Ga direct naar de content

De quintaire sector

Geplaatst als type:
Gepubliceerd om: oktober 26 1983

De quintaire sector
DRS. G. HUPPES — IR. W. T. DE GROOT*

Inleiding
De huidige werkloosheid wordt in belangrijke mate veroorzaakt dor structurele ontwikkelingen aan de vraagzijde van de
arbeidsmarkt. In de landbouw en Industrie bestaat reeds lang
een dalende arbeidsbehoefte. Ook de groei in de dienstensector
stagneert reeds geruime tijd. Aan de sterke groei van de quartaire sector is eveneens een einde gekomen, omdat een verdere
toename van de belastingdruk niet meer aanvaardbaar wordt
geacht. Een actief werkgelegenheidsbeleid zal daarom grosso
modo alleen budgettair neutraal tot stand kunnen komen.
De vraag is echter hoe de overheid budgettair neutraal werkgelegenheid kan creeren. De huidige discussie daarover wordt
gekenmerkt door een groot aantal problemen. Wat is b.v. ,,additionele arbeid”? Hoe kunnen ,,inverdieneffecten” worden berekend? Betekent het subsidieren van bedrijven niet het bevorderen van inferieure technologic? Onderstaand wordt aangegeven
hoe netto werkgelegenheid kan ontstaan door stimulering van
een nieuwe sector: de quintaire.
De quintaire sector
Veel produktieprocessen brengen op de markt verhandelbare
goederen voort die een negatief effect op collectieve goederen
hebben, o.a. door vervuiling, aantasting van de natuur, verarming van de cultuur of uitputting van de grondstoffenvoorraad.
De zogenoemde internalisatie van deze negatieve externe effecten is een geaccepteerd beleidsdoel in de vorm van het principe
dat ,,de vervuiler betaalt”. Maar er bestaan ook vele produktieprocessen die een positieve bijdrage leveren aan collectieve goederen. Zo levert een alternatieve verwerking van huishoudelijk
afval niet alleen particuliere, op de markt verhandelbare, goederen als veevoer, compost, ,,recycle”-blik, -glas, enz., maar
draagt tevens bij aan de vermindering van milieuvervuiling, het
ruimtebeslag en de uitputting van grondstoffen. Ook deze positieve externe effecten kunnen worden geinternaliseerd in de
vorm van een betaling door de overheid voor het mede-geproduceerde collectieve goed. In deze lijn wordt de quintaire sector
hier gedefiniecrd als de sector met activiteiten die, gecombineerd, zowel op de markt verhandelbare goederen producecrt als
een bijdrage levert aan de produktie van een collectief goed,
waarvoor de overheid betaalt.
De quintaire sector bestaat reeds, zoals blijkt uit de hieronder
te geven voorbeelden. Tot nu toe is de analyse ervan echter
steeds partieel geweest, bij voorbeeld in het kader van discussies

1016

over privatisering, profijtbeginsel en de omvang van de collectieve uitgaven. Om inzicht in de mogelijkheden van budgettair
neutrale werkgelegenheidsstimulering te krijgen is het van belang deze activiteiten uit hun tot nu toe onbestemde positie te
halen en te groeperen in een aparte sector.
Doordat de produktie van quintaire goederen ook een collectief goed oplevert, mag de overheid bijdragen in de financiering
ervan. Deze bijdrage is echter van geheel andere aard dan overheidssteun aan niet-renderende zuivere marktproduktie. In de
quintaire sector draagt de overheid immers bij aan een reeel collectief goed. Als het subsidiebedrag verantwoord is, zal een verschuiving van de markt- en kwartaire sector naar de quintaire alleen plaatsvinden indien daarbij een stijging optreedt van de
produktiviteit. Dit vonnt een basis voor economische groei.
Quintaire activiteiten kunnen worden ingedeeld naar de wijze
waarop de ^collectieve overwaarde” ontstaat. Dit is van belang
voor de wijze van financiering van deze goederen. De overwaarde kan gelegen zijn in het fysieke produkt zelf, zoals bij biologische bestrijdingsmiddelen i.p.v. chemische en bij gerestaureerde
monumenten i.p.v. sloop en nieuwbouw. Een overheidsbijdrage
per eenheid produkt is daar het eenvoudigst. De overwaarde
kan ook in het produktieproces tot stand komen, zoals bij de
produktie van baksteen uit baggerslib en de weidevogel-vriendelijke bedrijfsvoering in de melkveehouderij. Soms is ook dan
een betaling per eenheid produkt mogelijk; soms is echter een
betaling voorspecifleke handelingen noodzakelijk. Verder kunnen diensteneen collectieve overwaarde hebben, zoals vele vormen van openbaar vervoer, preventieve gezondheidszorg, orkesten, bibliotheken enz. Omdat produktieproces en produkt
hier niet goed te scheiden zijn zal de betalingswijze zeer verschillend zijn.
Netto werkgelegenheid
Het bruto werkgelegenheidseffect van nieuwe activiteiten—dus
ook quintaire — is altijd positief. De bruto bijdrage is eenvoudig

*De auteurs zijn verbonden aan het Centrum voor Milieukunde der

Rijksuniversiteit Leiden. Dit artikel is een samenvatting van W. T. de
Groot en G. Huppes, De quintaire sector, volwaardig werk zonder extra
overheidsuitgaven, met een algemene berekeningswijze van werkgelegenheidseffecten, CML-mededelingen, nr. 13, Leiden, 1983. Bestellingen: (071) 148333, tst. 7422.

af te leiden uit de totale omzet (toegevoegde waarde), het loon-

Groeipotenties

aandeel daarin en het gemiddelde loon. Het resultaat is het aan-

tal banen dat, direct en via toelevering en investeringen, met de
activiteit is gemoeid. Het netto werkgelegenheidseffect is te definieren als het aantal volwaardig betaalde banen dat hiervan,
per saldo, in Nederland overblijft na aftrek van concurrentie- en
substitutie-effecten. Voor de berekening van het netto werkgelegenheidseffect, onder voorwaarde van budgettaire neutrali-

De groeipotenties van de quintaire sector zijn moeilijk aan te
geven, omdat het in principe gaat om nieuwe technologieen. Alleen van een groep is een beeld te krijgen, namelijk die activiteiten met positieve externe effecten die in de laatste decennia vrijwel verdwenen zijn omdat zij zonder subsidie verliesgevend

werden. Betaling voor het positieve externe effect zou deze activiteiten weer uit de rode cijfers en tot nieuw leven kunnen bren-

teit, moeten eerst alle overheidsbijdragen aan een nieuwe activiteit van de totale omzet worden afgetrokken. Immers, bij een gegeven budget leiden betalingen aan een nieuwe activiteit tot een
even grote vermindering van bijdragen aan alternatieve activi-

gen. Te denken valt aan de afvalverwerking door de schillenboer, morgenster e.d. maar ook aan de concierge en de conducteur die mede voor collectieve veiligheid zorgen en aan

teiten. Het overblijvende omzetgedeelte, dat op de markt wordt

hoogwaardige ambachtelijke activiteiten met een sociaal-cultu-

verdiend, moet vervolgens gecorrigeerd worden voor eventueel
omzetverlies in concurrerende sectoren en het importbestanddeel van de omzet, dat immers ook niet tot de creatie van banen

rij. Deze vergeten activiteiten kunnen een van de vertrekpunten

in het binnenland leidt 1). Het netto werkgelegenheidseffect zal
met name groot zijn indien er sprake is van:
• een elastische vraag naar het betreffende marktgoed;
• een geringe importbehoefte van het nieuwe produktieproces;
• een klein Nederlands aandeel in de wereldproduktie 2);

• weinig benodigde gespecialiseerde arbeid.

rele meerwaarde, varierend van haute couture tot meubelmakezijn voor nieuwe ontwikkelingen. Zo zijn voor de verwerking

van vele, ook niet huishoudelijke, afvalsoorten nieuwe milieuvriendelijke technieken ontwikkeld. Zuiver commercieel zijn de
meeste hiervan net niet toepasbaar, maar als quintaire activiteit

kan de afvalsector op korte termijn een sterke groeisector worden met een hoog aandeel netto gecreeerde werkgelegenheid.
De quintaire sector kan zo de sleutel zijn voor nieuw werkgele-

genheidsbeleid.
Als het zo berekende saldo positief is, levert dit een besparing

G. Huppes
W. T. de Groot

op uitkeringsgelden en andere overdrachtsuitgaven op. Nieuwe
activiteitsstimulering die op de kwartaire sector is gericht kan

vrijwel geen positief netto werkgelegenheidseffect hebben, terwijl het op basis van een positief werkgelegenheidseffect ondersteunen van zuivere marktactiviteiten neerkomt op het stimuleren van inferieure technologic, met een lage arbeidsproduktiviteit. Subsidiering, met name wanneer deze een permanent karakter krijgt, verstoort dan de optimale allocatie via de markt en
bemoeilijkt bij een conjunctureel herstel de aanpassing aan gunstiger marktomstandigheden. Bij quintaire activiteiten is dit niet

1) In de berekening worden geen macro-economische doorwerkingen

het geval.

opgenomen, die altijd afhankelijk zijn van het gevoerde macro-econo-

Nieuwe quintaire activiteiten zullen alleen onder bepaalde

mische beleid. De formule luidt:

voorwaarden voor subsidiering in aanmerking kunnen komen:
• het subsidiebedrag mag niet meer zijn dat wat bespaard

wordt op de werkloosheidsuitkeringen;
• het totaal van de collectieve bijdragen mag niet meer zijn dan
de waarde van het mede-geproduceerde collectieve goed.
De eerste voorwaarde garandeert budgettair neutrale werk-

gelegenheidscreatie. Gezamenlijk garanderen de voorwaarden
een optimale allocatie en een positieve welvaartsbijdrage.
De beleidsuitvoering zal zoveel mogelijk gebruik moeten maken van de werking van de markt. Hiervoor bestaan mime mogelijkheden. In sommige gevallen zal een algemene bijdrage per

eenheid produkt mogelijk zijn, b.v. voor biogas uit landbouwafval. Soms zal de waarde van het collectieve goed wel per eenheid
produkt berekenbaar zijn, maar lokaal varieren, zoals een bijdrage per voetveerpassagier. Dan is een open inschrij ving mogelijk. De eis van marktconformiteit geldt ook voor de arbeidsmarkt. Gewone CAO-lonen moeten worden uitbetaald om valse concurrentie te voorkomen die een bedreiging vormt voor

bestaande werkgelegenheid. Deze marktconformiteit garandeert, samen met genoemde twee voorwaarden, de volwaardigheid van het werk.

ESB 2-11-1983

Ea + 1

Qnl

Oef=Qa

+ Ma – Okr
Ea-Ev Q

Oef: de effectieve omzet, d.i. het tot netto werkgelegenheid leidend deel

van de omzet;
Qa en P: hoeveelheid en prijs van het particuliere (markt-)produkt van de
nieuwe activiteit;

Ea en Ev: aanbods- en vraagelasticiteit van het produkt;
Qnl/Q: het Nederlands aandeel in de totale produktie van het produkt;
Ma: de netto importbehoefte;

Okr: het deel van de omzet, onrtrokken aan krappe arbeidsmarktsegmenten.
Deling door het gemiddeld loon geeft het netto werkgelegenheidsef-

fect. Deze kwanntatieve formulering is technologie- en conjunctuurgevoelig. Bij een aantrekkende arbeidsmarkt zal het netto werkgelegenheidseffect dalen door de stijging van Okr. De in feite beschikbaar
komende macro-economische beleidsruimte door verminderde overdrachtsuitgaven is in deze formule nog niet verwerkt. Zie hiervoor de
CML-uitgave.

2) Men kan zich afvragen of het positieve werkgelegenheidseffect niet
slechts ontstaat ten koste van het buitenland, zoals bij importrestricties.
Uitgaande van een op lange termijn evenwichtige betalingsbalans is dit
evenwel niet het geval. Weliswaar wordt in het buitenland produktie verdrongen, maar in Nederland wordt meer inkomen gegenereerd, wat tot
andere aankopen in het buitenland leidt.

1017

Auteurs