Ga direct naar de content

… en de onzin.

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: mei 27 1992

•••

en de
•
onzin.

Het typisch vaderlandse ambtelijke
zelfvertrouwen is, gezien de reactie
van De Haas, niet geschokt door
mijn artikel in ESB van 18 maart
jongstleden.
Over de meeste punten uit de reactie van De Haas, met name de inflatoire risico’s van excessieve tekorten, valt niet meer te zeggen dan ik
in het oorspronkelijke artikel al heb
gedaan. Wel heb ik met belangstelling kennis genomen van de opinie
dat een eventueel deflatoir beleid in
de komende jaren eerder tot de baten van de EMUzou moeten worden
gerekend.
Eén algemene verzuchting moet mij
wel van het hart. Veronderstel – for
tbe sake of argument- dat ambtelijk
dirigisme op internationaal budgettair gebied wenselijk is. Zelfs als er
schuld- en tekortnormen moeten
zijn, waarom zouden die voor elk
potentieel lid van de EMUdezelfde
zijn? Er zijn grote en relevante verschillen tussen de twaalf kandidaatEMU-leden wat betreft de economische structuur, het groeipotentieel
van de nationale economie, de flexibiliteit en spankracht van het belastingstelsel, de geldvraag en de graad

van financiële ontwikkeling. Het lijkt
erop dat deze budgettaire gelijkschakeling gebaseerd is op de volgende
argumenten:
• normen moeten er zijn;
• de feitelijke inhoud van de normen doet er weinig toe;
• om ruzie te voorkomen krijgen
alle kinderen hetzelfde zakgeld.
Over twee argumenten van De Haas
kan iets meer gezegd worden.

Marktdisciplinerlng
Als markten erop speculeren dat
overheden toch voor elkaar in de
bres zullen springen, kan ook niet
vertrouwd worden op de naleving
van schuld- en tekortnormen. Waarom zouden overheden (of de Raad
van Ministers) effectieve maatregelen treffen als de budgettaire normen overschreden worden? De
Haas vertelt ons immers dat in het
verleden de conditionaliteit van leningen “uiteindelijk weinig bleek
voor te stellen” Als de Europese nationale en supra-nationale overheden onvoldoende ruggegraat hebben om in de financiële markten de
naleving van de (bekende, zinnige
en ondubbelzinnige) spelregels af
te dwingen, dan zijn de kansen op
naleving van arbitraire schuld- en
tekortnormen miniem.

Externe effecten
Hier zit De Haas er analytisch duidelijk naast. “Zodra marktdeelnemers
invloed hebben op de marktprijs,
doet strategisch gedrag zijn intrede
en ontstaat een spelsituatie.” Dat
klopt. “In de EMUzal eveneens sprake zijn van een spelsituatie. Er zijn
grote landen die via hun budgettaire beleid EMU-rente en Ecu-koers
beïnvloeden.” Dat klopt ook. “Gegeven deze externe effecten kan niet
worden aangenomen dat ongecoördineerd beleid doelmatig is.” Dat
klopt niet als het over overheidsschuld gaat1•
Het argument van De Haas is in principe juist als het gaat over overheidsconsumptie en -investeringen, over
verstorende belastingen, overdrachtsuitgaven en subsidies. (Natuurlijk
leidt coördinatie niet automatisch tot
efficiëntere uitkomsten dan bij een
ongecoördineerd beleid het geval
zou zijn. Er bestaat een uitgebreide
literatuur over ongewenste internationale samenwerking.) In mijn artikel schreef ik dan ook: “Erbestaan
theoretische argumenten voor de internationale coördinatie van vrijwel
alle aspecten van de begrotingspoli-

ESB 27-5-1992

tiek, met uitzondering van overheidstekort en overheidsschuld”.
Een overheidsschuld-spelsituatie
is, in een eerste benadering, een
spel op de contractcurve, dat wil
zeggen een puur herverdelingsspel. Overheidsschuld heeft geen
intrinsieke waarde als consumptieof kapitaalgoed. Variaties in overheidsschuld beïnvloeden de economie slechts voorzover deze vermogensherverdeling bewerkstelligen
tussen heterogene economische
subjecten. Zonder verdere verstoringen is elk evenwicht met volledige mededinging Pareto-efficiënt,
ongeacht de vermogensverdeling.
Dit geldt ook als de vermogensverdeling de uitkomst is van een spel.
Alle evenwichten van dit spel Nash, Stackelberg of wie dan ookzijn Pareto-efficiënt. Mijn bananenvoorbeeld was, wat dit soort speltheoretische situaties betreft, niet
erg gelukkig. In de bananenmarkt
zou De Haas gelijk hebben gehad
doordat bananen als consumptiegoederen wel intrinsieke waarde
bezitten.
In punt 13 van mijn artikel benadruk ik dat, voor gegeven waarden
van alle relatieve prijzen, emissie
van overheidsschuld herverdeling
bewerkstelligt tussen generaties. In
punt 10 werd uitgelegd hoe endogene rentevoetveranderingen (teweeggebracht door deze intergenerationele herverdeling) op hun
beurt herverdeling bewerkstelligen
tussen crediteuren en debiteuren.
Hier kan nog aan worden toegevoegd dat eventuele wisselkoersveranderingen (nominaal of reëel)
eveneens herverdelingsconsequenties hebben. Nu kunnen lidstaten
verschillen in hun voorkeuren op
het gebied van de intergenerationele verdeling. Deze verschillen zijn
zeker belangrijk. Zo zou een renteverhoging veroorzaakt door Italiaanse tekorten de realisatie van Nederlandse voorkeuren kunnen
bemoeilijken. Over de herverdelingsconsequenties van overheidsschuld bestaat evenwel, bij mijn
weten, nog geen pan-Europese
consensus. Als de budgettaire normen van Maastricht deze consensus moeten weerspiegelen, is dat
wat mij betreft een kwalijke zaak.
Hierover heeft immers geen politiek debat plaatsgevonden2.
De klare wijn van deze benadering
van de overheidsschuld als een herverdelingsmechanisme kan natuurlijk wel worden aangelengd met het
bekende ‘second-best’ water. Het

economische stelsel kan ‘dynamisch
inefficiënt’ zijn. Maar dat zou betekenen dat er te weinig, niet teveel,
overheidsschuld is. Daarnaast is
overheidsschuld niet alleen een mechanisme voor herverdeling tussen
generaties; zij kan ook een inkomensverzekeringsfunctie tussen generaties hebben.
Verstorende belastingen en overdrachtsbestedingen zorgen voor verdere complicaties. Als de door het
fiscale bestel veroorzaakte verstoringen zorgen baren, dan doet men er
beter aan om direct aan die verstoringen te gaan sleutelen (eventueel op
internationaal gecoördineerde wijze). Rommelen met de overheidsschuld is een slecht surrogaat voor
belastinghervorming.
Financiële markten, de markten voor
goederen en diensten en de arbeidsmarkt kunnen op vele manieren falen. Hetzelfde geldt voor de nationale en supra-nationale overheden.
Toch bestaat er geen enkele theoretisch en empirisch onderbouwde
analyse van markt- en overheidsfalen die impliceert dat de budgettaire
normen van Maastricht zinnig zijn.
W.B. Huiter
De auteur is hoogleraar aan de universiteit van Yale.

1. Voor een gedetailleerde onderbouwing, zie K. Kletzer en W.H. Buiter, The
welfare economics of cooperative and
non-cooperative fiscal policy, Journalof
Economie Dynamics and Control, 1991,
blz. 215-244.
2. In tegenstelling tot de politieke consensus over inkomensoverdrachten van de
rijkere naar de armere lidstaten en regio’s.

Auteur