Ga direct naar de content

Euromythen

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: februari 8 2002

Euromythen
Aute ur(s ):
Theeuw es, J.J.M. (auteur)
De auteur is hoogleraar en wetenschappelijk directeur van SEO, Universiteit van Amsterdam.
Ve rs che ne n in:
ESB, 87e jaargang, nr. 4346, pagina 103, 8 februari 2002 (datum)
Rubrie k :
Prikkel
Tre fw oord(e n):

In het televisiejournaal op de avond na de invoering van de euro haalde de nieuwslezer een fles cola en een zak chips onder de tafel
vandaan en vroeg aan de buitenlandse correspondenten in Berlijn en Parijs wat deze, voor de Europese burger essentiële
levensmiddelen, daar in de supermarkt kosten. Aan de Brandenburger Tor en onder de Eiffeltoren bleken verschillende europrijzen te
gelden. In de dagen na de invoering van de euro herhaalden de kranten een soortgelijke prijzenstudie. Het resultaat was altijd
hetzelfde. Men verbaasde zich over de grote prijsverschillen, maar rekende er vervolgens vol vertrouwen op dat de euro gauw alle
prijzen voor alle Europese burgers van Groningen tot Palermo gelijk zou trekken. Daarmee zou de euro meer worden dan alleen maar
vulgair geld. De euro zorgt voor gelijke chips- en colaprijzen voor iedereen, en daarmee voor de verwezenlijking van het
gelijkheidsideaal van de Franse revolutie.
De eerste zegening van de euro is dat je geen geld meer hoeft te wisselen als je met vakantie gaat. De tweede grote zegening zou moeten
zijn, dat Nederlanders geen Douwe Egberts koffie of Calvé pindakaas in de camper hoeven mee te sjouwen, want die kost straks aan de
Costa del Sol net zoveel als in Urk.
Maar de prijs van cola, chips en haarknippen wordt nooit hetzelfde in heel Europa. In de gulden tijd verschilde de prijs van een kilo
perssinaasappelen op de Albert Cuyp tussen kramen aan de Van Woustraat en aan de Ferdinand Bol. De euro verandert daar niets aan.
Zelfs in de Verenigde Staten, waar ze al jaren dezelfde munt hebben, is de prijs van het nationale blikje cola nog steeds niet overal
hetzelfde. Prijzen zullen blijvend verschillen. Een gelijke prijs komt alleen tot stand wanneer de markt volkomen transparant is en
transport- en transactiekosten kleiner zijn dan het prijsverschil, zodat arbitrage profijtelijk wordt. De euro verlaagt hooguit de
transactiekosten maar alle andere onvolmaaktheden blijven bestaan. Door informatieproblemen is zelfs een lokale markt niet transparant.
De informatie die de consument heeft over welke prijs in welke winkel geldt, is onvolledig en de inspanning is te groot om voor elk goed
naar de goedkoopste winkel te zoeken waardoor prijsverschillen blijven bestaan.
De Europese markt is door zijn omvang nog minder transparant dan de Amsterdamse Pijp en de transport- en transactiekosten alleen
maar groter. Regionale marktverhoudingen blijven de regionale marktprijs bepalen. Olijfolie is goedkoper in Spanje dan in Nederland
omdat de vraag daar veel groter is en het aanbod zich heeft aangepast. Door het groter productievolume kunnen de Spanjaarden van
schaalvoordelen profiteren en goedkoper produceren. De regionale marktstructuur kan verschillen. In het ene land is de concurrentie
minder hevig dan in het andere land en zijn de prijzen navenant hoger.
Als de euro al enige invloed heeft op de prijzen, dan is dat in de sectoren die blootstaan aan de gesel van de internationale handel. Maar
ook op de internationale markt worden dezelfde goederen niet voor dezelfde prijs verhandeld. Internationale markten zijn nooit helemaal
transparant en arbitrage van prijsverschillen is niet altijd mogelijk. De internationale prijsverschillen worden door de euro niet vanzelf
kleiner. Zo moeilijk was het vroeger ook niet om een prijs in Duitse marken te herleiden tot een guldenprijs. Door de euro verdwijnt alleen
het wisselkoersrisico. Misschien wordt daarmee de gemiddelde prijs iets lager, maar niet de prijsvariatie.
Van de euro wordt verder verwacht dat hij bijdraagt aan de politieke eenwording van Europa. Niemand weet of de economische kosten
van de invoering van de euro groter of lager zijn dan de economische baten. Maar dat is niet zo belangrijk, roepen de voorstanders, want
het Hogere Doel van de euro is niet economisch, maar politiek. Door de euro wordt de eenheid van Europa sterker. Iedere keer als we
onze portemonnee trekken, voelen we ons steeds meer Europees burger. Dat collectieve eurogevoel overstijgt de economische som van
plussen en minnen.
Maar wordt de euro echt de lijm die alle burgers van de Europese Unie aan elkaar plakt? We weten dat een munt en slecht monetair beleid
met groot gemak een samenleving kunnen ontwrichten. Denk aan de economische ondergang van Argentinië deze dagen of – nog erger denk aan de Duitse mark na de eerste wereldoorlog, de hyperinflatie van de Weimar-republiek en de opkomst van Hitler. Werkt het ook in
de andere richting? Als een slechte munt een land kan vernietigen, kan een goede munt dan een natie opbouwen? Het is in elk geval niet
voldoende. Zelfs een goede munt, zoals de Belgische frank, heeft niet kunnen tegenhouden dat België steeds verder van een
eenheidsstaat afgleed. In Joegoslavië is de gemeenschappelijke dinar er niet in geslaagd om de historische verschillen blijvend te
overbruggen.
Veel zegeningen telt de euro niet. Hij is niet de grote gelijktrekker van alle prijzen of de Otto von Bismarck van de Europese politieke
eenheid. Op de internationale valutamarkten wint hij het niet van de dollar. Het is een lelijk eendje dat nooit een zwaan zal worden. Hij
mist stijl en allure, met zijn fletse kleuren en zijn blokkendoosfiguren. Het is bureaucratengeld, het platgeslagen compromis van een
vermoeide commissie. Poldergeld dus. Daarom werd hij in Nederland vlotter dan waar ook in Europa geaccepteerd.

Copyright © 2002 – 2003 Economisch Statistische Berichten ( www.economie.nl)

Auteur