen (OPEC- en
onlwikkelingslanden) dan de andere belangrijke EG-landen. De bewering die hieromtrent dikwijls wordt geuit,
sleunl op gegevens die kleine landen in een ongunslig daglicht plaatsen. Corrigeert men voor deze vertekening dan
blijkt het dat Belgische en Nederlandse ondernemingen
een even groot deel van hun omzet realiseren in OPECen ontwikkelingslanden. Het idee dat Belgie en Nederland
een handicap hebben ten gevolge van een ongunstige regionale structuur van hun export berust op een statistische fictie.

Deze conclusie wordl ook bevesligd wanneer we de onlwikkeling van deze exporlaandelen van Belgie en Neder-

ESB 23-6-1982

P. de Grauwe

629

Auteur