Ga direct naar de content

Eten en werken

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: juli 28 1982

L. Huffman

Eten en werken
Sinds de apostel Paulus zijn tweede
brief aan de inwoners van Thessalonica
schreef, gelooft bijna de gehele wereld
dat hij die niet werkt, ook niet zal eten.
Soms werd dat geloof ter discussie gesteld of zelfs naar het rijk der fabelen verwezen. Een van de athei’sten die dat deed
was Keynes. Hij maakte duidelijk dat om
te kunnen werken, je eerst moet eten.
Eigenlijk is dat niet zo’n vreemde stelling. Ze lijkt immers rechtstreeks overgenomen uit de natuurkunde: een motor
wil slechts werken als hij brandstof heeft
gekregen. Keynes’theorie lijkt het echter
niet te redden. Veertig jaar werd er
nog redelijk naar geluisterd, nu we echter
de laatste jaren worden geconfronteerd
met een steeds onzekerder wordende toekomst, duiken we liever bijna tweeduizend jaar terug in de tijd om Paulus weer
te omarmen. Als we de moderne economisten, die zich aanbodeconomisten of
monetaristen noemen, hun zin geven,
moet voortaan weer iedere motor zijn
prestatie hebben geleverd alvorens hij
benzine in zijn tank krijgt. Dan weet je
tenminste zeker dat je je doel hebt bereikt. Wat is echter dat doel: de prestatie
of de benzine? Bij een motor is die vraag
makkelijk te beantwoorden: de prestatie.
Meet die motor echter mens, dan is het
antwoord dubbelzinnig: sommigen prefereren de consumptie, anderen de bedrijvigheid.
In zijn recente rapport Vernieuwingen
in het arbeidsbestel kiest de WRR voor
bedrijvigheid. In hoofdstuk 8 van dit
omvangrijke rapport worden interessante suggesties gedaan over het verband
tussen consumptie en werkgelegenheid.
De WRR pleit voor een consumptiebeleid waarin bepaalde consumptieve bestedingen zodanig doorde overheid worden be’invloed dat daarmee de werkgelegenheid wordt bevorderd. Daarmee hanteert de WRR een jaren geleden in
ESB geintroduceerde, en door de Interdepartementale Commissie voor Consumentenzaken overgenomen, maar inmiddels weer verworpen definitie van
consumptiebeleid: ,,Een beleid gericht
op het beinvloeden van het particuliere
consumptiepatroon met als oogmerk een
optimalisering van maatschappelijk geformuleerde doelstellingen”. De WRR
past deze definitie echter eenzijdig toe
door de werkgelegenheid centraal te stellen. Hij gaat daarbij bovendien erg selectief te werk door niet de gehele consumptie voorwerp te maken van werkgelegenheidsbeleid, maar slechts enkele
categorieen bestedingen: de volkshuisvesting, het verkeer en vervoer, en het
ESB 4-8-1982

toerisme. De WRR wil dus deze drie
consumptiecategorieen zodanig sturen
dat ze een zo groot mogelijk effect op de
werkgelegenheid hebben. Daarmee
wordt erkend dat een beperking van de
consumptievrijheid is geoorloofd.
Waarom wil de WRR nu juist deze
drie consumptiecategorieen doorde overheid sturen? Het antwoord op die vraag
is gemakkelijk te geven indien wordt
gekeken naar de arbeidsintensiteit van
de produktieprocessen en naar de importpenetratie van de sectoren. Consumptiegoederen die op relatief arbeidsintensieve wijze worden geproduceerd,
lenen zich in het bijzonder voor het door
de WRR bepleite consumptiebeleid (bij
voorbfeeld volkshuisvesting en vervoer).
En hetzelfde kan worden gezegd van gei’mporteerde consumptiegoederen die gemakkelijk binnenslands kunnen worden
voortgebracht (bij voorbeeld toerisme).
Met betrekking tot de volkshuisvesting onderzocht de WRR hoe met behulp van een ander huur- en subsidiebeleid de werkgelegenheid kan worden
gestimuleerd. Uiteindelijk bepleit de
WRR een forse stijging van de woonlasten (met 1% van de totale consumptieve
bestedingen) zodat in vijf jaar tijd de
werkgelegenheid met ruim 9.000 arbeidsjaren toeneemt. Daartoe zullen jaarlijks
de investeringen met f. 2 mrd. moeten
stijgen (een arbeidsplaats kost dus jaarlijks ruim twee ton). Met betrekking tot
het vervoer beveelt de WRR een uitbreiding van het openbaar vervoer aan ten
koste van het particuliere vervoer. Hij
acht het mogelijk in deze sector ruim
11.000 arbeidsplaatsen te creeren, waarmee jaarlijks een bedrag van f. 1,6 mrd.
is gemoeid. Hiervan zal f. 1 mrd. ten laste
van de overheid komen. Een aldus gecreeerde arbeidsplaats kost dus jaarlijks
bijna f. 140.000. Bij de uitwerking van
een consumptiebeleid op het gebied van

het toerisme wordt bezien in hoeverre het
mogelijk is het binnenlandse toerisme te
bevorderen en het uitgaande toerisme af
te remmen. De WRR verwacht hiervan
een groot werkgelegenheidseffect. Vanwege het gebrek aan voldoende toeristische planning en beleidsinstrumenten
waagt de WRR zich evenwel niet aan een
kwantificering.
Hoe moeten we tegen de WRR-voorstellen aankijken? Ik heb zo mijntwijfels.
In principe lijkt het mij nuttig op de een
of andere wijze de kosten van de werkloosheid om te slaan over een aantal consumptiegoederen. Zodra dit echter gepaard gaat met vergroting van de overheidsinvloed en met een vergroting van
de collectieve lasten zal in de huidige
situatie het effect gering zijn. De huidige
economic heeft bepaald geen behoefte
aan meer regulering en hogere lasten.
Het is niet onmogelijk dat het toerisme
zonder extra lasten en regulering kan
worden gestuurd, maar daarover doet de
WRR nauwelijks aanbevelingen. Beter
ware het wellicht de consumptieve bestedingen zodanig te bevorderen — door in
ieder geval de koopkracht zo weinig mogelijk aan te tasten — dat Nederlandse
bedrijven meer ruimte krijgen op de binnenlandse consumptieve markt. Daarbij
zouden een door de overheid ondersteunde voorlichtingscampagne over de
kwaliteit van de Nederlandse produkten
en een overheidsaankoopbeleid ten
gunste van Nederlandse poducenten
— dat overigens reeds plaatsvindt — hun
nut kunnen hebben.
Hiermee wil ik de aanbevelingen van
de WRR echter niet afdoen. De aanbevelingen juich ik toe omdat de huidige
woningnood en het huidige vervoersysteem te hoge maatschappelijke en sociale
kosten meebrengt (denk bij voorbeeld bij
het vervoer aan de energie- en milieuverslinding en het gebrek aan service
bij het openbaar vervoer). Bovendien
vind ik het hoopvol dat ondanks het feit
dat vele economen Paulus prefereren boven Keynes, een breed gezelschap als de
WRR wat dit betreft een athei’stisch geluid durft te verkondigen.

787

Auteur