Ga direct naar de content

De waarde van de economische wetenschap

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: februari 24 1999

De waarde van de economische wetenschap
Aute ur(s ):
Klamer, A. (auteur)
Hoogleraar Kunst en Cultuur, Erasmus Universiteit Rotterdam
Ve rs che ne n in:
ESB, 84e jaargang, nr. 4194, pagina 183, 12 maart 1999 (datum)
Rubrie k :
Prikkel
Tre fw oord(e n):
economie-beoefening

Als economen een ondeugdelijk retorisch middel hanteren, dan is dat wel de suggestie dat hun wetenschap waardevrij is. Het klinkt
goed: “Mevrouw, ik kan u vertellen hoe de zaken in elkaar steken maar als u wilt weten hoe de zaken in elkaar horen te steken, dan
hou ik mijn mond.” Het klinkt zo bescheiden. Het klinkt alsof onze mening er niet toe doet. Het is natuurlijk klinkklare onzin want in
werkelijkheid staat de economische wetenschap bol van de waarden en hebben economen veelal uitgesproken meningen over zaken als
de euro, rekeningrijden en het krijgen van kinderen.
We danken de norm van waardevrijheid aan de grote zedenmeester Milton Friedman die het weer van de vader van die andere
zedenmeester, John Maynard Keynes, had. In Nederland was Hennipman de grote prediker van waardevrijheid in de economie.
Handboeken namen de boodschap over en we herhaalden haar zo vaak dat velen erin zijn gaan geloven. Dat de feiten en filosofische
studies haar reeds lang hebben achterhaald, kan de pret niet bederven. Het argument blijft immers zeer effectief in de omgang met politici
en het gewone publiek.
Zo heeft het kunnen gebeuren dat economen onder de dekmantel van waardevrijheid de zendelingen van deze eeuw zijn geworden. Te
pas en te onpas verkondigen zij het evangelie van de efficiëntie, rationaliteit en keuzevrijheid. Luister maar naar Van der Ploeg, de huidige
cultuurtsaar die tot onsteltenis van kunstenaars de boodschap predikt van de vrije en democratische markt en van de klant die koning is.
Opvallend zijn vooral de IMF- en Wereldbank-economen die het evangelie van de economische wetenschap over de gehele aardbol
proberen te verspreiden. (Hun buitenlandse werkbezoeken heten niet voor niets ‘missies’).
Het gebruikelijke verweer dat de positieve wetenschap het evangelie van de markt genereert, getuigt van een dedain voor de meest
eenvoudige filosofische reflectie – en verraadt daarmee impliciet een waardeoordeel ten aanzien van reflexief denken. De taal die
economen hanteren, hun conceptuele raamwerk en hun wetenschapsopvatting zijn natuurlijk doordrenkt van waardeoordelen. Misschien
zijn er nog economen die zich daar niet van bewust zijn, maar dat zijn economen die zich nooit hebben afgevraagd waarom
buitenstaanders zo argwanend, zo niet kwaad, op hun betogen reageren, en veelal niet gediend zijn van het ‘objectieve’ gepraat over
efficiëntie, rationaliteit en prijs. De geladenheid van de economische manier van spreken en denken moet toch wel duidelijk zijn als voor
de zoveelste keer de stemming op een feest of partij erdoor verpest wordt. Economen neutraal en objectief? Kom nou.
Geheel onzinnig is het argument van waardevrijheid overigens niet. Wat men bedoelt te zeggen is dat in de wetenschapsbeoefening
bepaalde belangen, gezichtspunten en sentimenten onderdrukt worden. Houd ik mij als wetenschapper bezig met de economische
nadelen van de euro dan mogen mijn jeugdherinneringen aan de gulden daar geen invloed op hebben. Althans dat is een beperking die
ik mij opleg in naam van die zogenaamde waardevrijheid. Ik mag ook geen rekening houden met politieke belangen. Die grondhouding is
waardevol maar ze kan niet voorkomen dat bij alles dat wij zeggen of beweren, hoe dan ook een belang in het geding is. Zijn economen
van de partij, dan is het belang dat zij dienen vaak dat van de efficiëntie en de rationaliteit, en steeds weer dat van hun wetenschap.
Vooral dat laatste belang is belangrijk: economen dienen in de eerste plaats hun eigen belang met de beoefening van hun zogenaamde
objectieve wetenschap. Dat zou toch niet als een verrassing moeten komen, gegeven het feit dat hun wereldbeeld bepaald wordt door
individuen die hun eigen belang nastreven. Een econoom die een wiskundig model opschrijft heeft misschien helemaal geen politieke
belangen, maar bevestigt impliciet de waarde van wiskunde voor de wetenschap en geeft wellicht te kennen dat alleen die economen
serieus te nemen zijn die net als zij in wiskunde spreken. Daarbij komen de metaforen die de modellen betekenis geven, zoals de metafoor
van het strategisch en berekenende individu en de metafoor van de computer. Denk dag en nacht in die termen, en uw kijk op de wereld
wordt erdoor getekend. Het is vanwege die metaforen dat economen de grootste moeite hebben om mensen te begrijpen die het hebben
over de rol van cultuur, het belang van waarden en morele gevoelens, en de betekenis van vage begrippen als intuïtie en zorg. Juist in
dat onbegrip en overmogen laten economen zich kennen.
Door hun vooroordelen en waarden bloot te leggen veroordeel ik economen en hun wetenschap niet. Het tegendeel is het geval.
Economische waarden als efficiëntie en vrijheid spelen in tal van discussies een belangrijke rol en de economie is als wetenschap
alleszins waardevol (al is de betekenis van wiskunde in mijn bescheiden mening sterk overgewaardeerd). Oneigenlijk is alleen de
suggestie dat het hier niet om waarden gaat.

Copyright © 1999 – 2003 Economisch Statistische Berichten ( www.economie.nl )

Auteur