Ga direct naar de content

Energiek ombuigen

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: november 10 1982

Energiek
ombuigen
In ESB van 27 oktober 1982 gewaagt
Van der Zwan van polarisatie, diepgaande
verdeeldheid en herenleed onder economen. En dat allemaal vanwege het z.g.
plan-Schouten, dat volgens hem niet is wat
we nodig hebben. De methodenstrijd is
weer hoog opgelaaid; wat jammer nu. ik
dacht juist dat die grotendeels voorbij was.
En dat denk ik eigenlijk nog steeds. Want
in mijn ogen heeft dat plan nu juist in bclangrijke mate aan de pacificatie van het
economenvolk bijgedragen.
In de jaren zeventig was de economendiscussie eigenlijk niet verdergekomen dan
een dialoog der doven tussen diegenen die
het aangrijpingspunt voor de economische
politiek wilden zoeken aan de kosten- of
aanbodkant van de economic, en degenen
die vooral de vraagzijde wilden stimuleren.
Het aantrekkelijke van Schoutens gedachtengang, zo betoogde ik uitvoeriger in
ESB van 8 September, is dat hij beide zijden van de economie daarin betrekt. Aan
de aanbodzijde wil hij vergaand kosten matigen, en aan de vraagzijde heeft hij oog
voor het gevaar van vraaguitval dat, bij de
door hem beoogde ,,marginale” toepassing
bovenop een centrale projectie waar al een
grote consumptiebeperking inzit, zeker
niet denkbeeldig is. Het plan is in mijn
ogen geen alles-of-niets-alternatief voor
ombuigingen, of voor een Wagneriaans
structuurbeleid, maar eerder een poging
een beter macro-economisch uitgangspunt
te scheppen voor al datgene wat er verder
nog gebeuren meet in de meso- en de microsfeer. Het hoeft ook niet tot een verdere
verstarring van de beloningsstructuur te
leiden, mils de matiging gedifferentieerd
geschiedt in een systeem van begeleide
loonvorming. Zo’n differentiatie is zeer wel
realisabel, omdat verwacht mag worden
dat de matigingsbereidheid in zwakke bedrijfstakken groter zal zijn dan in sterke.
Er is wel een groot probleem met het
plan-Schouten. Door de koppeling van
loonmatiging en belastingverlichting kunnen de bedrijfsbesparingen zich weliswaar
enigszins herstellen, maar het gevaar dreigt
dat de overheidsbesparingen de klap moeten opvangen in een verder oplopen van
het financieringstekort, voor het geval de
beoogde inverdieneffecten tegenvallen. Inverdieneffecten, die overigens niet verward
moeten worden met de stimuleringsreceptuur van de jaren zeventig, omdat nu geen
uitbreiding van de non-profitsector voorop
staat, maar kostenmatiging en een verbetering van de concurrentiepositie. Niettemin
kan de bewaking van het financieringstekort bij een operatie-Schouten op zijn
beurt aanvullend ombuigingsbeleid vergen.
Tot zover mijn eerdere betoog over een
plan dat — ik herhaal het — een breed
spectrum van opvattingen kan afdekken, al
zullen ,,pure” keynesianen en echte monetaristen er moeilijkheden mee blijven houden.
ESB 17-11-1982

Allemaal goed en wel, maar hoe consistent is zo’n met ,,aanvullingen” ingeperkt
beleid? Is het niet dwaas om belastingen te
verlagen ter wille van het handhaven van
de effectieve vraag, om dan vervolgens die
vraag weer te frustreren met een additioneel ombuigingsprogramma? Het valt wel
mee met die dwaasheid. In de eerste plaats
zijn dergelijke additionele maatregelen
slechts nodig voor zover de positieve invloed van een verdergaande kostenmatiging (bovenop de centrale projectie) en een
verbetering van de concurrentiepositie niet
snel genoeg voelbaar wordt in het financieringstekort. De hoofdgedachte wordt er
niet door aangetast, en partieel succes lijkt
hoe dan ook binnen bereik. Bovendien
wordt de aanzet tot succes — een verbetering van de rendementen — onmiddellijk
verzekerd, want loonmatiging en belastingverlichting kunnen snel worden doorgevoerd, terwijl ombuigingen in de uitgavensfeer slechts na maanden van moeizame
voorbereiding al of niet gerealiseerd worden — ook dat is niet zonder belang voor
het financieringstekort, dacht ik zo. Ten
slotte zijn niet alle ombuigingen, ja zelfs
niet alle lastenverhogingen, even slecht
voor de effectieve vraag en de werkgelegenheid. Het gaat er om van de nood een
deugd te maken, door niet alleen het macro-economische beslag van de overheid op
de nationale ruimte terug te dringen, doch
daarbinnen ook aandacht te schenken aan
maatregelen die de sectorstructuur van de
economic verbeteren. Daar liggen nog onbenutte mogelijkheden om inhoud te geven
aan randvoorwaarden voor Schoutens belastingplannen, zonder vrees dat het middel erger dan de kwaal zal blijken.
Neem bij voorbeeld de wijze waarop we
in de sector verkeer en vervoer met energie
omgaan. We subsidieren alles wat los en
vast zit, het openbaar vervoer zowel als het
autoverkeer. Dat laatste impliciet, door
het gedogen van een benzineprijs die inmiddels weer ver onder de structureleevenwichtsprijs is gezakt. In plaats van het
OPEC-kartel nu te breken, ondersteunen
we door binnenlandse prijsaanpassingen
de zwakke benzinemarkt en ondermijnen
daarmee de vooruitzichten op Europese
olie- en gaswinning, alternatieve energie en
energiebesparing. Dat betekent dat een te
laag geprijsd olieverbruik in verkeer en vervoer ons bij een ooit eens aantrekkende we-

reldconjunctuur binnen de kortste keren
voor de bijl van een derde oliecrisis brengt;
nog in deze kabinetsperiode, wellicht.
Wie de energie-onafhankelijkheid van
Europa ter harte gaat, meet met de EG naar
een pompprijs die dat structureel mogelijk
maakt. Dat vereist dat we de koopjes uit
het,,bargain basement” van de olie-exporteurs niet doorgeven aan de consument,
maar afromen in de benzine-accijns. In allocatieve zin is dat een acceptabele lastenverhoging, want dat trekt een scheve prijs
recht, en is slechts beperkt afwentelbaar
(accijnsverhogingen zitten niet in de prijscompensatie). Bovendien vervalt het voornaamste bezwaar tegen een maximumsnelheid van 120 km. per uur, als de doorjagers
de echte ..opportunity cost” gaan betalen.
Zou het lukken? Op het ogenblik is de literprijs aan de pomp rond f. 1,50 in Duitsland, f. 1,70 in Nederland en Frankrijk, en
f. 1,85 in Engeland en Belgie. De Italianen
gebruiken hun verstand al, daar kost een litertje f. 2,40. De Duitse grens is dus het
probleem. Als de Duitsers naar f. 1,80 willen, kunnen de Benelux en Frankrijk wellicht naar f. 2,00. Ik weet het, de Duitsers
zijn bezorgd voor hun auto-industrie.
Maar ze hebben ook begrotingsproblemen,
en dat geeft wellicht een opening. In ieder
geval een kans voor de heer Van den Broek
om te bewijzen dat hij zijn Europese lessen
geleerd heeft, als de Duitsers binnenkort
steun nodig hebben voor hun mark, of voor
hun banken, die zich zo zwaar gecommitteerd hebben in Polen. En wat een gouden
kans om een Europees initiatief te laten
slagen, als het ieder land iets oplevert!
Stel dat dit lukt, dan is de weg vrij voor
een drastische verlaging van de subsidie
voor het openbaar vervoer (f. 2.9 mrd. in
de begroting 1983) als een verantwoorde
ombuiging. Want als er geen ruimtelijk en
milieutechnisch gevaar is voor een ongewenste substitutie naar autoverkeer zal de
vraag naar openbaar vervoer inelastisch
blijken, omdat onze behoefte om te verkeren op korte termijn niet verkeren kan. En
het gaat om die korte termijn, want op langere termijn verdient Schoutens belastingverlaging zich wel in. Al met al komt er,
met een niet al te kinderachtige accijnsverhoging en subsidieverlaging, al gauw een
miljard op tafel om het financieringstekort
mee te begrenzen. En dat met een maatregel die de allocatieve structuur verbetert.
Natuurlijk zijn er vervelende tweede-ordeeffecten; die zijn er altijd, want iedere verlaging van het financieringstekort is op
zich een deflatoire impuls. Het punt is dat
een hogere benzineprijs en een subsidieverlaging bij spoor en bus wel koopkracht kosten, maar geen substantiate ,,uitverdieneffecten” hebben. Er komen geen conducteurs op straat. Anders dan in de welzijnszorg, waar ombuigen banen kost, en dus
meer uitkeringen, en meer niet-meerthuisverzorgde bejaarden die naar peperdure tehuizen moeten. Dat is gekkenwerk.
Mijn wensen voor de regeringsverklaring
gaan dan ook meer in een andere richting:
laat het kabinet nu eerst energiek ombuigen!
D. J. Wolfson
1223

Auteur