Ga direct naar de content

De volwassenheid Europa

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: januari 16 1985

Europa-bladwijzer

De volwassenheid van Europa
DR. M. DE CLERCQ*

Inleiding
Over Europa is al veel inkt gevloeid, ook
uit economenpen. De Europese eenmaking
is een goede inspiratiebron voor economische publikaties. Het is immers een kind in
groei, het verandert voortdurend. Kan
men zich een beter onderwerp wensen voor
idealistische toekomstscenario’s, maar
ook voor clientelestudies ten voordele van
de talrijke Europese pressiegroepen? Vergelijkend onderzoek en voorstellen tot harmonisatie van nationaal beleid zijn veel
voorkomende onderwerpen. De interpretaties en herinterpretaties van het Verdrag
zijn legio.
De Franse universitaire wereld zag op
tijd het gat in de markt. Twintig jaar geleden stichtte prof. P.H. Teitgen de Commission pour 1’etude des Communautes
Europeennes (CEDECE). De commissie
groepeert op dit ogenblik ongeveer 200 juristen, politicologen en economen, die de
organisatie, het functioneren en de ontwikkeling van de Gemeenschap onder de wetenschappelijke loep nemen. Om de twee
jaar organiseert de vereniging een colloquium waarop Europolitici, Europese
ambtenaren en onderzoekers elkaar rond
een of ander thema treffen. In 1980 congresseerde men in Nice over de relaties met
de Middellandse-Zeelanden; in 1982 te
Rennes over het landbouwbeleid. Bind oktober was de universiteit van Toulouse aan
de beurt om als gastheer te functioneren.
Ditmaal stond in de meer dan dertig rapporten en mededelingen het begrotingsprobleem van de Gemeenschap centraal.
Volwassen budget
De Europese Gemeenschap is eindelijk
volwassen geworden. Net als de nationale
lidstaten kan zij thans een tekort op de begroting hebben en wat meer is, het begrotingstekort is zwaar onderschat. Met deze
boutade schetste de directeur begroting
van de EG, Strasser, in een inleidend referaat 1) de problemen van het colloquium.
De begrotingsproblemen van de Gemeenschap behoeven hier slechts kort in herinnering te worden gebracht. Sinds 1970 beschikt de EG over eigen middelen: de opbrengst van het gemeenschappelijk douanetarief, de landbouwheffingen en het
jaarlijks door haar geclaimde deel van de
BTW-opbrengsten (tot maximaal 1%). In
68

het verleden voerde de Europese Gemeenschap, zoals elke overheid, een weinig orthodox begrotingsbeleid: de middelen werden aangepast aan de uitgaven en niet ander som. De uitgaven kenden een sterke
toename, hetgeen in Europese kringen
werd ge’interpreteerd als vooruitgang in de
Europese eenmaking. In 1968 gaven de Gemeenschappen gebudgetteerd en gedebudgetteerd 2) 1.617,8 mln. rekeneenheden
uit. In 1982 was dat ECU 22.008,2 mln.
Het totale budget van de Gemeenschappen
bedroeg 1.511,3 mln. rekeneenheden in
1968, ECU 21.360,9 mln. in 1982, ECU
25.364,1 mln. in 1983 en ECU 25.700,0
mln. in 1984. Drie factoren liggen aan die
explosie van uitgaven ten grondslag:
1. de bureaucratische organisatie van de
Europese landbouwmarkt gaf de Europese landbouwprijzen een politick karakter. Bij die hoge politieke prijzen
overtreft het aanbod ruimschoots de
vraag. Overproduktie, torenhoge voorraden en massaal gesubsidieerde export
zijn het gevolg. De landbouwlobby
slaagde er nochtans wonderwel in
steeds de noodzakelijke prijsdalingen
te beletten en de kosten van het milde
landbouwbeleid op de nationale belastingbetalers af te wentelen;
2. het Europese parlement beschikt, in
vergelijking met de Raad en de Commissie, overbeperktebevoegdheid. Het
tracht die te vergroten door voortdurend nieuwe taken en uitgaven voor Europa aan te wijzen, die niet rechtstreeks
uit het verdrag van Rome voortvloeien.
Het parlement legt bovendien de nadruk op de herverdeling van de inkomens tussen de lidstaten. Vooral de
grote structuurfondsen (het Sociaal
Fonds, de af deling Orientatie van het
Landbouwfonds en het Regionaal
Fonds) bleken erg in trek; de parlementaire belangstelling gaf hun een extra
stimulans. In 1961 gaf men 8,6 mln. rekeneenheden uit voor het Europees Sociaal Fonds; in 1982 werd het ECU
1.015,8 mln. Vanaf 1965 kwamen daar
uitgaven bij voor de af deling Orientatie
van het Landbouwfonds (1,6 mln. rekeneenheden in 1965, ECU 749,2 mln.
in 1982). Het Regionaal Ontwikkelingsfonds dateert van 1975: toen waren er uitgaven van 150,9 mln. rekeneenheden; in 1982 van ECU 1.075,0
mln.;
3. de onevenwichtigheid tussen de verde-

ling van de uitgaven en de verdeling van
de inkomsten tussen de lidstaten lag
eveneens aan de basis van de uitgavenexplosie. Het Verenigd Koninkrijk en
West-Duitsland klaagden over het feit
dat hun inbreng in het Europese budget
veel groter was dan wat zij eruit haalden. In de goede Europese traditie werd
dit niet gecompenseerd door een aanpassing in het inkomstenpatroon van
de Gemeenschap, maar wel door extra
uitgaven voor het Verenigd Koninkrijk. Vanaf 1980 (193,5 mln. rekeneenheden); in 1982 ECU 1.654, 2 mln.
Als men eveneens de interestbonificaties
van het Europees Monetair Fonds in aanmerking neemt (ten gunste van Italic en
lerland), liepen de Europese uitgaven als
gevolg van niet expliciet in het Verdrag vermelde politieke beslissingen om al die redenen op van 8,6 mln. rekeneenheden in 1961
tot ECU 4.704 mln. in 1982.
In 1984 werd de budgettaire ziekte
acuut. De in 1970 voorziene eigen middelen waren ontoereikend om en de landbouwpolitiek integraal te betalen, en nieuwe uitgaven te financieren en het budgettaire evenwicht te handhaven. Een van de
zijden van die magische Europese begrotingsdriehoek moest dus springen. Tijdelijk werd het doel van het begrotingsevenwicht opgegeven. Om het budgettaire tekort van 1984 te financieren deed de Gemeenschap immers een beroep op renteloze voorschotten van haar lidstaten. Met
andere woorden, de Gemeenschap leent
renteloos van de lidstaten en moet die leningen vanaf 1986 ten laste van haar begroting terugbetalen. Voor 1985 zou men
dezelfde oplossing zoeken, maar die voorschotten werden nog niet in de ontwerpbegroting opgenomen, zodat deze laatste in
feite maar op tien maanden sloeg. Een van
de redenen waarom het parlement de begroting verwierp. Vanaf 1986 zullen de eigen middelen worden opgevrferd: de lidstaten zullen tot 1,4% van hun BTWontvangsten aan de Gemeenschap moeten
afdragen; vanaf 1988 kan dat tot 1,6%
oplopen. Velen zijn evenwel de mening
toegedaan dat 1,6% onvoldoende zal zijn.
De Commissie zelf vroeg 2% van de BTWontvangsten.
Hoe moet men de financiele crisis van
Europa oplossen? Alle rapporten en mededelingen probeerden een licht te werpen op
de verschillende oplossingen die her en der
werden aangedragen. De Commissie zelf
stelde reeds een aantal particle oplossingen
voor, zoals een belasting op olien en vetten
en een Europese energiebelasting. Met deze voorstellen probeert de Commissie aan
nieuwe inkomsten te komen zonder daartoe op het daarvoor in het Verdrag voorziene art. 201 een beroep te moeten doen.

* Verbonden aan het Seminarie voor Economic
van de Rijksuniversiteit te Gent.
1) D. Strasser, Les politiques et les actions financeespar la Communauti Europtenne.
2) Thans is alleen het Europese ontwikkelingsfonds nog gedebudgetteerd.

Toepassing van die verdragsbepaling ver-

Meer eigen middelen

eist immers unanimiteit van stemmen in de

heid.
Juridisch is dit voorstel verschillend van
het bijdragesysteem dat v66r 1971 van

Raad evenals ratificatie van de Raadsbeslissing door de nationale parlementen.
Deze uitwegen vonden geen genade in de
ogen van de congressisten.
De belasting op olie’n en vetten wordt gepresenteerd als een maatregel van het
marktordeningsbeleid (art. 45: unanimiteit
noch ratificatie zijn noodzakelijk). In feite
maakt de Commissie evenwel listig gebruik
van de corporatistische belangenbehartiging van melkboeren en olijfolieproducen-

Aangezien de douanerechten en de landbouwheffingen van de Gemeenschap niet
afhankelijk van de budgettaire noden fluctueren, impliceert een verhoging van de eigen middelen in het huidige financieringssysteem het opvoeren van het Europese

model van de Verenigde Naties is in Europese ogen weinig geliefd omdat het de financiele autonomie van de Europese instellingen sterk beperkt. Men verwijst

aandeel van de BTW-ontvangsten van de

gaarne naar de ervaringen van de EGKS,

lidstaten. Deze weg wordt nu bewandeld.
Op de top van Fontainebleau werd beslist

ten. Die eisen immers sinds lang dat het gat

ten zou lange tijd in beslag nemen, zodat de

in de communautaire preferentie (een eufemisme voor Europees protectionisme)
wordt gedicht door de invoerrechten op
olie’n en vetten te verhogen. De nieuwe belasting zou aan hun eisen gedeeltelijk tegemoet komen en tegelijkertijd zaad in het

verhoging maar vanaf 1986 zou doorgaan.
Vooral de Bondsrepubliek schijnt niet gehaast met de ratificatie, ondanks het aandringen van de andere lidstaten die zo snel
mogelijk van de tijdelijke oplossing van de
voorschotten af willen. Deze Fontaine-

die in de periode 1978-1980 op dezelfde
manier een deficit op haar begroting financierde. Men diende toen vast te stellen dat
de contributies niet op tijd binnenliepen,
zodat uiteindelijk een andere financiele
oplossing uit de bus kwam: het deficit werd

de eigen middelen tot 1,4% op te voeren.
De ratificatie van de nationale parlemen-

kracht was. Een dergelijk systeem naar het

ten laste gebracht van het algemene budget.
Blijft natuurlijk de politieke vraag naar
de haalbaarheid van een dergelijk voorstel.
In een democratie behoort die vraag uiteindelijk door de kiezer te worden beant-

Europese bakje brengen. In het budget zelf

bleau-oplossing moest wel worden aange-

woord. Men kan betwijfelen of de modale

worden die nieuwe belastingen niet als inkomsten opgenomen, maar wel als negatieve uitgaven in de betrokken sector van het
marktordeningsbeleid aangemerkt 3).

past om aan de Britse eisen tegemoet te ko-

Belg, Duitser of Nederlander bereid is te
betalen voor de Spanjaard, de ler, de Griek
of de Portugees. De controverses rondom

Voor de energiebelasting 4) bestaan
evenmin veel argumenten. Vorig jaar stelde de Commissie een dergelijke belasting
voor in haar vijfjarige energieprogramma.
Een relatief hoge belasting zou op alle
energieconsumptie worden geheven en niet
louter op de Europese energieproduktie.

men. Wanneer de bijdrage van een lidstaat
in de totale BTW-middelen van de Gemeenschap groter is dan zijn aandeel in de
uitgaven, kan dit verschil voor 66% worden gecompenceerd. Vanaf 1985 is dit het
geval voor het Verenigd Koninkrijk. Deze
compensatie komt in principe in mindering

van de BTW-bijdrage voor het volgende
begrotingsjaar. De andere lidstaten moeten daardoor extra bijdragen leveren, die

de ontwikkelingshulp laten dienaangaande
niet veel hoop. De rapporten over de financiering van federale staten 5) wezen trouwens uit dat er geen theoretisch-ideale
oplossing voor de federale financien bestaat. Federale financieringssystemen blijken instabiel. Zij zijn vooral de vrucht van
moeilijke negotiaties tussen de federale
partners en van de wisselende coalities die
zij onder elkaar afsluiten en waarbij zij
vooral het eigen belang op het oog hebben.

Was dit laatste het geval geweest, dan viel

onder hen worden verdeeld volgens hun

zij immers vooral ten laste van de Bondsrepubliek Duitsland en het Verenigd Konink-

BTW-aandeel. De Bondsrepubliek moet
evenwel slechts 2/3 van haar BTW-aandeel
bijdragen, zodat de overige bijdragen dienovereenkomstig worden aangepast. Opvallend daarbij is wel dat de toepassing van
het ,,juste retour”-principe beperkt blijft
tot de BTW, waardoor de Britse onevenwichtigheid minder uitgesproken is dan
wanneer men het totaal van de EG-middelen in beschouwing had genomen. GrootBrittannie voert immers veel landbouw-

Europa kan zijn nieuwe middelen ook
halen uit nieuwe Europese belastingen.
Een zeer conjunctuurgevoelige belasting is
niet geschikt aangezien de Europese uitgaven, die zij mede moet financieren, eerder

rijk, hetgeen uiteraard de ,,onevenwichtige” verdeling van de gemeenschappelijke
lasten nog zou versterken. In de idee van de
Commissie zou men naar analogic met de
BTW de energiebelasting heffen bij de import of bij de interne producent. Om de
concurrentiepositie van de Europese industrie ten opzichte van Japan en de Verenigde Staten niet te verstoren zouden
BTW-contribuabelen die de betrokken
energie kopen naderhand de belasting krijgen terugbetaald. Het parlement daarentegen voelt meer voor een importheffing,
maar om dit voorstel te kunnen realiseren
moet de EG aan de leveranciers compensaties aanbieden binnen het kader van de
GATT-akkoorden. Bovendien zouden de
landen die op energiegebied zelfvoorzienend zijn er goedkoop van afkomen. Dit is
met name het geval voor het Verenigd Koninkrijk en Nederland. Hoofdprobleem

produkten in zodat het de EG veel land-

rigide zijn. De nieuwe belastingbasis moet

bouwheffingen oplevert.
In Toulouse was de oplossing van Fontainebleau nier erg geliefd. De verhoging
van het Europese BTW-aandeel bracht onvoldoende de solidariteit tussen de lidstaten tot uiting en steunde te veel op het
,,juste-retour”-principe, aldus de meeste
congressisten. De vrees voor een integrate
toepassing van dit in hun ogen perfide beginsel was erg levendig. De idealistische
Europeanen spelen meer met de gedachte

bovendien — om de verdelende rechtvaardigheid tussen de lidstaten niet te veel in het
gedrang te brengen – deeconomischerijkdom van de landen juist weergeven. Met
andere woorden, er is een verband noodzakelijk met het bruto binnenlands produkt.

blijft evenwel het al dan niet affecteren van

de inbreng van iedere lidstaat te laten af-

Europa thans zijn inkomsten vooral uit in-

deze nieuwe inkomsten. Deze gelden louter
voor de toekomstige energiepolitiek reserveren is politick de gemakkelijkste oplossing. Zulks druist evenwel in tegen de budgettaire orthodoxie die de non-affectatie
van alle inkomsten primair stelt. Bovendien worden de energieprodukten reeds
zwaar belast door de nationale lidstaten
zelf.
Bieden de vluchtwegen geen oplossing,
de fundamentele oplossingen zijn – zoals
op het colloquium ten overvloede Week evenmin gemakkelijk. In principe kan men
Europa op drie manieren financiele zuurstof toedienen: door de huidige middelen
te vergroten, door de Europese instellingen
een eigen fiscale bevoegdheid te verlenen
of door Europese leningen.

hangen van zijn gemiddeld bruto nationaal
produkt (bnp). Dat kan door de BTWafdracht dienovereenkomstig aan te passen, maar deze oplossing is vrij complex.

directe belastingen haalt, wordt in de eerste
plaats gedacht aan een Europese inkomstenbelasting.

ESB 16-1-1985

Nieuwe Europese belastingen

De Gemeenschap kan immers niet wat de
nationale staten wel kunnen: de ongewenste inkomenseffecten van de ene belasting door het inkomenseffect van een
andere belasting compenseren. Aangezien

Vandaar dat de CEDECE pleit voor een
progressieve belasting van de Gemeenschap op haar lidstaten, naar analogic met
het gebruik in federate staten zoals de
Bondsrepubliek, Canada en Australia. De
lidstaten zouden dan contribuabele worden in een progressief belastingsysteem,

waarin hun gemiddelde welvaart vergeleken wordt met het Europese gemiddelde of

met een of andere referentiebasis. Naast
het bnp per hoofd kunnen nog als referentiebasis dienen de ree’le infrastructuurbe-

3) M. de Clercq, La taxe sur les matures
grasses.
4) C. Blumann, La taxe communautaire sur
I’energie.
5) V. Constantinesco, Les solutions inspires
par les modeles federalistes; A. Reymond, L ‘experience historique d’integration fiscale et ses
enseignements; i. Anastopoulos, Les grands

traits communs desfinancesfederales; D. Biehl,

hoefte (wie zal die bepalen?), de bevol-

L ‘experience allemand de perequation financiere et les propositions de Parlement Europeen; A.
Buzelay, Votes et moyens d’une periquation

kingssamenstelling en de bevolkingsdicht-

intracommunautaire.
69

In het meest verregaande scenario heft
de Gemeenschap zelf haar eigen inkomstenbelasting los van die van de nationale staten. De modaliteiten van die Europese belasting zijn dan bepalend en voor de
omvang van de totale belasting die iedere
lidstaat aan de Gemeenschap levert en voor
de verdeling van die nationale belastingopbrengst over de ingezetenen van het land.
Om op die twee verdelingsaspecten enige
vat te krijgen, moet men wel vooraf de belastingbases tussen de lidstaten harmoniseren. Gebeurt dit niet, dan hangt de mate
waarin ieder land bijdraagt onvermijdelijk
af van de specifieke kenmerken van zijn ei-

gen belastingstelsel, zodat die verdeling
zich in een politick ongewenste richting
kan ontwikkelen. Harmonisatie van de betrokken belastingstelsels is evenwel een
karwei van zeer lange adem. Welke aftrekposten worden toegekend? Hoe stelt men
het bruto en het netto belastbaar inkomen
vast? Wie moet de betrokken belasting betalen? Harmonisatie van de nationale belastingtarieven is niet vereist als men de
Europese belasting als een extra zware heffing opvat. Wanneer de belastingvoeten
sterk uiteenlopen en een zware financiele
weerslag hebben, kan zulks evenwel in bepaalde lidstaten leiden tot een vermindering van de belastbare basis en dus weer de
verdelende rechtvaardigheid van het optreden van de gemeenschap aantasten. De nationale overheden zullen inzake belastingmateries hoe dan ook over grote discretionaire bevoegdheden blijven beschikken.
Kan men de mogelijkheden tot fraude bij
voorbeeld over geheel Europa egaliseren
6)?

De conclusie is duidelijk: harmonisatie
van de belastingstelsels is niet alleen technisch moeilijk, maar bovendien geven de
lidstaten direct een belangrijk instrument
van het verdelingsbeleid, de kern van het
hedendaags politick bedrijf, uit handen.
De indirecte oplossing biedt wellicht betere
perspectieven. Om snel te werken stelt men
voor het verdelingsvraagstuk met betrekking tot de inkomstenbelasting te splitsen.
Op Europees niveau zou dan worden
beslist hoeveel ieder land van zijn inkomstenbelasting moet afdragen. Het verdelen van die last over de ingezetenen zou
de taak blijven van de nationale overheden. Bij het bepalen van het deel dat iedere
lidstaat van zijn inkomstenbelasting moet
afdragen, kan dan met de gewenste verdelende rechtvaardigheid tussen de lidstaten
rekening worden gehouden. (Bij voorbeeld
met het gemiddelde nationale produkt als
referentiebasis. Op die manier kan de bijdrage van rijkere landen b.v. groter zijn
dan die van de minder gefortuneerde lidstaten).

einden uit te lenen. Via dit goedkope Europese doorgeefluik konden de lidstaten ten
behoeve van de bouw van nucleaire centra-

les, in geval van betalingsbalansmoeilijkheden en om de investeringen te bevorderen (Ortoli-faciliteit) lenen. Het Europese

budget staat daarbij garant voor de terugbetaling van de leningen, waarbij de Europese waarborg uiteraard alleen interestverlagend werkt als de Gemeenschap niet
,,overleent”. De Europese leningen worden steeds voor specifieke doeleinden geaffecteerd. Ze vormen dus geen globale financiele dotatie, waaruit de Gemeenschap
vrij leningen kan toestaan.
Gepleit wordt nu om naast die leningen
nog andere leningen uit te schrijven, waarvan de opbrengst een autonome inkomstenbron zou vormen voor Europa.
Sommigen zijn van oordeel dat het abso-

70

blauwdruk van het Europese parlement de

inspiratie verschafte. Op het plenum waren
de waarschuwingen tegen overcommunautarisering nochtans niet van de lucht. Opnieuw bleek dat men bij de Europese eenmaking eigenlijk een unieke weg bewandelt. De geschiedenis leert dat de economische eenmaking van federale staten volgt
uit de politieke eenmaking. In Europa proluut noodzakelijk zal zijn om die oplossing beert men het andersom. Stukje bij beetje,
aan te wenden omdat nu eenmaal alle poli- met veel vallen en opstaan worden de ecotieke instellingen van betekenis dat doen. nomieen op elkaar afgestemd, in de hoop
Leningen zijn immers — dedagelijksepoli- dat de politieke unificatie zal volgen.
De hamvragen kan men evenwel niet
tieke praktijk bewijst dit ten overvloede een gemakkelijker politieke oplossing voor blijvend uit de weg gaan? Moet het toebudgettaire problemen dan de fiscaliteit. komstig Europa dienen voor de welvaartsZij vormen het politieke bedrijf – althans herverdeling tussen de lidstaten? Moeten
tijdelijk – om tot een spel met winnaars en bij voorbeeld de gemiddeld rijkere Duitzonder verliezers. Deze oplossing is noch- sers, Belgen en Nederlanders middelen aftans niet zonder grote gevaren. Tot nu toe staan voor de gemiddeld armere leren,
kon de Gemeenschap als goedkoop door- Spanjaarden, Italianen en Portugezen?
geefluik voor leningen functioneren omdat Bestaat daartoe wel de politieke bereidzij op de internationale kapitaalmarkt als heid? Kunnen en willen den of twaalf
zeer kredietwaardig overkwam. Het Euro- lidstaten in de toekomst nog terzelfde tijd
pese budget stond immers garant voor de even ver gaan? Het huidige systeem van eiterugbetaling van die leningen. Zullen de gen middelen creeerde een budgettair kaEuropese instellingen nog tegen een lage der voor zes lidstaten die het eens waren
interest kunnen blijven lenen als ook hun over doeleinden met een beperkte financiebudget gedeeltelijk door leningen wordt le weerslag. Het Europa van de twaalf zal
gefinancierd? Gaat men niet concurreren de vraag naar diversificatie in doeleinden
met de toch al niet geringe leenbehoeften en middeleninbreng niet meer uit de weg
van de Europese lidstaten? Zal Europa glo- kunnen gaan. Vindt iedere lidstaat wel een
baal niet ,,overlenen”? Als men die lenin- gemeenschappelijke energiepolitiek nutgen in ECU wil plaatsen, dan moet in ieder tig? Quid wat betreft een meer veralgegeval de concurrentiele positie van de ECU meend industrieel beleid of een ver doorgeals beleggingsobject worden verstevigd. dreven harmonisatie van milieubepalinZowel de Europese landen als de VS en Ja- gen? Soms is het interessant dat sommige
pan dienen dan de ECU als een volwaardig lidstaten met derden samenwerken om speinternationaal beleggingsmiddel te be- cifieke politieke doelen te realiseren. Overdreven harmonisatie en centralisatie hindeschouwen 7).
Economisch zijn sommige van die hin- ren soms een soepele beleidsvoering. Voorderpalen zeker te omzeilen. Het gevaar is al van Britse zijde 8) werd een groter budnochtans van politieke aard. Zal — als een- gettaire differentiatie bepleit voor research
maal de Europese instellingen globale le- en industriele vernieuwing. Voor specifieningsbevoegdheid krijgen – het hek niet ke programma’s kan een eigen financievan de dam zijn voor een ongebreidelde, ringssysteem worden opgezet. Ook van
door zuiver politieke motieven ingegeven Franse officiele zijde 9) staat men niet afexpansie van de Europese uitgaven, zoals wijzend tegenover de idee van Europese
wij dat bij de nationale lidstaten meemaak- ,,agences” met budgettaire autonomie
ten? Het politieke spel — corporatistische voor specifieke nieuwe activiteiten. De Eupressie, ,,log rolling”, ,,free-rider tactics”, manipulatie van de informatie, beklemtonen van de huidige baten en verdoezelen van de toekomstige kosten – speelt 6) G. Montaignier, La poursuite de I’harmoniook op de Europese scene…
sation fiscale et la creation de nouvelles ressour-

Europese leningen

Moet een volwassen Europa niet, zoals
de nationale staten, een gedeelte van zijn
begroting door middel van leningen kunnen financieren? Europa leent ook nu al.
Het onttrekt geld aan de kapitaalmarkt,
niet om daarmee zijn uitgaven te dekken,
maar om het opnieuw voor specifieke doel-

ien wel bij varen, aldus luidt het dogmatische Europese credo. De kern van de zaak
is evenwel niet hoe Europa aan nieuwe
middelen moet zien te komen. Een serieuze
aanpak van de Europese financiele problemen vereist dat men daaraan voorafgaand
een consensus vindt over de taken die Europa van de nationale overheden moet
overnemen. In alle commissieverslagen
bleken de Europromotoren ervan overtuigd dat er veel taken zijn, waarbij de

Welk Europa?

Voor Europese ijveraars is de noodzaak
van nieuwe Europese middelen vanzelfsprekend. Een effectiever Europa is in de
eerste plaats een budgettair probleem.
Geef Europa meej geld, en wij zullen er al-

cespropres; B. Barthelay, Un impot communautaire sur /e revenu est-il possible?
7) J.F. Couzinet en C. Hen, Le recours a I’emprunt?; J. Leonard, Problemes du developpement d’une communaMe d’endettement.
8) H. Wallace, Les problemes du flnancement
d’une CommunaMe plus differenciee.
9) P. Moreau-Defarges, Une hypothese de demembrement des finances communautaires: I’idee d’Agences.

ropese rekenkamer zou hun werking overeenkomstig hun doeleinden jaarlijks moeten evalueren. Alle EG-partners zouden
hun oprichting moeten goedkeuren maar
niet iedereen moet hierin participeren.
Op het colloquium ondervond deze idee

evenwel veel tegenstand. Men vond deze
instellingen te technocratisch en meende

dat de Europese politici te weinig vat op die
,,agences” zouden hebben. Ook Europolitici geven hun macht nu eenmaal niet
graag uit handen…
Kan men het Europese begrotingssysteem ook niet gedeeltelijk oplossen langs
de uitgavenzijde? Het viel op dat die vraag
in de officiele rapporten van het colloquium meestal zorgvuldig werd ontweken.
Slechts op het plenum waren de opmerkingen dienaangaande veelvuldig. Het zal
nochtans hard knokken worden om de be-

hoop dat een Verenigd Europa zich in de

wereld beter zal kunnen doen gelden. Het
debat toont evenwel eveneens aan hoezeer
de politieke Europese beweging soms

parlement was slechts een in zijn verdeeldheid. Iedereen had zo zijn redenen om de
begroting af te keuren, maar de diverse
opinies congrueerden evenmin.

zweeft in het ijle van het politieke idea-

lisme, wordt gehinderd door de steriele ju-

M. de Clercq

ridische aanpak van de Europese bureaucratic en haar dienaars, en behoefte heeft
aan nuchtere economische calculus. Dat
het Europese parlement zo pas de begroting 1985 verwierp is illustratief voor de
verwarring in de Europese gelederen. Het

10) P. Mahe, Une protectionisme plus equilibree. Le FEOGA et la reforme de la PA C.

slissing met betrekking tot de begrotingsdiscipline volledig te kunnen uitvoeren.

Het Europese parlement ligt dwars omdat
het in de begrotingsdiscipline een aanslag
ziet op zijn pogingen tot bevoegdheidsuitbreiding door te stemmen inzake niet verplichte uitgaven. Ook de Europese landbouwlobby laat zich niet onbetuigd. Nochtans zou de landbouwpolitiek kandidaat
nummer een moeten zijn als het om bezuinigen gaat. Daartoe opent een evenwichtige herschikking van de communautaire
landbouwprotectie interessante perspectieven. P. Mahe 10) presenteerde de resultaten van simulaties waarin het effect van
een dergelijke aanpak in het domein van de
veevoeders op het gemeenschapsbudget
werd nagegaan. Verminder de graanprijs
met tien procent en stel douanerechten in
op de import van andere veevoeders, zodat
hun prijs binnen de EG met 20% stijgt, en
het budget van het Europees garantiefonds
verbetert met ECU 3 mrd., zo luidt de aanbeveling die hij met de noodzakelijke we-

tenschappelijke nuance aan het colloquium meegaf. Voorts bepleitte hij een daling
van de melk- en de suikerprijzen. De communautaire protectie wordt in dit voorstel
opnieuw in evenwicht gebracht op een lager niveau en niet op een hoger niveau zoals in de voorstellen van de Commissie het
geval was. Uiteraard vallen bij een dergelijke aanpak winnaars en verliezers te noteren, maar wat de politieke haalbaarheid
betref t is het een pluspunt dat zowel binnen
de EG als binnen haar handelspartners beide groepen aanwezig zijn. Men mag dan
ook hopen dat de macht van voor- en tegenstanders elkaar in evenwicht houdt.
Besparingen in het gemeenschappelijk
landbouwbeleid zijn alleen mogelijk als

men tot een globale herorientatie van het
beleid en inkrimping van de bemoeienissen

met de landbouw komt.
Realisme

De polemieken over Europa’s budget illustreren de fundamentele tegenstrijdigheden in de toekomstvisies die over Europa
de ronde doen. Sommigen verdedigen de
vrije markt, leggen de nadruk op efficiency
en effectiviteit van de Europese actie. Anderen leggen de nadruk op de politieke
ESB 16-1-1985

71

Auteur