Ga direct naar de content

Handelsverdragen dragen bij aan economische groei

Geplaatst als type:
Gepubliceerd om: februari 20 2017
HH/Imagine China

Ondanks de groeiende scepsis tegen vrijhandel overweegt de EU nieuwe handelsverdragen te sluiten met onder andere Australië, Chili, de Filipijnen, Indonesië, Mexico en Nieuw-Zeeland. De effecten voor Nederland zijn klein maar positief: de zes akkoorden verhogen gezamenlijk ons bruto binnenlands product met een half procent en creëren 4000 voltijdsbanen in tien jaar tijd.

Dankzij de uitslag van het Brexitreferendum en de verkiezing van Donald Trump is er binnen en buiten economenland weer volop interesse voor een debat over vrijhandel. Ging de discussie eerst nog over de voor- en nadelen van nieuwe handelsverdragen als TTIP en CETA, nu staat ook het intrekken van bestaande verdragen en het opwerpen van nieuwe handelsbarrières op de agenda.

In de tussentijd liggen er nog welgeteld 41 handelsverdragen in het verschiet. De NRC noemde deze onlangs ‘vergeten’ (NRC, 2016). De gevolgen van deze 41 verdragen zijn vooralsnog onbekend, maar door de kenmerken van bestaande verdragen te vergelijken met de voorgenomen verdragen kunnen we berekenen wat de verwachte implicaties zijn van zes van deze nieuwe handelsverdragen voor de Nederlandse economie en voor de werkgelegenheid.

METHODE

De effecten van handelsverdragen kunnen voorspeld worden met een ‘zwaartekrachtmodel’ van internationale handel (kader 1). In het klassieke zwaartekrachtmodel worden alle handelsverdragen even zwaar gewogen. Een modern handelsverdrag zoals de Deep and Comprehensive Free Trade Agreement met Oekraïne (Oomes et al., 2017a) is veel ingrijpender dan een akkoord uit de jaren zeventig. Om daarom te wegen voor de specifieke kenmerken van het akkoord maken we gebruik van de database van handelsverdragen van Kohl et al. (2016) die voor 296 bestaande akkoorden aangeeft welk type provisies van 26 mogelijke provisies zij bevatten en of deze provisies al dan niet juridisch afdwingbaar zijn.

IMPORT EN EXPORT

Het resultaat van de analyse is dat de conclusie getrokken kan worden dat bilaterale handel tussen Nederland en de zes verdragspartners zal toenemen. Afhankelijk van het land zullen Nederlandse bedrijven tussen de 19 en 174 procent meer naar elk land gaan exporteren en tussen de 17 en 121 procent meer uit deze landen gaan importeren (tabel 1). Het effect op de totale Nederlandse handel is echter kleiner, omdat er ook verschuivingen optreden in handel met derde landen.

Kader 1: Het zwaartekrachtmodel

Het zwaartekrachtmodel is al decennialang populair ­onder internationale economen omdat het handelsstromen ­empirisch goed verklaart en goede voorspellingen oplevert. In zijn meest ruwe vorm stelt dit model dat grotere economieën met kleinere handelsbarrières meer met elkaar handelen. Moderne zwaartekrachtmodellen ­gebruiken een bredere definitie van handelsbarrières. Daaronder vallen niet alleen formele barrières als importtarieven en handelsverdragen, maar ook informele barriè­res als een gezamenlijke grens (of het ontbreken ervan), een koloniaal verleden of gemeenschappelijke taal. Een econometrische schatting van zo’n modern zwaartekrachtmodel helpt ons te voorspellen hoeveel extra handel en bbp het wegnemen van bestaande handelsbarrières gemiddeld oplevert.

Wanneer alle zes akkoorden doorgang vinden, groeit de Nederlandse economie naar schatting met een half procent. Een stijging van het bbp met een half procent komt overeen met 3,3 miljard euro. Als we uitgaan van zeventien miljoen inwoners in Nederland, betekent dat 194 euro per persoon per jaar, ofwel 3,73 euro per week.

De individuele effecten van elk van de zes verdragen lopen uiteen. De veranderingen in import en export zijn het grootste voor Indonesië en Australië, en het kleinst voor de nieuw te sluiten verdragen met Mexico en Chili. Dit is logisch omdat de EU met deze landen reeds eerder verdragen sloot. In het geval wij een verdrag sluiten met de Filipijnen veroorzaakt dit een reële krimp van de Nederlandse economie met 0,005 procent, ofwel een verlies van 25 miljoen euro. Maar wanneer de EU een handelsverdrag met Indonesië tekent, gaat Nederland er met 0,21 procent op vooruit en houden wij er 1,4 miljard euro aan over.

We hebben een soortgelijk zwaartekrachtmodel gebruikt om te onderzoeken wat de effecten voor Nederland zijn van het handelsverdrag met de Oekraïne (tabel 2). De resultaten laten zien dat het verdrag een positief effect heeft op de handel tussen beide landen, maar ook dat het effect op het Nederlandse bbp beperkt is.

WERKGELEGENHEID

Maar wie profiteert er nu eigenlijk in Nederland van deze handelsverdragen? Bezorgde burgers en politici geloven soms dat vrijhandel alleen grote bedrijven rijker maakt ten koste van laaggeschoolde arbeiders. Om uit te zoeken welke sectoren in Nederland daadwerkelijk profiteren van handelsakkoorden, gebruiken we het door SEO ontwikkelde SLIM-model (Koopmans en Volkerink, 2014).

Als input voor het SLIM-model nemen we de uitkomst van het zwaartekrachtmodel – het macro-effect op de gehele Nederlandse economie – en verdelen we dit macro-effect over verschillende sectoren. Voor deze verdeling beschouwen we twee verschillende scenario’s. In scenario 1 zullen alleen de Nederlandse sectoren die nu al veel handelen met een nieuwe verdragspartner proportioneel baat hebben bij een handelsverdrag met dat land. In scenario 2 zullen volgens David Ricardo’s theorie van het ‘comparatieve voordeel’ de sectoren die het meest profiteren van vrijhandel de sectoren zijn waarin Nederland relatief het sterkst is.

Uit het SLIM-model volgen de effecten van toegenomen handel op de productie en de toegevoegde waarde voor elke Nederlandse sector. Hierbij houdt het model rekening met indirecte effecten die bedrijven teweegbrengen als gevolg van de onderlinge leveringen tussen sectoren, (zogenaamde ‘input-output’-verbindingen). Het model berekent tevens de werkgelegenheidseffecten aan de hand van de arbeidsproductiviteit per sector, en corrigeert hierbij voor verschuiving en langetermijneffecten op de arbeidsmarkt. Verschuivingen ontstaan wanneer een werknemer een nieuw ontstane baan vervult, en hij een baan verlaat waardoor een vacature ontstaat. Op langere termijn neemt het effect van toegenomen handel op het aantal banen verder af, doordat loonstijgingen de arbeidsmarkt weer in evenwicht brengen.

In scenario 1 resulteren de handelsverdragen met Australië, Indonesië en Nieuw-Zeeland met name in extra banen in de logistiek, levert het nieuwe handelsverdrag met Mexico vooral banen op in de landbouwsector, terwijl een nieuw akkoord met Chili vooral meer banen toevoegt in de zakelijke dienstverlening. Dit grote effect op de zakelijke dienstverlening komt omdat deze sector diensten levert aan vrijwel elke andere sector, niet omdat de sector zelf zo veel exporteert.

In scenario 2 zijn de resultaten net even anders. Daar profiteren vooral de topsectoren Landbouw, Voedsel, Logistiek en R&D en overige zakelijke dienstverlening (tabel 3). Dit zijn sectoren waarin Nederland relatief sterker is dan de andere Europese landen die ook van deze handelsakkoorden profiteren. De maakindustrie profiteert minder in dit scenario omdat Nederland hierin niet sterker is dan andere Europese landen, ook al exporteren Nederlandse hightechbedrijven zoals ASML wel veel hoogwaardige machineonderdelen naar veel van de zes partnerlanden.

Voor beide scenario’s voorspelt het model een klein maar positief effect op banen en lonen. Zoals tabel 3 laat zien, creëren de zes akkoorden gezamenlijk rond de 4.000 fulltimebanen over een periode van tien jaar in het scenario dat rekening houdt met comparatieve voordelen per sector. De voorgenomen handelsverdragen met Indonesië en Australië zijn verantwoordelijk voor het merendeel van deze extra banen. Evenmin als in de modellen van het CPB is er een langetermijneffect op de werkloosheid, omdat uiteindelijk de lonen zullen stijgen waardoor het arbeidsaanbod weer zal afnemen. De loonstijging is echter wel een blijvend effect.

CONCLUSIE

Al met al hebben de voorgenomen handelsverdragen relatief kleine effecten. Als we ervan uitgaan dat het verleden een leidraad mag zijn voor de toekomst, is er geen reden om aan te nemen dat alleen de multinationals of de meest kapitaalintensieve sectoren hiervan profiteren. Zowel bankiers als bollenpellers zullen er een klein beetje beter van worden.

Literatuur

Kohl, T., S. Brakman en H. Garretsen (2016) Do trade agreements stimulate international trade differently? Evidence from 296 trade agreements. The World Economy, 39(1), 97–131.

Koopmans, C.C. en M. Volkerink (2014) Zorgen overheidsbestedingen voor extra banen? Tijdschrift voor Arbeidsvraagstukken, 30(1), 40–52.

NRC (2016) Vergeten handelsverdragen. NRC Handelsblad, 16 december.

Oomes, N., R. Appelman, W. Rougoor, T. Smits en J. Witteman (2017a) Impact of six EU free trade agreements on the Dutch economy. SEO-rapport 2016-96. SEO Economisch Onderzoek.

Oomes, N., R. Appelman en J. Witteman (2017b) Impact of the EU-Ukraine free trade agreement on the Dutch economy. SEO-rapport 2017-08. SEO Economisch Onderzoek.

Auteurs

Categorieën