De oorzaken van de economische
crisis in Polen
DRS. B. SIMATUPANG*
Op 14 juli wordt in Polen het buitengewone Negende Partijcongres gehouden. Tijdens
dat congres zullen vele ingrijpende beslissingen moeten worden genomen,
o.a. over de maatregelen die tot herstel van de economie moeten leiden. In dit artikel wordt de
weinig rooskleurige situatie van de Poolse economie geanalyseerd.
Het expansieve beleid van de eerste helft van de jaren zeventig — mogelijk gemaakt
door leningen in harde valuta — leidde wel tot snelle stijging van de investeringen, de lonen en
de werkgelegenheid maar niet tot de gewenste stijging van de produktiviteit
en de export. Het zal het congres uiterst moeilijk vallen een effectief beleid te formuleren
waarmee zowel de Poolse bevolking, de westerse banken als de Oosteuropese
bondgenoten kunnen instemmen, te meer daar volgens de auteur een dating van de
levensstandaard, bevriezing van de lonen en aanzienlijke
frictiewerkloosheid onvermijdelijk zijn.
Inleiding
Polen bevindt zich op dit ogenblik in een economische crisis
van een omvang, die zeer ongewoon is voor een land in
vredestijd. De economische achteruitgang heeft haar dieptepunt nog niet bereikt; het is zeer waarschijnlijk dat in de nabije
toekomst de economische toestand nog zal verslechteren. De
vooruitzichten voor economisch herstel op de middellange
termijn zijn uiterst onzeker.
De huidige economische crisis manifesteert zich op de
volgende wijzen:
— Polen heeft een enorme schuld aan westerse banken en
regeringen. De schuldenlast (rente en aflossing) is in 1980
opgelopen tot ca. 90% van de opbrengst aan harde valuta.
Het risico dat Polen zijn verplichtingen niet kan nakomen, met de nadelige gevolgen van dien, is groot, tenzij
er in betrekkelijk korte tijd een redelijke overeenstemming kan worden bereikt over een ..rescheduling” van
de schuld;
— het ,,netto materiele produkt” (een Marxistisch begrip
dat min of meer overeenkomt met het nationale inkomen), daalde in 1979 en 1980; een verdere daling voor
1981 van ca. 15% is reeds voorspeld. De produktiecapaciteit in de industrie is sterk onderbezet (60% en
minder) wegens gebrek aan grondstoffen, elektrische
energie, intermediaire produkten, onderdelen enz.;
— als gevolg van een jarenlang falend landbouwbeleid
andere kant is de zwevende koopkracht zo omvangrijk
geworden dat het buitengewoon moeilijk is geworden
om de inflatie onder controle te houden. De prijzen zijn
relatief star en de lijst van gerantsoeneerde consumptiegoederen (vlees, boter, vet, suiker enz.) wordt steeds
langer;
— de Poolse economie wordt geplaagd door een enorm
tekort aan brandstoffen en elektrische energie. Dit veroorzaakt vaak produktie-onderbrekingen, het onbenut
blijven van arbeid, ontwrichting van transportsystemen
enz. De produktie van kolen — de voornaamste bron van
energie en een van de belangrijkste exportgoederen —
daalde aanzienlijk vanaf de tweede helft van 1980. De
huidige verwachting voor de kolenproduktie van dit jaar
is ongeveer 167 mln. ton; 31 mln. ton minder dan de
198 mln. ton van vorig jaar;
— een groot aantal nog niet voltooide investeringsprojecten werd bevroren. Een gedeelte daarvan wordt geschrapt
of voor lange tijd uitgesteld vanwege een drastische beperking van de investeringen;
— de chaos in de planning, management en organisatie
heeft een verlammende uitwerking op de pogingen om
het produktie- en distributieproces zelfs maar gedeeltelijk te verbeteren. De arbeidsmotivatie en-discipline zijn
achteruit gegaan. De economie reageert niet meer op
de centrale leiding, terwijl een alternatief coSrdinatiemechanisme ontbreekt.
daalde de netto agrarische produktie in de tweede helft
van de jaren zeventig. Dit werd onder meer veroorzaakt
door de discriminatie van de particuliere landbouw, een
snelle uitbreiding van de in vergelijking met de particuliere landbouw minder efficient werkende collectieve
landbouw en een vermindering van de produktie en
levering van industrieprodukten die als input in de landbouw gebruikt worden. Polen is veranderd van een traditionele netto exporteur van voedsel en agrarische
produkten tot een aanzienlijke importeur van deze goe-
deren, ondanks het feit dat ca. 30% van de arbeidskrachten werkzaam is in de landbouw 1);
— Polen heeft grote tekorten aan consumptiegoederen en
diensten zoals voedsel, medicijnen, zeep enz.; aan de
668
Hoe is deze situatie ontstaan? Om deze vraag te beantwoorden moeten we de economische ontwikkelingen in
Polen van de laatste twintig jaar bekijken.
* De auteur is wetenschappelijk ambtenaar bij de yakgroep microeconomic van de Universiteit van Amsterdam. Hij dankt prof. dr.
M. Elleman, drs. R. Knaack en S. Pattipilohy voor de waardevolle
opmerkingen en hulp bij de totstandkoming van dit artikel.
1) B. Simatupang, Polish agriculture in the 1970s: some problems,
Research Memorandum nr. 8110, Department of Economics, University of Amsterdam, Amsterdam, 1981.
De economische ontwikkeling in de jaren zestig
december 1970 en de invoering van een nieuw systeem van
,,materie’le prikkels” werden gezien als maatregelen die
pasten in het sturen van de economic in de richting van het
zogenaamd ,,intensief” groeipad. Zoals bekend, rebelleerden
de arbeiders tegen de voorgestelde daling van het regie loon
en de verlaging van de levensstandaard. Dit was in de ogen
van de arbeiders een overschrijding van een voor hen nog
toelaatbare grens. Het nieuwe leiderschap onder Gierek
was gedwongen om de aangekondigde verhoging van de
prijzen en het voorgestelde bonussysteem te annuleren.
Gomulka’s groeistrategie, die de investeringen bevoordeelde, met name in de zware Industrie, werd gewijzigd ten
gunste van een meer op consumptie gerichte politiek.
Kenmerkend voor Gomulka’s economisch beleid in de
jaren zestig was zijn voorzichtigheid. In die jaren groeide
het regie gemiddelde loon slechts 1,8% per jaar in vergelijking
met een jaarlijkse groei van het netto materie’le produkt van
6%. De groei van de consumptie per hoofd was langzaam
(waarschijnlijk daalde de consumptie per hoofd zelfs in de
jaren 1968-1970). Daarentegen groeide de werkgelegenheid
in de gesocialiseerde sector relatief snel. Deze sector absorbeerde het toenemende aanbod van nieuwe arbeidskrachten,
dat voortkwam uit de ,,demografische explosie” vlak na de
oorlog. De politick van volledige werkgelegenheid, gekoppeld aan een langzame groei of stagnatie in de ree’le lonen
en daarmee samenhangend een snelle groei van de produktieve investeringen, is een typerend gevolg van de gevoerde
zogenaamde ,,extensieve-groei”-politiek.
In de jaren zestig groeide de export sneller dan de import.
Polen was een netto exporteur van voedsel en brandstof.
Derhalve namen de buitenlandse reserves in die periode
ook toe. De schulden aan het buitenland waren gering. De
groei van de landbouwproduktie sloot min of meer aan bij
de groeitrend voor de lange termijn. De produktie van
plantaardige produkten groeide echter wel sneller dan die
van dierlijke. Gomulka’s streven naar zelfvoorziening in de
graanproduktie leidde er toe dat de import van graan en
veevoeder tot een minimum werd teruggebracht; de veestapel
was over het algemeen klein, hetgeen hoofdzakelijk was
bepaald door de binnenlandse produktie van veevoeder.
De vraag naar voedsel van hoge kwaliteit (vices, vleesprodukten, zuivelprodukten enz.) overtrof bij de heersende
prijzen verreweg de produktie. In overeenstemming met
het beleid dat was gericht op een langzame groei van de
consumptie en een relatief snelle groei van investeringen,
was de groei van de kapitaalgoederensector in de jaren
zestig (de zogenaamde ,,A”-groep) aanmerkelijk groter dan
de groei van de consumptiegoederensector (de zogenaamde
,,B”-groep) (zie label 1).
Het ontwerp-Vijfjarenplan (1971-1975) dat nog onder
Gomulka’s leiderschap aan het eind van de jaren zestig was
gemaakt, was al gebaseerd op de gedachte om de economic
over te schakelen op een ,,intensief’ groeipad. De langetermijntrend van de economische groei was aan het dalen
alsmede de effectiviteit van het gebruik van kapitaal. Dit
kwam vooral gedurende de tweede helft van de jaren zestig
tot uitdrukking. Het gemiddelde aandeel van de groei van
arbeidsproduktiviteit in de jaarlijkse groei van het nationale
produkt daalde snel in de jaren zestig. Dat proces ging gepaard met een snelle aanwas van de werkgelegenheid 2). De
sociale en politieke druk om de werkgelegenheid snel uit
te breiden was nog steeds zeer sterk. De groei van de investeringen moest worden opgevoerd en in het ontwerp-Vijfjarenplan bestond weinig ruimte voor het ree’le loon. De
aangekondigde prijsverhoging van eerste levensbehoeften in
De snelle expansie in de jaren zeventig
De groei van het netto materie’le produkt in de jaren 19711975 was uitzonderlijk hoog. Hiertoe droegen op zijn minst
drie factoren bij:
1. een mobilisatie van groeireserves, die in het verleden waren
opgehoopt;
2. gunstige weersomstandigheden en een verbeterde relatie
met de boeren;
3. een verbeterde ruilvoet met het buitenland en een snelle
groei van de import van grondstoffen, halffabrikaten en
machines, welke gefinancierd werden met buitenlandse
leningen.
De tweede helft van de jaren zeventig vertoonde een omgekeerd beeld. De economische groei nam snel af en de
economie verslechterde in een ras tempo. Aan het eind van
de jaren zeventig brak er een economische crisis uit die het
gevolg was van de opeenhoping van fouten die in het verleden
in de economische politiek waren gemaakt.
Tegen het einde van 1972 besloot de regering de groeivoeten van de investeringen en de ree’le lonen aanzienlijk
te laten stijgen, veel meer dan aanvankelijk was vastgesteld
in het Vijfjarenplan (1971-1975) dat op het Zesde Partijcongres (december 1971) was aangenomen. Dit was mogelijk
geworden door grote leningen bij westerse landen af te
sluiten. Men was van mening dat een snelle groei van de
lonen gewenst was om de groei van de arbeidsproduktiviteit
te helpen versnellen. Het regime hoopte door de modernisering van de Industrie en een hoge groei van de arbeidsproduktiviteit, een hoge groei van de nationale produktie,
consumptie en export te kunnen volhouden.
2) M. Nasilowski, Analiza Czynnikow Rozwoju Gospodarczego
PRL, Warschau, 1974, biz. 25-28.
Tabel 1. Macro-economische ontwikkeling 1961-1980 (gemiddelde jaarlijkse procentuele groei, tegen vaste prijzen)
1961-1970
Binnenlands netto materieel produkt a) ………………….. …………..
Nationaal netto materieel produkt b) ……………………. …………..
Investeringen ………………………………………. …………..
Produktief kapitaal ………………………………….. …………..
Werkgelegenheid in staatssector ………………………… …………..
Industriele produktie: ………………………………… …………..
waarvan: kapitaalgoederen (,,A”-groep) ………………… …………..
consumptiegoederen (,,B”-groep) ……………… …………..
Bruto landbouwproduktie: totaal ……………………….. …………..
waarvan: gewassen ………………………………… …………..
veestapel ………………………………… …………..
Import ……………………………………………. …………..
Export ……………………………………………. …………..
1971-1979
6,0
5,8
7,4
5,1
3,3
8,4
9,6
6,6
2,3
2,6
1,9
9,4
10,2
6,8
7,3
9,9
8,6
2,3
8,3
9,8
12,8
18,4
6,5
3,8
10,1
8,3
8.4
2,2
10,2
10,1
0,9
3,8
9,3
8,7
1971-1975
6,4
5,1
7,9
19,3
10,8
1976-1979
9,8
12,0
18,4
8,0
3,5
10,4
10,6
10,4
3,7
2,3
3,1
1,7
0,0
9,1
0,8
5,8
5,3
15,4
10,7
5,5
5,9
0,3
-0,8
1,9
2,3
6,2
-2,3
-3,3
-7,9
7,9
0,1
2,1
1,6
2,4
-1,4
-3,8
1,4
-2,4
6,7
– 4,0
– 4,0
-10,0
4,0
– 0,1
– 1,3
—.—
—. —
– 9,6
-15,2
– 3,3
– 2,8
– 4,3
Bron: Z. Z. Mikolajczyk, Zycie Gospodarcze, nr. 40, 1980; idem, Report of the central statistical office….. Contemporary Poland, nr. 5, maart 1981.
a) Binnenlands netto materieel produkt = ..geproduceerde inkomen” in Marxistische terminologje.
b) Nationaal netto materieel produkt = ,,nationaal inkomen voor distribute” in Marxistische terminologie. Nationaal netto materieel produkt = binnenlands netto materieel produkt ± saldo
van de lopende rekening van de betalingsbalans.
ESB 15-7-1981
669
Het streefcijfer van de jaarlijkse groei van de investeringen
in het Vijfjarenplan (1971-1975) was 7,3%; de bereikte groei
was 18,4%. Dat was twee en half keer de aanvankelijk geplande groei. Volgens officiele cijfers groeide het aandeel
van de netto kapitaalaccumulatie in het netto materiele
produkt heel snel van 29,3% in 1971 tot 37,8% in 1975 (in
prijzen van 1971). Door de relatief lage prijzen van de kapitaalgoederen in vergelijking met de consumptiegoederen
was het aandeel van kapitaalaccumulatie in werkelijkheid
nog hoger dan het officiele cijfer. De turbulente groei van
investeringen in de jaren 1972-1975, welke de absorptiecapaciteit van de economic verre te boven ging, had een
zware investeringsdruk en verscheidene onevenwichtigheden
tot gevolg. De economic was overhit geraakt door de investeringshausse.
De groei van ree’le lonen in de jaren zestig was betrekkelijk
laag; zowel in vergelijking met de groei van lonen in de
Comecon-landen als met die van gelndustrialiseerde westerse
landen. Na het heftige arbeidsprotest in december 1970,
besloot het nieuwe leiderschap onder Gierek op het Zesde
Partijcongres in december 1971 om de groei van het gemiddelde ree’le loon aanzienlijk te verhogen tot 17,18% over
de periode 1971-1975. Dat was bijna twee maal zo groot als
de groei van het reele loon in de voorafgaande vijf jaar. Het
streefcijfer werd in navolging hiervan omhoog geschroefd.
Volgens officiele statistieken groeiden de gemiddelde ree’le
lonen in de jaren 1971-1975 echter met 41,4%. Dat is ongeveer twee en een half maal de aanvankelijke groei of vier
maal de groei in de jaren zestig.
Ongeveer 40% van de investeringsbestedingen bestond uit
arbeidskosten. Ondanks de relatief snelle groei van de arbeidsproduktiviteit in de periode 1971-1975, had het economische groeipatroon nog steeds voor een groot deel een
,,extensief karakter. Zowel de investeringen als de werkgelegenheid namen snel toe. Er bestond een sterke sociale
druk om het toegenomen arbeidsaanbod (een gevolg van de
na-oorlogse bevolkingsexplosie) door een snelle uitbreiding
van de werkgelegenheid op te vangen. De ree’le loonsom
steeg snel als gevolg van de snelle groei van zowel werkgelegenheid als van de reele gemiddelde lonen. Deze ontwikkeling verschilde duidelijk van de ,,extensieve” groeiperiode in het verleden toen de groei van de loonsom hoofdzakelijk werd veroorzaakt door de toename van de werkgelegenheid en veel minder door de stijging van de ree’le
gemiddelde lonen. De aanvankelijk geplande groei van de
ree’le lonen was realistisch en een sociale noodzaak. De
uiteindelijk bereikte groei van ree’le lonen in 1971-1975 was
daarentegen veel te groot, gelet op de mogelijkheden van
de economic om een dergelijke hoge groei van de lonen te
kunnen opvangen en de afnemende effectiviteit van hoge
loonstijgingen om de groei van de arbeidsproduktiviteit
te kunnen stimuleren 3).
De enorme economische groei in de jaren 1971-1975, gepaard gaande met een snelle groei van de investeringen,
lonen en werkgelegenheid, had geleid tot ernstige binnenen buitenlandse onevenwichtigheden. In juni 1976 werd de
regering gedwongen om de aangekondigde grote prijsverhoging van het basisvoedsel in te trekken. Zes maanden
later lanceerde de Partij op de plenaire zitting van het
Centrale Comite een programma, bekend als de ,,economische manoeuvre”, als antwoord op de groeiende interne
en externe onevenwichtigheden. Het voorzag in een drastische verlaging van de groei van de investeringen, in een
geweldige vermindering van de import uit kapitalistische
landen, in een krachtige stijging van de export, in een vergroting van de agrarische produktie en in een afzwakking
van de stijging van lonen en de werkgelegenheid. De plannenmakers hoopten dat de groei van de arbeidsproduktiviteit
zou zorgen voor een verdere economische groei door middel
van een effectief gebruik van de gemoderniseerde produktiecapaciteit en de arbeidstijd. Het programma overschatte
de ,,intensieve” groeimogelijkheden van de economic en
onderschatte de onderlinge afhankelijkheid tussen de ver670
beterde effectiviteit van kapitaal, importer! en investeringen 4). Het was onrealistisch om te verwachten dat een substantiele verbetering van het effectief gebruik van kapitaal
en arbeid zou plaatsvinden zonder economische hervormingen.
De groeivoet van de investeringen daalde drastisch in
de tweede helft van de jaren zeventig. Er bestond een neiging
om forse verminderingen van investeringen in kleine en middelgrote ondernemingen door te voeren, terwijl de grote
ondernemingen en prestigeprojecten die werden gesteund
door sterke bureaucratische belangengroepen veel minder
van investeringsvermindering te lijden hadden 5). Ten gevolge van weinig effectief centraal beheer ontstond er een tendens om de investeringen, zowel voor de afzonderlijke
ministeries, takken van industrie, en trusts proportioned te
verminderen. Dit veroorzaakte inefficienties door de ondeelbaarheid van investeringsprojecten en investeringsgoederen.
Het leidde tevens tot een voortzetting van de starre produktiestructuur en tot weinig aanpassing aan de gestelde
produktieprioriteiten in het plan. De doeleinden met
betrekking tot de export waren te ambitieus en te onrealistisch, terwijl de drastische vermindering van de import uit
kapitalistische landen de binnenlandse produktie nadelig
befnvloedde.
Vanaf 1973 is de groeivoet van de gemiddelde nominale
lonen in de gesocialiseerde industrie steeds groter geweest
dan de groeivoet van de arbeidsproduktiviteit (zie label 2).
Tabel 2. Groei van de arbeidsproduktiviteit en het
gemiddelde loon in de staatsindustrie, 1961-1979
Periode
Gemiddelde Gemiddeld
arbeids-
produktiviteit
netto notni-
Indicies van
kosten van
naal loon levensonderhoud
Gemiddeid Verhouding tussen de
refiel loon stijging van het gemiddelde loon en de arbeidsproduktiviteit
gemiddeld jaarlijkse groei in procenten
1961-1965
1966-1970
1971-1975
1976-1979
5,7
4,3
8,0
3,9
3,4
3,4
9,3
7,9
2,2
1,6
2,4
6,2
1,2
1,8
6,7
1,6
nominaal
reeel
0,60
0,79
0,21
0,42
1.16
2,03
0,84
0,41
Bron: M. Kabaj, Zycie Gospodarcze, nr. 17, 25 april 1980.
Dit werd veroorzaakt door de politieke zwakte van de regering. De groei van het beschikbare inkomen was aanmerkelijk groter dan de groei van de voorziening van consumptiegoederen en diensten tegen gangbare prijzen. Dit leidde tot
een open en onderdrukte inflatie. Volgens de officiele cijfers
steeg de inflatie zeer scherp in de tweede helft van de jaren
zeventig. Tevens was er in deze periode sprake van gecamoufleerde inflatie (,,verborgen” prijsstijgingen) en onderdrukte inflatie (gedwongen sparen, gedwongen subsituties
enz.) 6). De regering was aan de ene kant praktisch een
gevangene van het streven naar prijsstabiliteit; de stijgende
produktiekosten moesten daardoor opgevangen worden met
enorme staatssubsidies. Aan de andere kant was er sprake
van ongeorganiseerde prijsstijgingen in de vorm van verborgen prijsstijgingen, kwaliteitsverslechtering, ,,commerciele” winkels die tegen hogere prijzen verkochten, ,,binnenlandse export” (de verkoop van schaarse kwaliteitsgoederen
tegen harde valuta). Deze chaotische marktsituatie had een
demoraliserend effect op de producenten en de gebruikers.
3) M. Kabaj, Efektywnosd Wzrostu Plac, Nowe Drogi, nr. 2,1980,
biz. 131.
4) G. Blzyca, An assesment of Polish economic development in the
1970s, European Economic Review, nr. 14, 1980, biz. 107-108.
5) M. Mieszczankowski, Kryzys w Gospodarce – Przyczyny i Drogi
Wyjscia, Nowe Drogi, nr. 12, 1980, biz. 149.
6) B. Simatupang, Het inflatieprobleem in Polen (1970-1979),
Internationale Spectator, jg. 34, 1980, nr. 10, biz. 582-584.
•
Volgens de officiele cijfers groeide het gemiddelde regie
loon gedurende de tweede helft van de jaren zeventig jaarlijks met 1,3%. Deze groei werd echter meer dan volledig
teniet gedaan door de verborgen inflatie, zodat het ree’le
loon in deze periode feitelijk daalde. Twee jaar voor de
stakingsgolven in de zomer van 1980 (welke werden voorafgegaan door een feitelijke prijsstijging van vices) bevond
Polen zich reeds in een situatie van economische crisis. Het
ree’le loon daalde in 1978, volgens de officiele cijfers met
2,7%. In 1979 en 1980 daalde het netto materiele produkt
respectievelijk met 2,3% en 4%. Deze dalingen werden veroorzaakt door buitengewoon slechte oogsten en een belangrijke verslechtering van de aanvoer van grondstoffen, halffabrikaten, onderdelen, consumptiegoederen en diensten.
De zwevende koopkracht is de laatste jaren snel toegenomen. Dit werd in hoofdzaak veroorzaakt door explosie
van de nominale lonen en door de vermindering van de
produktie en het aanbod van consumptiegoederen. Het
nominale gemiddelde maandloon steeg in 1980 met 12,8%
(in het vierde kwartaal steeg het loon met 20,6% ten gevolge
van de loonovereenkomst tussen de regering en de vakvereniging Solidariteit). De industriele en agrarische produktie
daalden in 1980 respectievelijk met 1,3 en 9,6%. De werkgelegenheid bleef op hetzelfde niveau; het marktaanbod
verslechterde snel 7). De statistieken voor de eerste vier
maanden van 1981 tonen aan dat de economic hoe langer hoe
meer verslechterd: de waarde van de verkopen daalde met
10,2%, de nominale gemiddelde lonen stegen met 23,6% bij
een gelijkblijvend niveau van de werkgelegenheid en een
lichte prijsstijging 8). De roep om forse prijsstijgingen, een
voorlopige bevriezing van lonen en een ,,hergroepering”
van de overtollige arbeid (een eufemisme voor een frictiewerkloosheid, geschat op 1 miljoen arbeiders) wordt steeds
luider.
De tekorten van de buitenlandse handel, leningen en investeringen
Een van de belangrijkste oorzaken van de zware economische crisis tegen het eind van de jaren zeventig en het
begin van de jaren tachtig, was het snel toenemende tekort
in de handel met de westerse, gei’ndustrialiseerde landen.
Deze werd gefinancierd met buitenlandse kredieten, wat
leidde tot een zware schuldenlast (rente en aflossing). Het
enorme handelstekort met de kapitalistische landen was het
gevolg van de geweldige investeringswoede gedurende de
eerste helft van de jaren zeventig, een groeiend tekort in de
handelsbalans voor voedsel en agrarische goederen, alsmede
de snelle stijging van de import van grondstoffen, half- en
heelfabrikaten in de tweede helft van de jaren zeventig. Tegen
het eind van 1980 bedroeg de totale uitstaande schuld $ 23,5
mrd. De verhouding tussen de schuldenlast (rente en aflossing) en de opbrengst aan harde valuta uit de export van
goederen en diensten naar de kapitalistische landen, groeide
van 12,4% in 1971 via 26,3% in 1975 tot 83,2% in 1980 (zie
label 3). Deze verhouding verkleinde in ernstige mate de
mogelijkheden van Polen om grondstoffen, halffabrikaten,
graan, onderdelen enz. te kunnen importeren. Deze goederen
waren essentieel voor het normaal functioneren van de
economic.
De laatste jaren was de rentevoet op de geldmarkt sterk
gestegen, wat een extra belasting voor de betalingsbalans
betekende. De economische crisis wordt ernstiger naarmate
de bankiers minder geneigd zijn om nieuwe kredieten te
verstrekken voor de aflossing van oude leningen en het voldoen van verschuldigde interest en ander korte-termijnkrediet om een gedeelte van de import te financieren moeilijker
te verkrijgen is. De import van goederen moet dan worden
ingekrompen wat zeer nadelig was voor de binnenlandse
produktie.
De gehanteerde buitenlandse-kredietstrategie voorzag in
een snelle groei van de netto kapitaalimport ten einde een
buitengewoon snelle groei van de investeringen in een relatief
korte periode mogelijk te maken. Dit gold met name voor
de eerste helft van de jaren zeventig. Men had gehoopt dat de
produktie, de export en de arbeidsproduktiviteit aanzienlijk
zouden toenemen door de gedwongen uitbreiding en moder-
nisering van de produktiecapaciteit en snelle loonstijging.
De terugbetaling van de schuld zou dan kunnen beginnen
tegen het einde van de jaren zeventig zonder dat dit ten koste
zou gaan van de levensstandaard en zonder bijzondere betalings balansproblemen. Een aanzienlijk deel van de afgesloten
leningen waren middellange-termijnkredieten waarvan de
aflossingen voornamelijk in de jaren 1981-1983 moesten
plaatsvinden 9). Op het eerste gezicht leek het principe van
,,zich zelf bedruipende” investeringen en het gevolgde
kredietbeleid gezond te zijn, maar bij nader onderzoek bleek
het willekeurige investeringsbeleid van de jaren zeventig
Polen in een diepe economische crisis te hebben gestort.
De overmatige investeringsgroei en het roekeloze importbeleid hadden geleid tot enorme verspillingen in het gebruik
van produktiefactoren. Het gevoerde willekeurige investeringsbeleid resulteerde in een aantal typische verschijnselen,
zoals een zeer breed ,,investeringsfront” (het aanvangen van
een zeer groot aantal van investeringsprojecten op min of
meer hetzelfde moment), investeringsspanningen (steeds langer wordende constructieperioden van investeringsprojecten),
een vraag naar bouwmaterialen die de binnenlandse produktiecapaciteit te boven ging enz. De regering trachtte het
vuur van de investeringswoede te blussen door een drastische
vermindering van de groei van de investeringen in de tweede
helft van de jaren zeventig. Dit streven staat bekend als de
,,economische manoeuvre”. De regering slaagde er echter
niet in de investeringsuitgaven te laten dalen in overeenstemming met de nieuwe prioriteiten met betrekking tot de
investeringen (export, agrarische produktie en consumptiegoederen). De exportsector deed het slecht. De gerealiseerde
exportcijfers bleven ver achter bij de ambitieuze streefcijfers
die voor de tweede helft van de jaren zeventig waren opgesteld.
Als gevolg van de investeringshausse in de jaren zeventig
hoopte zich een enorme massa van gestarte investeringsprojecten (,,inwestycyj zaangazowanie”) op in de gesociali-
7) Report of the Central Statistical Office …, Contemporary
Poland, nr. 5, maart 1981.
8) Ch. M. Po Czterech Miesiacach, Zycie Gospodarcze, nr. 22,
31 mei 1981.
9) A. Lubowski, Gdzie sie Podzialy te Miliardy?, Zycie Gospodarcze,
nr. 18, 3 mei 1981.
label 3. Handel van Polen met kapitalistische landen (in mrd. $ per ultimo)
1977
1973
Netto-schuldpositie per ultimo (midden- en lange termijn) ….
2,3
2,0
+0,3
1,2
0,4
12,4
2,6
2,7
-0,1
1,5
0,4
5,1
4,8
-1,4
2,8
0,5
7,2
-2,1
4,8
1,0
5,7
8,7
-3,0
7,6
1,5
26,3
6,1
8,9
-2,8
11,2
2,1
34,4
6.8
8,6
-1,8
14,3
3,1
45,6
7,4
8,9
-1,5
16,9
4,5
60,8
8,4
10,3
-1.9
20,7
6,3
75,0
10.1
10,8
-0,7
23,5
8,4
83,2
Bron: A. Lubowski, Zycie Gospodarcze. nr. 18, 1981.
ESB 15-7-1981
671
seerde sector. De waarde daarvan werd geschat op ca. Zl. 700
mrd. in 1975 en op ca. Zl. 1.300 mrd. in 1980 10). Eengroot
gedeelte van de bevroren investeringen bestaat uit geimporteerde machines en uitrustingen. Polen was gedwongen om
de investeringen drastisch te besnoeien en een niet gering
deel van de bevtoren investeringen zal moeten worden geschrapt. Onder de huidige omstandigheden zou het irrationeel zijn om de importintensieve investeringsprojecten af
te maken, omdat de nieuwe gecree’erde produktiecapaciteit
hoogstwaarschijnlijk niet of nauwelijks benut zal worden
wegens een gebrek aan harde valuta. De ervaring heeft geleerd dat de afkoeling van een oververhitte invesleringssector en de beslissing, welke van de onafgemaakte investeringsprojecten moet worden uitgesteld of geschrapt, buitengewoon moeilijke en kostbare kwesties zijn 11).
De.onbeperkte hausse op het gebied van technologische
samenwerking (gemeenschappelijke produktie, licentie- en
patentovereenkomsten) tussen westerse en Poolse ondernemingen droeg ook bij tot de gestegen importgevoeligheid
van de Poolse industrie. De produktie in de nieuw opgezette
fabrieken die gebouwd zijn op basis van de technologische
samenwerking met westerse firma’s, is uiterst afhankelijk
van de import van grondstoffen, halffabrikaten en eindprodukten uit het westen 12). Een tekort aan buitenlandse
valuta heeft voor deze bedrijven desastreuze gevolgen. Zo
werkte bij voorbeeld de fabriek van autobussen die gebouwd
werd na het verlenen van een licentie door de Franse firma
Berliet, in 1980 op niet meer dan 20% van de geplande produktiecapaciteit. Men kon niet aan de harde valuta komen,
die nodig waren om essentiele onderdelen te kunnen kopen
13).
Het feit, dat men de benodigdheden voor de lopende industrie in toenemende mate alleen via import kan verkrijgen,
is e6n van de zwaarste en tegelijkertijd een van de moeilijkst
oplosbare problemen, die het onsamenhangende investeringsbeleid heeft nagelaten 14). In de eerste helft van dejaren
zeventig was de jaarlijkse groeivoet van de import uit de
kapitalistische landen gemiddeld meer dan vier keer zo groot
dan die in de voorafgaande vijf jaar. In de tweede helft van
de jaren zeventig werd de import uit kapitalistische landen
drastisch verminderd (zie label 4). Het grote economische
probleem van de eerste helft van de jaren zeventig was de
overmatige stijging van de import, met name de import van
kapitaalgoederen voor de uitbreiding van de produktiecapaciteit, die de absorptiecapaciteit van de economic te
boven ging. Het grote probleem van de tweede helft van de
jaren zeventig werd daarentegen gevormd door de drastische
van de jaren zeventig. Het netto materie’le produkt daalde
in 1979-1980 zelfs in absolute zin.
Deze daling van de industriele produktie in 1980 wordt door
sommigen toegeschreven aan de golf van arbeidsstakingen in
de tweede helft van 1980. Dat is echter een geweldige oversimplificatie. Men moet het verkeerde economische beleid van
de regering er zeker bij betrekken. Wel moet wordengezegd dat
de verminderde werkdiscipline en de verkorting van de werkweek nadelig waren voor de produktie. Maar de directe oorzaak van de geweldige daling in de produktie was toch de
scherpe daling van de aanvoer van geimporteerde en/of
binnenlandse geproduceerde grondstoffen, halffabrikaten,
elektriciteit, onderdelen enz. Het tekort aan deze goederen
was al jaren aanwezig, maar het werd groter en zwaarder in de
afgelopen jaren.
De strategic van ,,importgeleide groei” 15) heeft zonder
enige twijfel geholpen om de industrie van Polen te moderniseren. De kosten waren echter te hoog. De technologic die
uit het westen geimporteerd werd, dateerde grotendeels uit
de jaren zestig en werd begrijpelijkerwijs bepaald door de
lage prijzen van brandstof, energie en ruwe grondstoffen
van dat moment. Vandaag de dag kan men veel klachten
horen over het hoge grondstoffen- en energieverbruik van
de Poolse industriele produktie. Hier komt nog bij dat het
traditionele plannings- en managementsysteem niet of
nauwelijks pogingen stimuleert om op brandstof, energie
en ruwe grondstoffen te bezuinigen.
De zo gehoopte ,,investeringsoogst” in de vorm van een
vergrote groei van de export naar de kapitalistische landen
in de tweede helft van de jaren zeventig, die noodzakelijk
was voor het kunnen terugbetalen van de leningen, werd
niet gerealiseerd. Integendeel, de groeivoet van de export
naar de kapitalistische landen daalde aanzienlijk in de
tweede helft van de jaren zeventig (zie label 4). De officiele
verklaring tol nu loe schrijft deze daling toe aan de economische recessie in het weslen. Deze verklaring is misleidend.
De daling in de groeivoet van de export naar de socialistische
landen was groler dan die naar de kapilalistische landen.
De daling in de groei van de export naar de kapitalistische
landen kan beler worden Verklaard uil de beperkingen in hel
aanbod 16), dan door een vermindering van de vraag naar
de exportproduklen van Polen len gevolge van de economische recessie in hel weslen.
Hel invesleringsprogramma was minder gerichl op exportmarkten. Er beslond geen nauw verband tussen het gebruik
van de buitenlandse kredieten en de uilbreiding van die
produktiecapaciteit waarvan de produklen konden worden
vermindering van de import, met name de daling van de
gebruikl voor de terugbetaling van leningen. Die nieuwe of
import van grondstoffen en halffabrikaten, wat een nadelig
effect had op de lopende produktie. Tekorten aan grondstoffen, halffabrikaten en onderdelen hadden geleid tot
onderbenutting van produktiecapaciteit, stagnatie in de
produktie en verlies aan arbeidsuren. De cumulatieve,
benedenwaartse beweging werkte als een ,,bottleneck-multiplier”: het tekort aan grondstoffen versterkte de daling in
de produktie en de vermindering van de exportcapaciteit van
gemoderniseerde produktiecapaciteit was grotendeels gerichl
op de produklie van eindproduklen voor de binnenlandse
markl. De produklie in deze mel de hulp van weslerse lechnologie, machineriee’n en uitrustingen, gemoderniseerde
industriele installalies was voor een zeer grool deel afhankelijk van geimporteerde inpuls. Bovendien was een gedeelle
van de korte- en middellange-termijnleningen gebruikt voor
investeringen in projeclen mel een zeer lange lerugbelalingsperiode, zoals bij voorbeeld hel delven van grondsloffen,
zodal de lerugbetalingen niel volledig konden worden opgevangen door nieuwe exportcapaciteit op de korte en middel-
de economic, terwijl deze laatste weer leidde tot een vermindering van de import enz.
De groei van de economie daalde sterk in de tweede helft
Tabel 4. Gemiddelde jaarlijkse groei van de buitenlandse
handel van Polen (tegen vaste prijzen en in procenten)
Periode
1966-1970 …
1971-1975 …
1976-1979 …
totaal
Import
socialistische
landen
8,0
15,3
2,4
Export
kapitatistische
landen
totaal
socialistische
landen
kapitalistische
landen
10,3
6,2
8,3
6,3
26,4
-1,4
8,4
10,7
9,9
12,0
6,8
8,9
8,4
Bron: W Rydygier, Zycie Gospodamy. nr. 41, 1980.
672
6,2
5,3
10) Ch. M., Zamrozenie i Zaangazowanie, Zycie Gospodarcze,
nr. 21, 24 mei 1981.
11) T. Gornicka, Dopiero Pierwszy Krok, Zycie Gospodarcze,
nr. 10, 8 maart 1981.
12) W. Rydgier, Zludzenia i Rzeczywistosc, Zycie Gospodarcze,
nr. 41, 12 oktober 1980; S. Cheltowski, Czy Jestesmi na Dnie?,
Zycie Gospodarcze, nr. 14, 5 april 1981.
13) S. Gruzewska, Jak do Tego Doszlo?, Polityka, nr. 42,18 oktober
1980.
14) A. Lubowski, op. cit.
15) S. Gomulka, Growth and the import of technology: Poland
– ” 1971-1980, Cambridge Journal of Economics, jg. 2, 1979, nr. 1.
16) W. Rydgier, op. cit.
lange termijn 17). Dat betekende dat Polen gedwongen was
om nieuwe leningen te sluiten. Daar kwam nog bij dat de
constructieperiode van de invesieringsprojecten veel langer
duurde dan was gepland, waardoor de terugbetaling uit de
nieuw gecregerde produktie werd vertraagd.
De vooruitzichten voor een snelle groei van de export naar
kapitalistische landen op de korte termijn zijn somber. De
exportkansen van de industrieprodukten naar het westen
zijn minimaal, en het hervatten van de export van agrarische
produkten is onzeker. De voorspelde grote produktiedaling
van kolen in 1981 (de export van kolen was een belangrijke
bron van harde valuta) zal leiden tot een zware terugval in
de export van Polen. Gegeven de algemene dating van de
produktie zal de export in versterkte mate moeten concurreren tegen een dringende binnenlandse vraag.
Het falen van het systeem ,,geplande chaos”
Tot nu toe werd gepoogd om de economische crisis in
Polen te verklaren als het resultaat van fouten in het economisch beleid. Met name hebben wij gewezen op de gevolgen
van het onsamenhangende investeringsbeleid, de explosieve
groei van de lonen en het daarmee samenhangende roekeloze
import- en kredietbeleid. In het algemeen is een zig-zagkoers
in het economisch beleid in een staatssocialistische economie
al voldoende om een ,,politieke-conjunctuurcyclus” voort
te brengen 18). De crisis zou kunnen worden gezien als het
dal van deze politieke-conjunctuurcyclus.
Poolse dissidente economen wier geschriften al meer dan
twee jaar circuleerden v66r de stakingsgolven vorig jaar
zomer, waren toen al van mening dat de economie in een
,,crisissituatie” verkeerde. Volgens hen moest de crisis niet
worden gezien als een normale conjuncturele teruggang,
maar veeleer als een crisis van het systeem, met inbegrip van
een crisis van de sociale structuur en het politieke en morele
systeem 19). De voornaamste conclusie waartoe dezeauteurs
kwamen was dat de ,,systematische fouten” in het economisch beleid die uiteindelijk leidden tot de economische
crisis tegen het einde van de jaren zeventig, hoofdzakelijk
voortkwamen uit het ,,niet democratische sociopolitieke
systeem” van de Poolse maatschappij 20).
In een economie met beperkte middelen leidt de drang naar
economische expansie, die diep geworteld zit in het denken
en het dagelijks handelen van de besluitvormers in de ondernemingen, tot een permanente, ,,onverzadigbare” investeringshonger 21). In een situatie waarin de budgetrestrictie
van een onderneming nauwelijks werkt, wordt de vraag naar
investeringen niet beknot door angst voor verlies of faillisement. Aangezien de toestemming om te mogen investeren
door de aanvrager als een geschenk wordt ervaren, zal
niemand vrijwillig afstand doen van het willen bevredigen
van zijn behoefte om te investeren. Volgens Kornai is het
bestaan en de reproduktie van ,,investeringsspanning” 22)
een wezenlijk kenmerk van een staatssocialistische economie. De spanning veroorzaakt voortdurende tekorten
in de economie. De besluitvormingsorganen op het middenen hogere niveau kennen geen zelfbeperking wat betreft de
aanvragen van investeringsmiddelen. Het keuzevraagstuk
van ,,investeringen versus consumptie”, zeer bekend in de
economische-groeitheoriee’n, schijnt uitsluitend aan de top
van de besluitvormende hierarchic (centrale planners) te
worden gevoeld. Een effectieve centrale controle is daarom
uiterst belangrijk voor het goed kunnen functioneren van
een traditioneel plannings- en managementssysteem in een
socialistische economie.
De investeringsspanning wordt groter naarmate het centrale economische beleid de economische groeivoet opschroeft,
de landbouw verwaarloost en de kapitaalgoederen bevoordeelt bij het toewijzen van investeringsmiddelen. De grote
toevloed van buitenlands kapitaal, waardoor de economie de mogelijkheid kreeg de groeivoet van zowel de investeringen als de consumptie te verhogen, hielp aanvankelijk
ESB 15-7-1981
om de investeringsspanning te verlichten. Maar Giereks
ambitieuze beleid betekende dat de economische groei en de
investeringen groter waren dan het absorptievermogen van
de economie en een veilige buitenlandse kredietlimiet. Deze
politick had de investeringsspanning weer verhoogd. De
import van westers kapitaal en technologic functioneerde
als een substituut voor de veel te lang achtergebleven economische hervormingen. Het regime hoopte hiermee de efficientie van het kapitaalgebruik en de groei van arbeidsproduktiviteit te verbeteren. In 1973 werd een beperkte hervorming geintroduceerd. Bedrijven werden samengevoegd
tot trusts, ,,grote economische eenheden” (WOG), die echter
kort daarna werden ,,gemodificeerd” en later praktisch
verwaarloosd. Het planningssysteem raakte hoe langer hoe
meer ,,gedesorganiseerd”. Zelfs het jaarlijkse plan had iedere
economische betekenis verloren, omdat het merendeel van de
centrale beslissingen genomen werd buiten het plan om.
De economie werd min of meer geleid door arbitraire beslissingen van de ,,bureaucratische belangengroepen” die in
een machtspositie verkeerden 23). De economie was op hoi
geslagen onder invloed van een ongecontroleerd investeringsproces. Deze situatie kon ironisch beschreven worden
als een ,,geplande chaos” 24).
Maatregelen tot stabilisering
Een serie maatregelen die de noodzakelijke voorwaarden
voor een geleidelijk economisch herstel kunnen scheppen,
is dringend noodzakelijk. De meest belangrijkste problemen
die opgelost moeten worden zijn:
— overeenkomsten met westerse banken om de aflossingsen renteverplichtingen van de buitenlandse leningen
opnieuw vast te stellen;
— een realistisch inkomensbeleid;
— een forse prijsstijging van consumptiegoederen (waarschijnlijk een gedeeltelijke prijscompensatie voor bepaalde sociale groepen);
— het waarborgen van een voldoende kolenproduktie ten
behoeve van het binnenlands gebruik en de export;
— het stimuleren van de agrarische produktie, bij voorbeeld
door het scheppen van een gunstig sociaal-economisch
17) W. Rydgier, op. cit.; R. Fortes, The Polish crisis: Western
economic policy options, Londen, 1981, biz. 13-14.
18) M. Ellman, Socialistische planning in theorie en praktijk,
Alphen a/d Rijn, 1980, biz. 191-195.
19) Voor een analytische beschouwing van verscheidene dissidente
geschriften over de economische situatie in Polen voor het uitbreken
van de stakingsgolf vorig jaar zomer, zie W. Brus, Problemy Gospo-
darcze Polski, Kullura, nr. 7/382-8/383, 1979, biz. 205-216.
20) Voor een algemene discussie over de kwestie van het verband
tussen politieke democratisering, socialisatie van de produktiemiddelen en economische efficientie in de Engelse taal door twee
Poolse economen, die in het buitenland leven, zie W. Brus, Socialist
ownership and political system, Londen 1975; S. Gomulka, Econo-
mic factor in the democratization of Socialism and the socialization
of capitalism, Journal of Comparative Economics, jg. 1, 1977,
nr. 4, biz. 398-409; W. Brus, Political system and economic efficiency:
the East-European context, Journal of Comparative Economics,
jg. 4, 1980, nr. 1, biz. 40-55.
21) J. Kornai, Economic of Shortage, Amsterdam, 1980, biz.
191-195.
22) De aanwezigheid van investeringsspanning bevat op zijn minst
drie onderling samenhangende componenten:
a. het totaal van de investeringsaanvragen pverschrijdt altijd de
vastgestelde investeringsquota; een spanning tussen aanvragen
en quota;
b. veel goedgekeurde investeringsprojecten kunnen niet worden
uitgevoerd op basis van de geplande input-output combinatie
en het geplande schema; het investeringsplan is zeer strak;
c. het officieel goedgekeurde investeringsplan kan niet volledig
worden bevredigd vanwege onvoldoende materiele voorzieningen
van de toeleveringsbedrijven van produktiegoederen en diensten.
Er is een spanning tussen de aanvankelijke vraag en de feitelijk
aanwezige bronnen (zie: J. Kornai, 1980, biz. 199-202).
23) Uwaga …, op. cit., biz. 15.
24) W. Brus, Na Marginesie ,,Uwag o Sytuacji Gospodarczej Kraju,
Aneks, nr. 20, 1979, biz. 43-46.
673
klimaat voor de boeren, het verhogen in de aanvoer van
agrarische inputs, het ontmantelen van bureaucratische
opstakels in de landbouw enz.;
— monetaire en fiscale maatregelen gericht op een vermindering van de enorme inflatoire zwevende koopkracht;
— organisatorische en prijshervormingen die een voorwaarde zijn voor een bredere en verderstrekkende hervorming.
Al eerder werd opgemerkt dat de huidige crisis in Polen
niet alleen een zuiver economische crisis is die kenmerkend
is voor de geindustrialiseerde kapitalistische landen. Ze
is tevens een crisis van het sociaal-politieke systeem. Derhalve is het onvoldoende de mogelijke uitkomst van een
economisch stabilisatieprogramma te beoordelen zonder de
kans op een werkbare sociaal-politieke consensus daarbij
te betrekken. Beide zijn namelijk van elkaar afhankelijk.
Bij het schrijven van dit artikel heeft de regering geen werkbaar programma voorgesteld, noch het economische initiatief naar zich toegetrokken. De lokale problemen worden
opgelost door middel van beslissingen van de nieuwe, autonome sociale en politieke krachten aan de basis. Het ontwerp-Partijprogramma, een discussiestuk voor het buitengewone Negende Partijcongres, te houden op 14 juli, geeft
de algemene lijn voor het sociaal-economische stabiliseringsprogramma aan. Voor het merendeel houdt het programma
zich echter bezig met de problemen van politieke vernieuwing
(,,odnowa”) 25).
De vooruitzichten op een economisch herstel op middellange termijn zijn onzeker. De voorwaarden van een nieuw
betalingsschema van de schuldenlast zijn nog onduidelijk,
zeker nu Polen niet in staat is gebleken de rente en aflossingen voor dit jaar te voldoen. Wel werd eerder dit jaar
een algemene overeenkomst met westerse regeringen bereikt
om de betaling van verschuldigde rente en aflossingen uit
te stellen 26). De westerse banken hebben Polen verzocht
veel meer gedetailleerde informatie te verstrekken en een
uitvoerbaar economisch stabiliseringsprogramma op te
stellen alvorens zij kunnen instemmen met een nieuw
betalingsschema van de Poolse schulden 27). Het is de vraag
of er een werkbare consensus kan worden bereikt over de
noodzakelijke prijs voor een economisch herstel en economische hervormingen (zoals een dating van de levensstandaard,
een bevriezing van de lonen, frictiewerkloosheid enz.) en
de verdeling hiervan over de sociale groepen. Zo niet, dan
zal een stabiliseringsprogramma zeker ernstige gevolgen
hebben voor de groei van arbeidsproduktiviteit, de arbeidsdiscipline en de sociale rust. Voor een eventueel economisch
herstel is het opvoeren van de kolenproduktie een minimale
vereiste. Tot nu toe zijn de pogingen om tot overeenkomst
te komen met de mijnwerkers om de produktie te verhogen,
echter niet geslaagd. De vooruitzichten voor de agrarische
produktie zijn moeilijk te schatten, omdat deze sterk afhankelijk zijn van de weersomstandigheden, de beschikbaarheid
van agrarische inputs, de readies van de boeren op de recente
verhoging van de door de staat betaalde prijzen voor de
agrarische produkten enz. Een duidelijke vergroting van de
oogst zou de binnenlandse voorziening van voedsel en grondstoffen aanzienlijk kunnen verbeteren. Een vermindering
van graanimport zou immers buitenlandse valuta vrijmaken
voor de import van industriele grondstoffen, halffabrikaten enz.
Op lange termijn geven de geweldige politieke, sociale
en morele ,,vernieuwings”-processen die in de zomer van
1980 in gang zijn gezet enige hoop op economisch herstel
en hernieuwde groei.
Batara Simatupang
25) Zalozenia Programowe na IX Nadzwyczajny Zajzd PZPR,
Trybuna Ludu, 8 mei 1981.
26) Financial Times, 15 mei 1981.
27) Financial Times, 27 juni 1981.
Het Staatsdrukkerij- en Uitgeverijbedrijf is een modern
geoutilleerd grafisch bedrijf waar de produktie en de
uitgave van drukwerk voor de Rijksoverheid verzorgd
worden.
Op korte termijn kan geplaatst worden een: