Ga direct naar de content

De omkeerregel onder vuur

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: januari 21 1998

De omkeerregel onder vuur
Aute ur(s ):
Keuzenkamp, H.A.
Ve rs che ne n in:
ESB, 83e jaargang, nr. 4136, pagina 49, 23 januari 1998 (datum)
Rubrie k :
Van de redactie
Tre fw oord(e n):
bankw ezen, pensioenen, vergrijzing

Hoewel het nieuwjaarsartikel van Sweder van Wijnbergen primair ging over de problemen op de arbeidsmarkt, hebben de meeste
critici hun pijlen op een ander onderdeel gericht 1. Daardoor komt de discussie over een heffingskorting nog nauwelijks op gang,
terwijl er wel een ware pensioenrel is uitgebroken. In komende nummers van ESB kunnen over beide onderwerpen interessante
bijdragen verwacht worden. Qua relevantie doen ze niet voor elkaar onder.
Het pensioendebat gaat over de merites van de ‘omkeerregel’. Pensioenbesparingen worden nu van de belasting afgetrokken, om later als
inkomen belast te worden. Onder stringente voorwaarden hoeft dat niet verstorend te werken. Als de tarieven van de huidige aftrekpost
en toekomstige belasting gelijk zijn is er bij de omkeerregel slechts sprake van uitstel van belasting, waar rationele individuen en een
rationele overheid rekening mee zullen houden. Het individu spaart extra voor de komende belastingheffing, de overheid accepteert
tijdelijk een hoger financieringstekort. Er is echter een aantal redenen waarom de omkeerregel wel degelijk verschil uitmaakt.
Ten eerste is het tarief waartegen de aftrekpost wordt verrekend gemiddeld ongeveer 45%, tegen het tarief op het daarop volgende
pensioeninkomen ongeveer 25%. Dat verschil wordt deels veroorzaakt door de progressie in het belastingstelsel: de piek in het inkomen
tijdens het arbeidsleven wordt uitgesmeerd over het arbeids- en pensioenleven, zodat het hoogste marginale tarief minder snel van
kracht is. Belangrijker is het speciale bejaardentarief in de eerste schijf (19,85% voor bejaarden tegen 36,35% voor gewone stervelingen;
de slimme bejaarde die naar Spanje verkast betaalt 0%). Dit overblijfsel van de operatie-Oort mag gerust de belastingroof van de eeuw
genoemd worden. Maar als Van Wijnbergen hier een einde aan wil maken, waarom dan niet gewoon het bejaardentarief (cohortgewijs)
afgeschaft? Onder meer omdat de voordelen van de omkeerregel voor de hoge inkomens door het ontwijken van de progressie dan nog
blijven bestaan. Voor de goede orde: hoewel Van Wijnbergen in één adem een vlaktaks van 35% voorstelt vervalt de progressie niet. De
heffingskorting zorgt voor een stijgend gemiddeld belastingtarief.
Ten tweede maakt de omkeerregel herverdeling tussen generaties mogelijk. Bovenberg noemt dat een groot voordeel 2. Toch is het de
vraag of we hier blij mee moeten wezen. Naast allerlei speciale voorzieningen voor ouderen is er al de AOW, die hiervoor bedoeld is. De
vraag is of de overheid daarnaast ook tussen beter gefortuneerden moet willen herverdelen. En de vervolgvraag is wat leeftijd daarmee
van doen heeft. Leeftijd wordt in rechtvaardigheidstheorieën zelden als relevant criterium beschouwd. Behoeftigheid wel. Als die bij
ouderen groot blijkt te zijn, dan zal dat toch niet voor alle ouderen gelden en is leeftijd dus een ondoelmatig herverdelingscriterium. Dit
alles nog afgezien van het feit dat momenteel de omkeerregel in het voordeel van welgestelden werkt, dankzij de genoemde structuur van
de belastingtarieven.
Naast herverdeling leidt de omkeerregel ook tot risicoverevening tussen generaties. Als door een ramp de huidige beroepsbevolking
plots een laag inkomen krijgt, blijft de belastingbasis relatief breed dankzij de heffing op pensioenuitkeringen. Het argument lijkt vooral
relevant bij uitzonderlijke omstandigheden (oorlog), waarvoor uitzonderlijke heffingen denkbaar zijn.
Een ander gevolg van de omkeerregel is dat de overheid (door de latente belastingclaim) verkapt deelnemer wordt in de
pensioenvermogens, en dus deelt in het risico van de beleggingen. Ook dit wordt door Bovenberg als voordeel genoemd, maar wederom
geldt de vraag of dit werkelijk gewenst is. Het feit dat de rente op overheidsschuld lager is dan het rendement op de beurs betekent niet
dat de overheid daarmee een legitieme grond heeft om zich in naam van de belastingbetaler op Beursplein 5 te vestigen. Het behoort niet
tot de kerntaken van de overheid om met belastinggeld (dat tijdelijk bij pensioenfondsen is geparkeerd) te speculeren op de beurs.
Bovendien is er een zuiverder manier om de overheid te betrekken in vermogenswinsten van pensioenfondsen. Die heeft betrekking op
de belastingvrijstelling voor collectieve pensioenvermogens, het tweede doelwit van Van Wijnbergen. Deze vrijstelling benadeelt
alternatieve pensioenbesparingen. Voor geëmancipeerde burgers is er geen noodzaak om de ‘tweede pijler’ van (collectieve)
pensioenbesparingen te bevoordelen boven op maat gesneden private pensioenvoorzieningen. Een heffing op vermogenswinsten is dan
ook gerechtvaardigd, zowel op grond van inkomenspolitiek als op grond van het vergroten van transparantie en bevorderen van
keuzevrijheid. De hogere pensioenpremie die de fondsen zullen vragen om de heffing te compenseren stimuleert het kostenbewustzijn
van de premiebetalers. Ze zullen daardoor een meer bewuste keuze kunnen maken voor alternatieve manieren van sparen voor de oude
dag.
De argumenten voor de omkeerregel zijn minder sterk dan vele critici van Van Wijnbergen suggereren. Of daarmee het lot ervan bezegeld
is, valt te betwijfelen, maar we mogen hopen dat de huidige fiscale behandeling van pensioenbesparingen zal sneuvelen

1 S.J.G. van Wijnbergen, Nederland weer aan het werk , ESB, 7 januari 1998, blz. 4-8.
2 A.L. Bovenberg, Fiscus en vergrijzing: naar een ander fiscaal systeem? Weekblad voor Fiscaal Recht, 24 december 1992, blz. 18191830.

Copyright © 1998 – 2003 Economisch Statistische Berichten (www.economie.nl)

Auteur