Ga direct naar de content

De Nederlandse economen top-30

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: november 30 1994

De Nederlandse economen

top-30
Het overlijden van Tinbergen was een gevoelig verlies voor de Nederlandse economenwereld. Maar talentvolle economen staan klaar om
de fakkel over te nemen.

Dit is de veertiende aflevering van de
Nederlandse economen top-30, de
ranglijst van meest geciteerde Nederlandse economen. Zoals bekend, gaat
het in de top-30 om citatie-analyse,
dat wil zeggen dat wordt geteld hoe
vaak iemands wetenschappelijke
werk door anderen wordt geciteerd.
De top-30 is indertijd door II van
Duijn geïntroduceerd ‘ter lering ende
vermaak’ van het Nederlandse economenvolk, maar heeft zich langzaam
ontwikkeld tot een belangrijke statusindicator voor economische wetenschapsbeoefenaren. Tegelijk is ook
het belang dat door wetenschappelijke beleidsmakers, zoals het Ministerie van Onderwijs, universiteitsbestuurders en onderzoeksmanagers,
aan produktie- en citatielijsten wordt
gehecht, sterk toegenomen. De lijsten
kunnen mede bepalend zijn voor wetenschappelijke benoemingen, de toewijzing van onderzoeksgelden, de
aanwijzing als onderzoeksschool enz.
Zozeer zelfs dat sommigen vrezen
voor ‘perverse’ effecten, waarbij het
leveren van goed onderwijs, het
doen van kwalitatief hoogwaardig
onderzoek e.d. ondergeschikt worden aan het scoren op citatielijsten.
Niet alleen om die reden, maar ook
om andere redenen heeft de top-30
in de loop der jaren de nodige kritiek
ondervonden. Een oude kritiek is dat
de lijst vooral de gevestigde orde van
economische wetenschappers weergeeft. Omdat de citaties die iemand
verzamelt over een periode van vijf
jaar worden gesommeerd, moet men
minstens vijf jaar in het citatencircuit
meedraaien om op gelijke voet met
oudere vakgenoten te komen. Tel
daarbij de periode die het kost om
een artikel geaccepteerd en gepubliceerd te krijgen in een gerenommeerd economisch tijdschrift, vervolgens de periode die het kost voordat

de resultaten doorklinken in het werk
van anderen die daarna ook weer de
hele publikatiecyclus moeten doorlopen, dan ben je toch snel een jaar of
tien onderweg. Overigens lijkt die
periode door de internationalisering
van het onderzoek en de steeds gemakkelijkere (e-mail) en intensievere
informatie-uitwisseling tussen onderzoekers wel steeds korter te worden.
Wellicht kunnen jongere economen
daardoor in de toekomst sneller tot
de lijst doordringen.
Een mogelijkheid om aan de ‘gevestigde orde’-kritiek tegemoet te komen, is niet citaties te tellen, maar
publikaties. Deze methode ligt ten
grondslag aan de top-ZOvan Intermediairl. In die lijst wordt geteld hoeveel pagina’s iemands publikaties in
een bepaald jaar in bekende economische tijdschriften innemen, waarbij
een weging plaatsvindt naar de status
van het tijdschrift en een correctie
voor de omvang van de bladspiegel.
Ook wordt gecorrigeerd voor het al
dan niet samenwerken met co-auteurs. De Intermediair-lijst meet dus
vooral het produktievolume van Nederlandse economen in toonaangevende tijdschriften, maar zegt niets
over de invloed van die produktie op
anderen en daarmee op de ontwikkeling van het vakgebied.
Een ander kritiekpunt betreft de
onderwaardering van Nederlandse
‘beleidseconomen’ , die waardevolle,
beleidsrelevante publikaties produceren, maar daarmee zelden of nooit
de internationale vakpers halen. Om
aan dit bezwaar tegemoet te komen
is twee jaar geleden in ESBde ‘polderparade’ opgenomen2. Een opvallende uitkomst daarbij was dat economen die in het internationale circuit
veel citaties verzamelen, ook ‘in de
polder’ hun partijtje meeblazen. Misschien is de kloof tussen wetenschap

en beleid ook. weer niet zo groot als
soms wel wordt gesuggereerd.
Een derde bezwaar tegen de Nederlandse economen top-30 is dat alleen
in Nederland werkzame economen
met de Nederlandse nationaliteit worden meegeteld. Naarmate de wetenschapsbeoefening steeds meer een
internationale aangelégenheid wordt,
en er meer buitenlandse economen
aan Nederlandse faculteiten worden
benoemd, neemt de representativiteit
van de top-30 voor het niveau van de
economiebeoefening in Nederland af.
Dit is een serieus be~ar.
Omwille
van de consistentie met eerdere ranglijsten is echter vastgehouden aan de
eis van Nederlanderschap, onder erkenning dat dit tekort doet aan een
aantal voortreffelijke ‘buitenlandse’
economen die vaak al jaren in ons
land werkzaam zijn.
Essentieel voor de beoordeling is
natuurlijk de vraag wat men nu eigenlijk precies meet met al die citaties.
Het gaat daarbij uiteraard – althans,
dat zou moeten – om de kwaliteit
van het wetenschappelijke werk.
Maar is een citatie een waarmerk
voor kwaliteit? Een bewijs dat een
fundamentele bijdrage is geleverd
aan de ontwikkeling van wetenschappelijke kennis en inzicht? Voor de
meeste citaties zal dat niet gelden.
Daarom introduceert Van Dalen elders in deze ESBeen extra toets om
‘fundamentele’ publikaties te onderscheiden van oppervlakkige of modieuze en zoekt hij uit wat dat betekent
voor de Nederlandse economen-top.
Het blijkt dat het veld van de vaderlandse toppers flink wordt uitgedund
als alleen naar fundamentele publikaties wordt gekeken en dat de belangrijkste Nederlandse economen in het
buitenland (vooral de VS)werkzaam
zijn.
Uit dit alles moge duidelijk zijn dat
de top-30 met de nodige relativering
moet worden bekeken. Laten we na
al deze waarschuwingen eens gaan
kijken wat over de afgelopen vijf jaar
de meest geciteerde Nederlandse economen waren. Maar eerst nog even
een korte uiteenzetting van de telregels.

1. P.R. van Ostende, Intermediair economen top-20, te verschijnen in Intermediair, 30 december 1994.
2. P.A.G. van Bergeijk, Wie telt mee in
economisch Nederland?, ESB, 16 december 1992, blz. 1220 e.v.

Tabell. Top-30 1994 (citaties in dejaren 1989-1993)’

Zoals gezegd worden alleen Nederlandse economen geteld. Dit zijn in
Nederland werkzame economen met
de Nederlandse nationaliteit. Dat de
top-30 daardoor misschien een ‘provinciaals’ karakter krijgt, wordt voor
lief genomen om de consistentie met
eerdere lijsten niet te schaden.

De top-30

Telregels
De Nederlandse economen top-30
komt tot stand door te turven hoe
vaak iemand in de laatste vijf jaar is
geciteerd in de belangrijkste internationale wetenschappelijke
tijdschriften en een groot aantal readers, congresbundel~e.d.
op het gebied van
de economie. De uitkomsten van dit
turfwerk worden jaarlijks gepubliceerd in de Social Science Citation
Index (SSCl), een uitgave van het
Amerikaanse Institute for Scientific
Information (ISI). De SSCI bestrijkt
ruim 1500 tijdschriften op het gebied
van de sociale wetenschappen,
waaronder circa 150 economische tijdschriften. Er wordt niet alleen bijgehouden, wie wie in welk tijdschrift
citeert, maar ook naar welke publikaties wordt verwezen. ESB telt voor de
SSCI niet mee als bron van citaties.
Wel wordt soms naar ESB-artikelen

verwezen, uiteraard meestal door Nederlandse auteurs.
Bij het tellen zijn er enkele beperkingen. Verwijzingen naar eigen
werk, boekbesprekingen
en reviewartikelen tellen niet mee. Als iemand
in één publikatie meermalen wordt
geciteerd, telt dat maar voor één citatie, ook al kan het gaan om verwijzingen naar verschillende boeken e%f
artikelen van de geciteerde auteur. Ingeval een artikel door twee of meer
auteurs is geschreven, wordt alleen
de eerstgenoemde auteur geteld. Dit
is een handicap voor co-auteurs wier
naam begint met een letter aan het
eind van het alfabet, maar de werkwijze van de SSCI maakt het helaas
onmogelijk om hiervoor te corrigeren. De hoge scores van Tinbergen
en Van Wijnbergen laten overigens
zien dat de handicap niet onoverkomelijk hoeft te zijn.

Wat zijn de resultaten? De Nederlandse economenwereld
heeft in het afgelopen jaar een gevoelig verlies geleden door het overlijden van]an
Tinbergen. Vanaf het begin van de telling (1981) tot 1991 heeft Tinbergen
de ranglijst met grote voorsprong aangevoerd. De laatste twee jaar is de
koppositie overgenomen door Hofstede, die voordien niet als ‘econoom’
werd meegeteld. Ook dit jaar zou Tinbergen, na Hofstede, nummer twee
op de lijst zijn geweest. Het is illustratief voor Tinbergens enorme verdienste voor de economische wetenschap, dat publikaties die voor een
deel meer dan.vijftig jaar oud zijn,
nog altijd intensief worden gebruikt
en geciteerd.
Net als vorig jaar en twee jaar geleden bezet Hofstede met ruime voorsprong de eerste plaats. Hofstede
weet zijn voorsprong zelfs nog met
meer dan honderd citaties te vergroten. Blijkbaar mag zijn baanbrekende
onderzoek naar de invloed van culturele verschillen op de effectiviteit van
organisaties zich in een nog steeds
groeiende belangstelling verheugen.
De tweede plaats van Tinbergen is
overgenomen door Van Wijnbergen,
die voordien op de derde plaats
stond. Van Wijnbergen deelt met Tinbergen een opleiding als natuurkundige en een belangstelling voor ontwikkelingsvraagstukken.
Sinds zijn
overstap, drie jaar geleden, van de
Wereldbank naar de Universiteit van
Amsterdam behoort Van Wijnbergen
tot de absolute Nederlandse top. Ook
in het afgelopen jaar heeft hij weer
veel extra citaties weten te verzamelen.
De nummer drie is Van Damme
(KUB), wiens ster nog steeds rijst. In
vijf jaar tijd is Van Damme van de 28e
via de 16e, de 6e, de Se (twee keer)
naar de derde plaats opgerukt. Daarmee passeert hij (nek-aan-nek) Nijkamp, die eindigt op de vierde
plaats. Van Damme beweegt zich op
het nog relatief jonge, maar zich snel
ontwikkelende vakgebied van de

Tabel2. Citaties in 1993

speltheorie3. Zijn hoge notering laat
ook zien dat het mogelijk is al op betrekkelijk jonge leeftijd (achter in de
dertig) een hoge plaats op de ranglijst te bereiken.
Ook Van der Ploeg – op vijf – had
een goed citatenjaar. Sinds de laatste
verkiezingen combineert Van der
Ploeg het (part-time) hoogleraarschap aan de Universiteit van Amsterdam met het lidmaatschap van de
Tweede Kamer. Hoe die combinatie
zal uitwerken op zijn wetenschappelijke produktiviteit, zal in de toekomst moeten blijken.
Een nieuwkomer op de lijst is Klamer (nummer zeven). Klamer is per 1
augustus jJ.benoemd als hoogleraar
Economie van de kunst en cultuur
aan de Erasmus Universiteit Rotterdam. Na zijn afstuderen aan de Universiteit van Amsterdam in 1978 vertrok hij naar de VS, waar hij snel
carrière maakte. In 1990 werd hij benoemd tot hoogleraar aan de George
Washington Universiteit. Klamer
maakte vooral furore met zijn boek
Conversations witb economists dat in
vele talen vertaald is. Daarin gaat hij
in gesprek met vooraanstaande economen van uiteenlopende richtingen
(neo-klassiek, Keynesiaans, institutioTabel3. Tipparade 1994

!

nee!) over hun wetenschappelijke en
pre-wetenschappelijke overtuigingen,
wat een buitengewoon boeiend
4
beeld van hun denkwereld oplevert .
Een tweede nieuwkomer, die zeer
hoog scoort, is Wakker, goed voor de
elfde plaats. Hij had al eerder op de
lijst moeten staan, maar was door ons
nog niet ontdekt (waarvoor excuses).
Wakker, die onlangs is benoemd in
Maastricht, is een wiskundig econoom die zich bezighoudt met elementaire keuzetheorie. Sinds enkele
jaren wordt zijn werk veel geciteerd.
Wij zullen nog meer van hem horen.
Atjo Klamer, nieuw in de top-30
Een zeer snelle stijger is ook de
nummer acht van de lijst, A.L. Bovenberg, die zowel verbonden is aan de
De top-IO en de tipparade
Katholieke Universiteit Brabant als
aan de Erasmus Universiteit RotterBehalve de top-30 van meest geciteerdam. In drie jaar tijd is hij opgeklomde economen over de laatste vijf jaar,
men van de 30e naar de Be plaats en
wordt ook weer de top-IO van meest
het valt te verwachten dat zijn opgeciteerde economen in 1993 gepremars nog niet ten einde is. Ook de arsenteerd (zie tabel 2). Negen van de
beidseconomen Hartog (UvA) en Ridtien koplopers van de top-30 staan
der (VU) zetten de stijgende lijn door.
ook in de top-lO. Zij consolideren
Aan de verliezende hand is].]. van
dus hun positie. De nieuwkomer is
Duijn, de aanstichter van dit alles, die
Hartog, die hierboven al als ‘runner
in de beginjaren hoog scoorde, maar
up’ is gesignaleerd.
nu aan een duidelijke daling bezig is.
De tipparade geeft weer wie de
Sinds zijn overstap naar de Robeco
meeste citaties heeft verzameld over
Groep, waar hij verantwoordelijk is
de eerste acht maanden van dit jaar
voor het beleggingsbeleid, stokt zijn
(zie tabel 3), uiteraard voor zover de
wetenschappelijke carrière. Zijn boek
SSCIis bijgewerkt. Ook daar zien we
en artikelen over de lange golf worde bekende namen terug, met uitzonden echter nog altijd veel geciteerd.
dering van Van der Ploeg, die op zijn
Voor het overige zijn de mutaties in
tellen moet passen. Rietveld en Krede lijst zeer beperkt. Aan de staart
mers geven met hun vermelding in
komt Molle (NEI!EUR)dit jaar als
de tipparade hun visitekaartje af voor
nieuwe naam binnen; hij stond echeen hogere notering in de top-30.
ter al eerder in de lijst (in 1987).
In de categorie ‘net niet’ valt Van
Knoester valt net buiten de boot.
Ours, de wetenschappelijk directeur
Het aantal citaties dat nodig is om
van het Tinbergen Instituut, die als
een vermelding op de lijst te verdiearbeidseconoom aan de Universiteit
nen is dit jaar met één gestegen (van
van Amsterdam en de VU verbonden
23 naar 24). Terwijl men in de beginis. Vermoedelijk zullen wij hem op
jaren met rond de twintig citaties nog
een goede dag in de top-30 zien verzeker kon zijn van een klassering
schijnen.
rond de twintigste plaats, telt men nu
met dit aantal niet meer mee. Vooral
L. van der Geest
aan de top en in het middengebied
zijn de kwalificatie-eisen hoger geHoofdredacteur van ESB en part-time verworden. Stond men vijf jaar geleden
bonden aan het Onderzoekcentrum Finanmet vijftig citaties nog bij de eerste
cieel Economisch Beleid (OCFEB) te Rotvijf, nu is dat zelfde aantal nog maar
terdam. Met dank aan M. Cirpici voor het
goed voor een vijftiende plaats. Voor
samenstellen van de tabellen.
een deel zal dit te maken met de
groei van het aantal bronnen en citaties dat door de SSCIwordt geteld,
3. Voor een overzichtsartikel zie E.E.C.
maar het kan ook een aanwijzing zijn
van Damme en A. Heertje, Speltheorie in
voor een gestage stijging van het peil
beweging, ESB, 19 oktober 1994, blz. 936
van de economiebeoefening in Nedere.v.
4. A. Klamer, Conversations witb econoland.
mists, Savage, 1983.

~Bnn~H9~

~~~~~

W_R_!_~_._~.

~_~__

&_.a_’__

;_W __

Z

~~

Auteur