*** dit is deel 5 van de serie over de verkiezingen ***
Wat is het probleem?
In de huidige verkiezingscampagne staat het onderwerp Europa hoog op de agenda. Dat is winst, want Europa doet er toe, wat je er verder ook van mag vinden. Het werd ook tijd. Tijdens de campagne voor het referendum over het Lissabon-verdrag in 2005 kreeg de minachtig voor het electoraat groteske proporties. Pas toen duidelijk werd dat het Nee-kamp terrein begon te winnen, stuurde men Piet-Hein Donner erop af. Hij liet optekenen dat de wereld zou vergaan zonder het verdrag. De uitslag van het referendum laat zien dat de Nederlandse burger zich zo niet laat behandelen en gelukkig maar.
De aandacht voor Europa tijdens verkiezingen brengt ook risico’s met zich mee. Het proces van Europese eenwording is complex en de gevolgen zijn ingrijpend. Het discours over Europa kent twee grote gebreken.
Ten eerste hebben we aan karikaturen geen gebrek. Onze euro’s die in bodemloze Griekse en Spaanse putten zouden verdwijnen, tegenover Europa als redder van de crisis en baken van vrede.
Ten tweede wordt alles op één hoop gegooid: Europese integratie, de euro, lidmaatschap van de EU, de netto-betalingspositie van Nederland, verdere uitbreiding en de overdracht van meer bevoegdheden naar Brussel – alsof het allemaal één pot nat is.
Wat is er aan gedaan?
De afgelopen jaren heeft Nederland weinig gedaan in Europees verband. Het kabinet Rutte, gegijzeld door de gedoogconstructie met de PVV, wist niet veel meer te doen dan pappen en nathouden.
Waarom is het dan nog steeds niet opgelost?
De werkelijke problemen worden vooruitgeschoven. Er is minimaal een onderscheid nodig tussen Europese eenwording en de introductie van de euro. De Europese integratie is voor Nederland een flagrant economisch succes, niet in de laatste plaats omdat Nederland als kleine open economie gebaat is bij lage handelsbarrières. Daarnaast is Nederland in een globaliserende wereld te klein om een geopolitieke speler van betekenis te zijn. Via Europa kunnen we onze invloed wel doen gelden.
Ingewikkelder wordt het met de euro. Daar ligt een wezenlijke vraag voor of Europa – zeker met de kennis van nu – dit wel goed heeft aangepakt. De consensus onder experts is dat de introductie van de euro vooral een politieke beslissing is geweest waarvoor een scherpe economische onderbouwing en een goede politieke inbedding grotendeels ontbraken.
Het oplossen van de europroblemen gaat met grote kosten gepaard. Deze realiteit leent zich erg slecht voor welles-nietes-discussies en karikaturen. Nederland heeft in vrijwel geen enkel dossier een constructief voorstel in Brussel gedaan. Willen we een wezenlijke bijdrage aan Europa leveren, zullen we uit een ander vaatje moeten tappen.
Wat moet er gebeuren?
Dit is het moment om een principiële keuze over de euro te maken. De ene optie is om afscheid te nemen van kwetsbare landen in de eurozone, met het risico van paniek en verspreiding van de besmetting naar de – op dit moment – minder kwetsbare landen. Daarmee wordt erkend dat de verschillen tussen landen structureel te groot zijn om op een economisch gezonde manier een gezamenlijke munt te voeren. Het afscheid moet niet via een shocktherapie plaatsvinden, want die is duur en leidt tot chaos. Het is dan beter om voor een langzame exit te kiezen, die in Griekenland al feitelijk is ingezet, omdat veel partijen hun posities aanzienlijk hebben verminderd of afgeschreven.
De andere optie is het eurogebied bij elkaar houden. Dan zullen stappen tot verdere politieke integratie gezet moeten worden. Dit vraagt grensoverschrijdende solidariteit – een solidariteit die mede als functie heeft een sterk signaal af te geven naar de financiële markten. Een monetaire unie zonder politieke unie is gelijk aan het gokken op economische groei en spontane begrotingsdiscipline. We weten dat dat een illusie is.
Inmiddels gaat de Europese trein door en ligt het plan van EU-president Van Rompuy op tafel. Hierin pleit hij voor een Bankenunie, een Begrotingsunie, een invulling van het Groeipact en een versterking van de democratische legitimiteit en verantwoordingsplicht. Hoewel het plan vanzelfsprekend niet uitblinkt in detail, zou het voor de verkiezingen goed zijn als partijen laten weten wat ze ervan vinden. Als ze het niets vinden, moeten ze ons vertellen wat dan een redelijk alternatief zou zijn.
Er zal snel na 12 september duidelijkheid moeten komen over de standpuntbepaling van Nederland. De Nederlandse burgers, net zo goed als onze Zuid-Europese medeburgers, hebben daar recht op. De kosten van telkens weer tijd kopen zijn hoger dan de kosten van het maken van een heldere keuze, wat die keuze ook mag zijn.
Hoe reëel is het dat dit ook daadwerkelijk wordt uitgevoerd?
De Nederlandse positiebepaling in Europa hangt sterk af van de kleur van het nieuwe kabinet. In geval van een centrum-kabinet ligt een constructievere visie op Europa wellicht binnen handbereik. Helt het nieuwe kabinet naar rechts of naar links, dan is er alle kans dat – net als afgelopen jaren – het populisme zegeviert en Nederland zich steeds verder afzondert van de andere lidstaten.
Auteur
Categorieën