Ga direct naar de content

De markt voor woningen

Geplaatst als type:
Gepubliceerd om: maart 15 2000

De markt voor woningen
Aute ur(s ):
Sector nationale rekeningen CBS (auteur)
Meer informatie is te vinden in het Jaarb oek Wonen 2000, Kluwer en CBS, 2000
Ve rs che ne n in:
ESB, 85e jaargang, nr. 4247, pagina 231, 17 maart 2000 (datum)
Rubrie k :
Statistiek
Tre fw oord(e n):
economie, samenleving

De woningvoorraad in Nederland bedraagt ongeveer 6,5 miljoen. Jaarlijks worden daar ongeveer negentigduizend koop en
huurwoningen aan toegevoegd. Het percentage koopwoningen neemt jaarlijks toe en bedraagt momenteel bijna 51 procent. Het
kwantitatieve woningtekort bedraagt volgens het Ministerie van VROM 96 duizend woningen. Dure koopwoningen en goedkope
huurwoningen zijn in dit tekort oververtegenwoordigd.
Koopwoningen
Zeven op de tien woonconsumenten hebben voorkeur voor een koopwoning. De grote vraag naar koopwoningen hangt samen met een
aantal factoren:
» de lage hypotheekrente die de nadelige gevolgen van een hogere huizenprijs voor een deel opheft en daarmee de lasten van een
hogere hypotheek;
» de koopkracht die zich de laatste jaren gunstig ontwikkeld heeft, met name voor mensen met een betaalde baan;
» de financieringsmogelijkheden die ten opzichte van enkele jaren geleden flink vergroot zijn doordat een tweede inkomen steeds vaker
meetelt bij de bepaling van de minimaal haalbare leencapaciteit terwijl het aantal tweeverdieners toeneemt;
» de huren die sneller gestegen zijn dan de inkomens en meer dan de hypotheeklasten, waardoor het voor huurders aantrekkelijk is om
een huis te kopen;
» de gunstige economische vooruitzichten.
De vraag naar koopwoningen wordt voor een kwart opgevangen door nieuwbouw. In 1998 bedroeg de aanwas door nieuwbouw 68
duizend koopwoningen. De overige 201 duizend transacties betroffen bestaande koopwoningen.
Eigenaar-bewoners verhuizen in tweederde van de gevallen opnieuw naar een koopwoning (zie figuur 2), zodat voor nieuwkomers op de
markt voor koopwoningen per saldo die woningen resteren die aan de bestaande voorraad worden toegevoegd plus de woningen die
vrijkomen doordat eigenaar-bewoners verhuizen naar een huurwoning (gemiddeld 148 duizend per jaar). Van de huishoudens die in de
periode 1994-1998 naar een koopwoning zijn verhuisd bestaat een vijfde deel uit starters op de woningmarkt. Ongeveer zes op de tien
starters zijn tweeverdieners en een kwart alleenstaanden. Van de doorstromers is de helft afkomstig uit een huurwoning en de helft uit
een koopwoning.

Figuur 2. Doorstromers naar vorige en huidige eigendomsvorm, 1994-1998

Huurwoningen
Huishoudens met een hoofdbewoner boven de 65 jaar of onder de 25 jaar vragen in overwegende mate huurwoningen. De middelbare
leeftijdsgroepen zijn meer op de koopsector georiënteerd (figuur 3). Vooral mensen met lagere inkomens wonen in een huurwoning.

Figuur 3. Leeftijd hoofdbewoner van huur- en koopwoningen, 1998, in procenten
Woningcorporaties en gemeentelijke woningbedrijven zijn met driekwart van het totaal aantal huurwoningen de belangrijkste aanbieders
van huurwoningen. De sociale huursector bezit ruim eenderde van de woningvoorraad in Nederland. De overige huurwoningen zijn in
het bezit van institutionele beleggers, particuliere instellingen en huishoudens.
Net als in de koopsector verhuizen huurders voor het merendeel binnen de huursector. Van de doorstromers die in een huurwoning gaan
wonen komt driekwart uit een huurwoning (figuur 2). De starters op de woningmarkt komen merendeels in een huurwoning terecht
(figuur 1).

Figuur 1. Starters en doorstromers naar eigendomsverhouding,1994-1998

Copyright © 2000 – 2003 Economisch Statistische Berichten (www.economie.nl)

Auteur